Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1802
(1802)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– Auteursrechtvrij
[pagina 520]
| |||||||||||||||||
Proeven en waarneemingen op eenige steenen metaalagtige zelfstandigheden, die, op onderscheide tyden, gezegd worden op aarde te zyn nedergevallen - alsmede over verscheide soorten van zuiver gevonden yzer. Door Edward Howard, Esq. F.R.S.(Uit de Philosophical Transactions of the Royal Society, for 1801.)
De overeenstemming eener menigte van gebeurtenissen schynt het onlochenbaar vast te stellen, dat zekere Steen- en Metaalagtige Zelfstandigheden, op onderscheide tyden, op Aarde zyn nedergevallen. Derzelver oorsprong, of vanwaar dezelve kwamen, is, myns oordeels, nog met volkomene duisternis omgeeven. De berigten van deeze byzondere zelfstandigheden, in de vroegere Gedenkschriften, zelfs in die van de Koninglyke Societeit, gaan ongelukkig gepaard met verhaalen, welke wy thans als fabelagtig aanzien; en de oudere historien van Steenen, uit den Hemel nedergevallen, van Jupiter, of uit de wolken gekomen, hebben baarblyklyk zulke zelfstandigheden doen verwarren met die men de naamen gaf van Ceraunia, Boetilia, Ombria, Brontia, enz. - naamen, geheel ongeschikt voor zelfstandigheden, op onzen Aardkloot nedergevallen. Eenige deezer naamen misleiden, andere zyn van geene betekenis. Het woord Ceraunia, by misnoeming, afgeleid van den veronderstelden oorsprong, schynt, zo wel als Boetilia, oudtyds gebruikt te zyn om veelerlei Steensoorten aan te duiden, die glad en van verscheidenerlei gedaanten waren, doch meestal wigswyze of driehoekig; men heeft ze zomtyds beschreeven als werktuigen, zomtyds als orakels, en zomtyds als Godheden. De betekenis der naamen Ombria, Brontia, enz. schynt aan dezelfde onzekerheid onderhevig. In zeer ouden tyde geloofde men, dat 'er Steenen, gelyk men verhaalde, daadlyk uit den Hemel vielen, of van de Goden kwamen: deeze, 't zy door onkun- | |||||||||||||||||
[pagina 521]
| |||||||||||||||||
de, of misschien met bygeloovige inzigten, werden verward met andere Steenen, die, door derzelver vaste zamenstelling, beter geschikt waren om tot verscheidenerlei werktuigen gevormd te worden, en aan welke men goedvondt eene soort van geheimzinnige eerbiedenis te bewyzen. - In laatere dagen heeft men, dewyl uitbarsting en een slag doorgaans de nederdaaling van zodanige zelfstandigheden vergezelden, in onkunde den naam van Donder-steenen daaraan toegevoegd: en wanneer eene verscheidenheid van zelfstandigheden toevallig zich voordoet, digt by gebouwen en boomen door den blixem getroffen, heeft men, in onkunde, de Steenen en het Metaal, daar gevonden, zeer ongerymd, aan die oorzaak toegekend. Dan, zints de verschynzels van den Blixem en van de Electriciteit bevonden zyn zo zeer met elkander overeen te komen, is het denkbeeld van Donder-steenen belachlyk geworden. Dan het bestaan van byzondere zelfstandigheden, op Aarde nedergevallen, kan ik niet twyfelen aan te neemen; en op de overeenstemming van verscheide welbevestigde gevallen laat ik deeze verzekering berusten. De Heer king, de geleerde Schryver van de Remarks, concerning Stones, said to have fallen from the Clouds, in these Days, and in ancient Times, heeft aanhaalingen bygebragt van de hoogste oudheid, spreekende van nedergevallene Steenen; en, oordeelde men het noodig, oude getuigenissen te voegen by die, door een zo bedreeven Oudheidkundige aangehaald, men zou gebruik kunnen maaken van de aanhaalingen van den Heer falconet, in diens Verhandeling over de Boetilia, te vinden in de Histoire des Inscriptions & Belles Lettres; van de aanhaalingen in zahn's Specula Physico-mathematica HistorianaGa naar voetnoot(*); van de Fisica Sotteranea, door giacinto gemma; van de Werken van plinius en meer anderen. Dr. chaldini heeft, in zyne Aanmerkingen over de Klompen Yzer, in Siberie gevonden, en andere Klompen van dezelfde Soort, alsmede in zyne Waarneemingen over de Vuurklooten en harde Lichaamen, uit den Dampkring nedergevallen, meest alle heden- | |||||||||||||||||
