| |
| |
| |
Mengelwerk, tot fraaije letteren, konsten en weetenschappen, betrekkelyk.
Redenvoering, strekkende om aan te toonen, dat groote volkstoejuiching geen bewys van groote verdiensten oplevert. Door wylen W. Enfield, L.L.D.
(Uit het Engelsch.)
Wee u, wanneer alle de Menschen wél van u spreeken!
Christus. Luk. VI:26.
De betuiging onzes Heeren, ‘Wee u, wanneer alle Menschen wél van u spreeken!’ door den Euangelieschryver mattheus niet geboekt, is door lukas bewaard, in diens kort verslag van 's Heilands Leerreden op den Berg.
In den eersten opslag hebben deeze woorden een wonderspreukig voorkomen; en daar dezelve veronderstellen, 't geen te denken is dat niet ligt staat te gebeuren, dat eenige Persoonen zo gelukkig zyn, dat zy elks lofspraake wegdraagen - en daar zy schynen tegen te gaan die natuurlyke begeerte der menschlyke natuure, welke ons aandryft, om de algemeene goedkeuring der menschen, als een begeerlyk voorwerp, na te jaagen.
Gereedlyk zullen wy de eerste zwaarigheid wegneemen, door aan te merken, dat deeze woorden gehouden moeten worden voor eene soort van Spreekwoordlyken Stelregel, welke met eenige ruimte moet opgenomen, en niet naar de volle uitgestrektheid der letterlyke meening verstaan worden. Schoon het niet waar moge weezen, dat van iemand, in den striktsten zin, wél gesproken worde door alle menschen, verwerven veelen eene zo hooge maate van Volksgoedkeuring, dat de uitdrukking, in eenen algemeenen en spreekwoordlyken
| |
| |
zin, daardoor geregtvaardigd wordt. - Belangende de schynbaare onbestaanbaarheid deezes Grondregels met dat natuurlyk beginzel, de zugt tot roem, deeze zal onmiddelyk verdwynen, indien men een regtmaatig begrip vormt van het gebruik en de waarde deezes beginzels, in vergelyking met andere van een hooger natuur in de zedelyke gesteltenis van 's menschen geest. Het zal uit den verderen loop deezer Verhandelinge blyken, dat de eigenste bedenkingen, die het onschuldig en zelfs verdienstlyk keuren, door zekere middelen toejuiching te verwerven tot eene zekere maate, toonen, hoe het misdaadig is, die, door alle middelen, en in alle gevallen, na te jaagen.
Ongetwyfeld is 'er iets, hoogst aangenaam voor een welgesteld hart, in de stemme der toejuichende goedkeuring. Dit ontstaat uit de deelneeming, welke wy begrypen dat anderen stellen in onze bedryven, en de hoogachting, met welke wy veronderstellen dat wy door hun beschouwd worden; hieruit ontleent ons leeven een der streelendste bekoorlykheden. Waar is de man, zo geheel ontbloot van alle achtgeeving der wereld, dat hy zich in staat bevinde om gelukkig te weezen, verzekerd, dat allen kwaad van hem spraken? Zelfs wanneer zulk eene algemeene kwalykspreeking iemand overkwam door misvatting of vooroordeel, zonder eenig weezenlyk gebrek aan zynen kant, dan nog dezelve te ondergaan met eene volkomene onverschilligheid, zou eene maate van ongevoeligheid vorderen, die geheel onnatuurlyk is, of eene hoogte van wysheid en deugd veronderstellen, meer dan menschlyk. - Zo natuurlyk is onze zugt om gepreezen te worden - zo zeer zyn wy 'er op gesteld om bewonderd te worden, bewonderingshalven alleen, onafhanglyk van de verdiensten, welke wy mogen veronderstellen dat zulks doen gebooren worden, dat men 'er onder ons weinigen aantreft, die geene moeite aanwenden, om, in de oogen van anderen, wyzer, ryker, en, in 't een of ander opzigt, beter te weezen, dan wy waarlyk zyn. - Wie smaakt niet eenige zelfvoldoening, als hy gevierd en gestreeld wordt wegens begaafdheden, welke hy niet bezit, ten minsten niet in die maate, als partydige vrienden, of schoonpraaters, zulks doen voorkomen?
