Een kuiken met een menschen-aangezigt.
In den voorleden Jaare (1801) liet een Jood, te Posen, in Zuid-Pruissen, voor geld zien een Kuiken met een Menschen-aangezigt. Dit Kuiken was uitgebroed op een Landgoed niet verre van Wreschen, of Wrzesnia, in het District van Posen; en de Jood had hetzelve ontvangen, ter vereffening van eene kleine Snyders-rekening, welke de Eigenaar des Landgoeds hem schuldig was, die verzekerde, dat een ander even zo gevormd Kuiken ten zelfden tyde door dezelfde Hen was uitgebroed, doch 't welk kort daarop stierf. Het Kuiken, 't welk door den Jood leevende vertoond werd, had een zeer leevendig voorkomen, was volwassen, en meer dan een jaar oud. Het lichaam was bedekt met veelverwige vederen, en, zo ver als dat gedeelte van den hals, waar het hoofd begon, in geenen deele door iets zonderlings verschillende van andere Kuikens. Het hoofd ging in grootte dat van andere Kuikens niet te boven; maar het was zonder vederen, en bedekt met een vel van eene eenigzins blaauwagtige kleur. De oogbolletjes waren juist gevormd als in een menschen-aangezigt, en daarover twee boogen van zeer fyn dons, vormende regelmaatige wenkbraauwen. Het bovenste gedeelte van den bek was zulkerwyze geboogen en afgeknot, dat het een welgemaakten