[pagina 522]
| |||||||||||||||||
daagsche voorbeelden van verschynzelen van deezen aart verzameld. De Heer southey geeft een verhaal, geregtlyk bekragtigd, van een Steen, tien ponden weegende, in Portugal den 19 Feb. des Jaars 1796 gevallen, en nog warm van den grond opgenomen. De eerste deezer zonderlinge zelfstandigheden, met welke de Chymie zich bemoeid heeft, was een Steen, door den Abbé bachelay aan de Fransche Academie gezonden. Dezelve werd den 13 September des Jaars 1768, nog heet zynde, gevonden, door lieden, die denzelven zagen vallen. Wy treffen 'er deeze beschryving van aan: ‘De zelfstandigheid van deezen Steen is van eene bleek aschgraauwe kleur; door een vergrootglas bekeeken, zag men dat dezelve bezet was met kleine schitterende metaalagtige punten, bleek geel van kleur; de bovenste oppervlakte, die, volgens den Abbé bachelay, den grond niet geraakt hadt, was overdekt met een zeer dun bekleedzel van zwartagtige stoffe, op eenige plaatzen verheven, en scheen gesmolten geweest te zyn. Deeze Steen gaf geen vonken, als men het binnenste met staal sloeg; dan uit het buitenste bekleedzel, 't geen door het vuur aangetast scheen, kreeg men eenige vonken.’ De soortlyke zwaarte van dien Steen was als 3535 tot 1000. - De Academisten bevonden, by het ontbinden daarvan, dat dezelve bevatte
De Academisten beslooten hieruit, dat de Steen, door den Abbé bachelay aan de Academie gezonden, den oorsprong niet verschuldigd was aan den Donder; dat dezelve niet uit den Hemel was gevallen, noch gevormd door mineraale zelfstandigheden, door den Blixem gesmolten; en dat dezelve niets anders was dan eene soort van Vuursteen, zonder iets byzonders te hebben, behalven een Leverlugt, door Zeezuur daaruit losgemaakt; - dat deeze Steen, welke misschien bekleed was met een dun overtrekzel van aarde, door den blixem getroffen en dus ontdekt werd; dat de | |||||||||||||||||
[pagina 523]
| |||||||||||||||||
hette genoegzaam sterk geweest was, om de oppervlakte van het getroffen gedeelte te doen smelten, doch niet lang genoeg aanhieldt, om tot den binnenkant door te dringen; te welker oorzaake de Steen niet ontbonden werd. De hoeveelheid van metaalagtige stoffe, daarin begreepen, minder wederstands biedende, dan een ander lichaam, aan den stroom der electrieke stoffe, bragt misschien de bepaaling van de richting des Blixems te wege. Het daarover ingediend stuk besloot met aan te merken, hoe het zeer zonderling was, dat de Heer morand de Zoon een stuk van een Steen hadt aangeboden, uit de ommestreeken van Coutances, welke desgelyks gezegd werd uit de lugt gevallen te zyn; alleen daarin verschillende van den Steen des Abbés bachelay, dat dezelve geen Leverlugt van zich gaf door Zeezuur. Nogthans oordeelden de Academisten, dat uit deeze gelykvormigheid geen gevolg kon getrokken worden, dan alleen, dat de Blixem by voorkeus gevallen was op de Vuursteenstoffe. De Heer barthold, Hoogleeraar in de Centraale Schoole van den Opper-Rhyn, gaf, zo verre ik weet, het volgende en laatste ontbindend verslag van den Steen, door