De waarheid der zaake, nogthans, is, dat geen lof iets te beduiden hebbe, dan die steunt op weezenlyke verdiensten. Naar het oordeel van een verstandig man,
| |
| |
kan het goed gevoelen van anderen alleen in zo verre begeerlyk weezen, als zy bevoegde en onpartydige beoordeelaars zyn van iemands character. Indien zy, door onkunde, waarde stellen in daaden, welke in de daad geene zedelyke verdiensten hebben; of indien zy, door vooroordeel of drift, veronderstellen, dat een gedrag pryslyk is, 't geen met de daad misdaadig moet gekeurd worden, - is hunne goedkeuring zo verre van een regtmaatig voorwerp der eerzugt te weezen, dat dezelve met versmaading verdient bejegend te worden. Om waarde te stellen op het goede, 't welk iemand van ons vermeldt, wordt 'er meer vereischt. Eer ik my kan verzekerd houden, dat ik genoegen behoor te scheppen als iemand wél van my spreekt, moet ik zo veel vertrouwen stellen op zyn gezond verstand en braafheid, dat ik hem in staat en genegen keur om recht over myn character te oordeelen; ik moet eene vaste overtuiging bezitten van zyne eerlykheid, dat hy, in het geeven zyner toejuiching, het waare gevoelen van zyn hart te kennen geeft. By dit alles moet komen eene inwendige bewustheid, dat wy den lof, ons gegeeven, met de daad verdienen. De Man, wiens geweeten hem zegt, dat hy verdient algemeen veragt te worden, kan weinig voldoenings raapen, schoon hy hoore dat allen wél van hem spreeken.
Indien die lof alleen hoog te schatten is, die dus welverdiend en eerlyk gegeeven wordt, dan laat het zich gereedlyk begrypen, dat, om algemeenen lof een waardig voorwerp van begeerte te doen worden, meer wysheids in het beoordeelen, meer deugds in de bedryven noodig zy, dan men kan verwagten in den tegenwoordigen onvolmaakten staat der menschlyke natuure en der menschlyke Maatschappye. In de daad, indien alle menschen hunne eerzugt vestigden op het verkrygen van die begaafdheden, welke verstandige en zedelyke verdiensten uitmaaken, en alleen goedkeuring zogten wegens gesteltenissen en bedryven, in zichzelve pryswaardig; - indien, aan den anderen kant, alle menschen elk onwaardig en beuzelagtig voorwerp van bewondering aan een zyde stelden, eenpaarig beslooten hebbende om alleen toejuiching te schenken aan Characters, vercierd met de weezenlyke voortreflykheden van wysheid en deugd; dan zou goed berugt te zyn in 't algemeen de belooning weezen van zich onderschei- | |
| |
dende waarde, en een mensch zou geen ander bewys noodig hebben van verdiensten, dan dat men wél van hem sprak. Doch, daar de menschen voortvaaren om lof te zoeken en te schenken onder den invloed van dwaalende begrippen en bedorvene driften, staat het te wagten, dat dezelve zo veelvuldig onverdiend besteed, als onregtmaatig onthouden wordt. Menschen kunnen groote verdiensten bezitten, en nogthans veragt; weinige, en egter gepreezen worden: en mogen wy, overzulks, als een algemeenen grondregel te neder schryven, die den geest van de Leer onzes Godlyken Meesters uitdrukt: ‘Dat vry algemeenen lof te verwerven, geen onfaalbaar teken van zich onderscheidende verdiensten oplevert, maar veeleer een vermoeden van het tegendeel.’
Om deeze Leer op te helderen en te staaven, mogen wy verder aanmerken, dat eene vry groote maate van algemeene toejuiching kan verworven worden door de laagste en misdaadigste middelen; dat deeze veelal het uitwerkzel is van vreesagtigheid, slaafschheid en dubbelhartigheid, en naauwlyks immer de belooning van verheevene en zonderlinge verdiensten.
