Een vreemd natuurverschynzel.
Omtrent het midden van September 1802 deed zich een zeer ongemeen Verschynzel voor in eenen Berg, grenzende aan Loch Tay, in de Hooglanden van Schotland. Een Schaapenhoeder weidde zyne Kudden omstreeks den top des Bergs, wanneer hy eensklaps overvallen werd door een regenbui van Steenen, rondsom hem nedervallende. Verschrikt door zulk eene ongewoone vertooning, verliet hy met allen spoed den Berg, en ging naar de Dorpen, gelegen in de laage landen beneden, verhaalende het ontzettend wonder, door hem gezien. De Inwoonders gaven hem weinig geloof; evenwel, daar het geloof aan Geesten en andere zonderlinge verschynzelen niet geheel vreemd is in dat gedeelte des Koningryks, bewoog hy eindelyk eenigen van hun, om de plek te gaan bezigtigen, en zichzelven van de zaak te vergewissen. Ter plaatze komende, waren zy niet min verbaasd dan hy, den grond, als 't ware, geheel bezaaid te vinden met een groot