hem Pierre de Tonnere (Donder-steen) geheetenGa naar voetnoot(*). Hy beschryft dien in deezer voege: ‘De Steenklomp, bekend onder den naam van Pierre de Tonnere d'Ensisheim, omtrent twee Quintalen zwaar, is rondagtig, bykans ovaal van gedaante, ruw, en donker aardagtig van voorkomen. De grond van den Steen is van eene bleek graauwe kleur, doormengd met op zichzelve staande crystallen van vuursteen; derzelver crystallisatie is verward, op eenige plaatzen schubagtig, opeengehoopt, knoopen en kleine aderen vormende, die den Steen in allerlei richtingen doorloopen. De vuursteen is goudkleurig; gepolyst, schittert dezelve als staal, en aan den dampkring blootgesteld, wordt dezelve dof en bruin. Men kan 'er met het bloote oog in ontdekken graauw schubagtig Yzer-erts, niet zwavelagtig, 't welk door den Zeilsteen wordt | |||||||||||||||||
[pagina 524]
| |||||||||||||||||
aangetrokken, een weinig geoxideerd, of zeer naby komende aan den metaalstaat. - By het doorbreeken vertoont zich die Steen korrelagtig, en de korrels eenigzins digt op elkander gepakt; aan den binnenkant ziet men zeer kleine spleeten. Met staal geslaagen, geeft de Steen geen vuur; de zamenvoeging is zo zagt, dat dezelve zich ligtlyk door een mes laat snyden. Door stampen wordt dezelve zeer gemaklyk tot een blaauwagtig graauw poeder gemaakt, 't welk een aardreuk heeft. Nu en dan ziet men kleine crystallen van Yzererts, die grooter wederstand aan den stamper bieden.’ De soortlyke zwaarte van het stuk, 't welk de Hoogleeraar barthold bezat, was 3233, gedestilleerd water op 1000 gesteld zynde. - De ontbinding geeft de Hoogleeraar barthold in deezer voege op, in honderdste gedeelten:
Uit de uitwendige kenmerken, en volgens deeze ontbinding, houdt de Hoogleeraar den Steen van Ensisheim voor een Aardagtigen Yzersteen, en is van gevoelen, dat onkunde en bygeloof daaraan een wonderdaadigen oorsprong gegeeven hebben, aangekant tegen de eerste begrippen der Natuurkunde. Ik moet hier byvoegen, als onmiddelyk tot dit onderwerp behoorende, een verhaal, reeds geboekt in de Werken der Koninglyke Societeit; te weeten een Brief, door den Heer w. hamilton ontvangen van den Graaf van bristol, gedagtekend Sienna 12 July 1794. ‘Te midden van eene allergeweldigste Donderbui, vielen omtrent een douzyn Steenen, van onderscheide zwaarte en grootte, voor de voeten van eenige persoonen, mannen, vrouwen en kinderen. De Steenen zyn van zulk eene hoedanigheid, als in geen gedeelte van Sienna voorkomen. Zy vielen omtrent agttien uuren naa de verschriklyke uitbarsting van den | |||||||||||||||||
[pagina 525]
| |||||||||||||||||
Vesuvius; eene omstandigheid, welke eene menigte van zwaarigheden oplevert, ten opzigte van de oplossing deezes zeldzaamen verschynzels. Of deeze Steenen werden gevormd in deeze vuurige verzameling van wolken, welke een zo buitengewoon zwaaren Donder uitgaven; of, 't geen even ongelooflyk is, zy werden door den Vesuvius uitgebraakt, op eenen afstand van niet minder dan 250 mylen, - oordeel dan over de parabola, door dezelve beschreeven. De Wysgeeren hier ter plaatze neigen tot de eerst gegeevene oplossing. Ik verlang zeer, Mynheer! uw gevoelen te weeten. Myne eerste tegenwerping was tegen het gebeurde geval zelve; doch ten dien opzigte zyn 'er zo veele ooggetuigen, dat het onmogelyk schynt, die baarblyklykheid te wederspreekenGa naar voetnoot(*).’ Sir william hamilton schynt een stuk van een der grootste Steenen ontvangen te hebben, meer dan vyf ponden zwaar, en hy hadt een ander gezien van omtrent één pond. Hy merkte op, dat de buitenzyde van elken daar gevonden Steen, die men verzekerde uit de lugt, digt by Sienna, gevallen te zyn, blykbaar eerst nieuwlings verglaasd en zwart was, alle blyken draagende van door eene zwaare hette doorgegaan te zyn: de binnenzyde was van eene ligtgraauwe kleur, vermengd met zwarte plekken, en eenige glinsterende deeltjes, die de Geleerden aldaar voluit gezegd hadden vuursteendeeltjes te weezen. In den Jaare 1796 vertoonde men te Londen een Steen, zes-en-vyftig ponden zwaar, vergezeld van verscheide Verklaaringen door Persoonen, die betuigden denzelven op den 13 December 1795 te hebben zien nedervallen, naby Wold-Cottage, in Yorkshire, omtrent drie uuren naa den middag. Dezelve was doorgedrongen door twaalf duimen aarde en zes duimen vaste kalkrots; en, zich dus begraavende, hadt de Steen eene verbaazende hoeveelheid van aarde tot op een grooten afstand geworpen: by den val hoorde men eene menigte van losbarstingen, omtrent zo zwaar als een pistoolschot. In de omliggende Dorpen hadt men de gehoorde geluiden voor kanonschoten op zee gehouden; doch op twee nabygelegene Dorpen was men zo zeer overtuigd, dat 'er in de lugt iets zonderlings voorviel omstreeks de wooning van den Heer topham, dat vyf of zes | |||||||||||||||||
[pagina 526]
| |||||||||||||||||
Persoonen kwamen, om te zien, of 'er ook iets zonderlings gebeurd ware ten huize van dien Heer, of op diens Landgoed. Wanneer men den Steen uit den grond haalde, was dezelve warm, rookte, en gaf een sterken zwavelreuk van zich. De richting, in welke hy kwam, was, zo verre men uit onderscheidene verhaalen kon opmaaken, uit het Zuidwesten. De dag was zagt en beneveld; eene lugtsgesteldheid, zeer algemeen te dier plaatze, als het niet winderig of stormagtig is: doch men zag, den geheelen dag, geen blixem, noch hoorde eenigen donder. Geen zodanig een Steen is in dien oord bekend. 'Er was geene uitbarsting in den grond; en uit de gedaante kon men besluiten, dat dezelve van geen Gebouw kwam: en dewyl het weêr verre van ongestuimig was, deedt 'er zich geene waarschynlykheid altoos op, dat die Steen ergens van een Rots was afgescheurd; ook zyn de naaste Rotzen, die van Flamborough Head, op een afstand van twaalf mylen. De naaste Vulcaan is de Hecla, op Ysland. De vertooning van deezen Steen, als eene zeldzaamheid, welke men liet kyken, strekte in geenen deele, om het verhaal van deszelfs nederdaaling uit de wolken, welke men in een aankondigings-papier ter plaatze der vertooning vermeldde, geloofwaardigheid by te zetten; veel min kon dit medewerken, om de tegenbedenkingen op de uit de lugt gevallene Steenen, aan de Koninglyke Societeit vertoond, weg te neemen. - Dan de Voorzitter van de Koninglyke Societeit, altoos onvermoeid werkzaam om het belang der Weetenschappen te bevorderen, waarneemende, dat de Steen, op die wyze vertoond, geleek op dien, hem gezonden als een van de te Sienna gevallene, kon door geen vooroordeel misleid worden: hy verkreeg een stuk van dien vreemden Steenklomp, en verzamelde veele aantekeningen, dergelyke verschynzels beschryvende. Eindelyk werd hem, in den Jaare 1799, een verhaal toegezonden van Steenen, in de Oost-Indiën gevallen, door john lloyd williams, Esq., 't welk, door deszelfs onbetwistbaare egtheid, en door de treffende gelykvormigheid, welke 't zelve heeft met andere verhaalen van uit de lugt gevallene Steenen, allen vooroordeel moet verbannen. De Heer williams heeft naderhand een meer uitgewerkt verslag van het vallen dier Steenen gezonden, 't welk wy vervolgens onzen Leezeren zullen mededeelen. |
|