In de eerste plaats kan eene vry groote maate van die openlyke goedkeuring verkreegen worden door de laagste en misdaadigste middelen. Misschien zal het niet ongepast weezen, ter staavinge van deeze aanmerking, by te brengen het voorbeeld van die Groote Mannen, gelyk zy genaamd worden, die, onder de verblindende Tytels van Helden en Vermeesteraars, de geessels en pesten des Menschdoms geweest zyn. Waaraan hebben de alexanders en cesars, van ouden en laateren tyde, hunnen roem te danken, dan aan dien onleschbaaren dorst na magt en hoogen staat, die, om het voorgestelde oogmerk te bereiken, niet schroomde daaraan op te offeren de dierbaarste regten der Menschen, den eigendom, de rust en het leeven van millioenen hunner medemenschen? Hoe zeer moeten de denkbeelden der menschen verward, en hun oordeel verdwaasd geweest zyn, eer zy 'er toe kwamen om roof en moord roemryke verrigtingen te heeten, en deeze doorlugtige Plunderaars in de schitterendste bladen der Geschiedenisse te vereeuwigen! - Dan, om hierby niet langer staan te blyven, hoe veele voorbeelden leveren de verhaalen van oude tyden en de onder- | |
| |
vinding van laatere dagen niet op van menschen, die, geheel beginzelloos, en onder den invloed der laagste driften, door middel van uitsteekende begaafdheden, middel vonden om zich bemind te maaken en hunne snoode oogmerken te bereiken? Veronderstel een Man, begaafd met de wondere behendigheid om zich naar alle characters te schikken; die by lieden van strenge zeden even zo zich vertoont; die by loshoofden losbandig, by de jongen vrolyk, by de ouden ernstig, by de voorzigtigen schroomvallig, by de onderneemenden stoutmoedig is: - het valt gemaklyk te voorzien, dat een mensch van dien wisselzieken aart, zo lang hy de kunst bezitte om voor het oog des algemeens de onbestaanbaarheid en verregaande bedorvenheid van zyn character te bedekken, eene algemeene bewondering verwekken, en, ten zelfden tyde dat
hy hoogst bedorven en snood is, in zekere maate door allen wél van zich zal doen spreeken - Maar, om door zulke middelen als deeze Volkstoejuiching te verwerven, worden groote bekwaamheden gevorderd. Dit einde wordt dikmaaler en gemaklyker bereikt, door laagheid, slaafschheid en dubbelhartigheid
Wanneer een Jongeling zich op het tooneel des leevens begeeft, met een ruimen voorraad van natuurlyke goedaartigheid, welke hem doet overhellen om ras voldaan te zyn over zichzelven, en vermaak te scheppen in anderen te behaagen, is hy eigenaartig begeerig om elks goedwilligheid te verwerven, en houdt zich gereedlyk verzekerd dat het geenzins eene onvolvoerbaare taak is elk te behaagen. Ten vollen bewust van zyne eigene goede oogmerken en geneigdheden, en onkundig van de vooroordeelen en grilligheden, die de menschen rondsom hem beheerschen, vermoedt hy, dat 'er, om zyn oogmerk te bereiken, verder niets noodig zal weezen dan een weinig omzigtigheids, inschiklykheids en oplettenheids; en wanneer eene ongemeene zagtheid van aart zich vereenige met een bevallig voorkomen, met de bykomende aantreklykheden van een ruimen staat, en andere voordeelige omstandigheden, is het mogelyk, dat een bykans algemeene toegenegenheid, ten minsten een tydlang, verworven worde door middelen, volkomen onschuldig en pryslyk. - Maar het is over 't algemeen niet te verwagten, dat zy, die, by hunne intrede in de wereld,
| |
| |
op eene verregaande wyze bezorgd zyn om elks lof en goedkeuring weg te draagen, in staat zullen weezen, dit hun oogmerk te bereiken, zonder zekere maate van laagheid en misdryf. Zy zullen het doorgaans noodzaaklyk vinden, zich meester te maaken van de dikwyls te passe komende kunst van zich te schikken. Het moet een voorwerp van onaflaatende aandagt weezen, zich zo veel mogelyk te plooijen naar de geaartheid en begrippen der zodanigen, met welken zy verkeeren, en met de uiterste zorgvuldigheid alle gelegenheid te vermyden om iemand aanstoot te geeven. Te deezer oorzaake moet men een zorgvuldig stilzwygen in acht neemen omtrent alle onderwerpen, die den ligt prikkelbaaren geest van tegenspraak opwekken. De ongerymdste gevoelens, de ongegrondste verzekeringen moeten onopgemerkt doorgaan; laster, vuile reden, en Godsdienst onteerende gesprekken, moeten onberispt gehouden worden. Zelfs dan, wanneer de deugd het spreeken vordert, zal de vrees van aanstoot te geeven hun doen zwygen; - of is het zwygen niet langer mogelyk, dan bezigt men die soort van taal geenzins, welke meest zou strekken om de zaak der waarheid of der deugd dienst te doen, maar die strekt om zich in de goede gunste in te wikkelen; en veel is het in de daad, indien zy, om dit einde te bereiken, zich kunnen bedienen van zodanige voorstellingen, als binnen de perken van onschuld en eerlykheid liggen. De overgang van omzigtige agterhoudenheid tot listige streeken van dubbelzinnigheid, en van deeze tot rechtstreeksche valschheid, is zeer gereed; en zy, die 'er zeer op gesteld zyn om allen te behaagen, zullen niet lang schroomvallig blyven ten opzigte van de middelen.
Indien, om de goede gedagten en het wél spreeken van anderen te verwerven, het noodig is, zich te gelaaten goed te keuren, wat zy in hun hart wraaken; om de knieën te buigen voor den man, dien zy veragten; om te kruipen en te vleijen, waar een edele inborst verfoeit en versmaadt; om de grilligheid van eenen dwaazen te vieren; om de ondeugden eens snooden ten dienste te staan; om de plans van eenen schurk te bevorderen - met één woord, om deelgenooten van eens anders misdryven te worden: - dit alles valt hard; de opoffering is groot; maar hetgeen men 'er voor krygt is al te dierbaar, om het niet, tot welk een prys ook,
| |
| |
te koopen! Op deeze wyze worden de menschen vaak verzogt, door de vrees voor nadeel uit niet bewilligen, of door de hoop op voordeel uit het gunstig gevoelen van anderen, tot een lafhartig verbergen of laage verlaating hunner beginzelen; - in deezer voege wordt braafheid ten prooije gegeeven, het geweeten verkragt, en 't schroomlykst kwaad bedreeven, door de ydele eerzugt om door allen wél van zich te hooren spreeken. Of, wanneer, in eenige gelukkige gevallen, de gevolgen van eene verregaande zugt tot Volkstoejuiching zo misdaadig niet zyn; wanneer het zomtyds gebeure, dat een mensch zyne onschuld bewaart, en ten zelfden tyde algemeene goedkeuring wegdraagt, - dan nog zal men mogen beweeren, dat men naauwlyks ooit ziet, dat zulks ten deele valt aan een Man van verheevene en zonderlinge verdiensten.
Eenige schitterende daaden van Heldenmoed, Vaderlandsliefde, of Menschenmin, mogen algemeene aandagt trekken, bewondering baaren, en van eene algemeene toejuiching gevolgd worden; dan het is over 't algemeen waar, dat een Character, 't geen zich onderscheidt door uitsteekende wysheid en deugd, te verheeven is om volkbehaagend te weezen. Een Man, die zich boven zyne medemenschen verheft, door de grootheid zyner begrippen, en de weldaadigheid zyner oogmerken, is al te zeer bedagt op de groote ontwerpen, welke zyne gedagten bezig houden, en al te vuurig in het voortzetten zyner edele poogingen, dan dat hy in staat zou weezen om zich te vernederen tot het doen van die kleinigheden, welke het Volk inneemen. - Indien zyn oogmerk is, om de drukkende lasten zyner medemenschen te verligten, door eenig uitgestrekt plan van menschlievenheid te volvoeren; om den voorspoed des Lands, waartoe hy behoort, te bevorderen, door eenig stelzel van algemeen nut te volmaaken; om het Menschdom te ontheffen van de elenden der onderdrukking, door het kloekmoedig voorstaan der Regten van den Mensch, en het onderschraagen van de edele zaak der Vryheid; of, eindelyk, om de wereld te verlossen van de tyranny des Bygeloofs en Priesterbedrog, door juiste en vrye denkbeelden van den Godsdienst in te boezemen: - welke ook de byzondere weg zy, langs welken hy het Menschdom wil verpligten, is hy 'er meer op gesteld, om door daadlyke
| |
| |
dienstbetooningen, of ten minsten door roemwaardige poogingen, zich verdienstlyk by 't zelve te maaken, dan om algemeene toejuiching te verwerven. Te deezer oorzaake maakt hy, in het voortzetten zyner bedoelingen, geen gebruik van vermomming, van kunstenaary, gaat niet te raade met anderer zinnelykheid of belang, buigt zich niet naar hunne vooroordeelen; maar volgt één eenpaarig, met zichzelven bestaanbaar plan van braafheid en zugt tot algemeen welzyn. ‘'Er is,’ gelyk zeker uitmuntend Schryver te regt en fraai heeft opgemerkt, ‘eene grootmoedigheid in verheevene waarde, welke alle vermommingen schuwt en verwerpt, en zich wil vertooren gelyk zy waarlyk is.’ - Men kan niet verwagten, dat van zodanig eene onzelfzoekende goedheid, hoe verheeven ook, overal wél gesproken zal worden. Men mag veeleer vreezen, dat dezelve zomtyds tot dwaalingen en onvoorzigtigheden zal vervallen, van welke mindere verdienste vry is, en zich dus onnoodig onderwerpen aan de kwaadspreekenheid van vyanden, en zelfs aan de berispingen van voorzigtiger en beschroomder vrienden. Even gelyk, in het schryven, groote Vernusten zomtyds tot onnaauwkeurigheden vervallen, die menschen met mindere begaafdheden zouden vermyd hebben, zo zullen, in het leeven, bykans onvermydelyk, buitenstappen gepaard gaan met die kragt en drift der ziele, welke verheevene deugd kweekt. Die uitsteekenheden zullen, 't is waar, by bevoegde regters, overvloedige vergoeding schenken voor de gebreken, ja dezelve bykans vernietigen; maar deeze eigenste gebreken zullen door de onkundigen verkeerd geduid, door de bevooroordeelden vergroot, en door dit alles de beker des lofs met geen gering inmengzel van kwaadspreekenheid gevuld worden.
Men voege hierby, dat verheevene verdienste zeer hoog zweeft boven de bevatting van gemeene zielen, en dikwyls enkel by gebrek van wel begreepen te worden de schatting des welverdienden lofs derft. By menschen van een bekrompen en zelfzoekenden geest is belanglooze goedheid, tot eene buitengewoone maate betoond, en ten toon gespreid in eene opeenvolging van stoute en hachlyke onderneemingen, geheel onnnatuurlyk; en zy weeten 'er geen reden van te geeven, dan met dezelve toe te schryven aan geest- | |
| |
dryvery of dwaasheid; of, indien zy een heimlyken eerbied koesteren voor die verdiensten, tot welker verwerving zy zichzelven geheel onbekwaam keuren, zal nyd, die laage drift, welke alles afmeet naar den maatstaf van zyne eigene geringheid, zich bevlytigen om gesprekken te doen loopen, die tot vermindering strekken. In deezer voege moeten, door onkunde of misduiding, of door jalousy en trots, by de zodanigen, die de dingen op derzelver waarde behoorden te schatten, menschen, wier talenten en deugden hun ten vollen geregtigen om gerekend te worden onder de besten der aarde, niet alleen den verdienden lof derven, maar met berisping en laster overlaaden worden.
Dit zal meer byzonder het geval weezen, wanneer de poogingen, aangewend door Mannen van eene zo overklimmende waarde, ten welzyn en verbetering des Menschdoms, van zodanig eenen aart zyn, dat zy noodwendig aanloopen tegen de belangen, of stryden met de vooroordeelen der menigte. Wanneer de plans van hervorming, welke zy zoeken te volvoeren, hoe heilzaam voor het Menschdom in 't groot beschouwd, of hoe zamenstemmend met elk beginzel van billykheid, dreigen inbreuk te maaken op uitsluitende voorregten, of de opgevatte vooruitzigten van byzondere persoonen in den weg staan; wanneer de stellingen, die zy beweeren, en de leeringen, welke zy tragten voort te planten, hoe redelyk en welgegrond ook, stryden tegen de stelzels en begrippen, langen tyd omhelsd en voor heilig gehouden: - een heirleger van tegenkanters zal 'er opstaan, die, om het groot werk der Hervorminge in wanachting te brengen, de Hervormers zelven met de schendnaamen van oproerelingen, geestdryvers, ketters of ongeloovigen zullen brandmerken. Zodanig is het lot geweest van alle roemryke Hervormers, zints den tyd onzes Zaligmaakers, die deezen naam zo zeer by uitstek verdiende, tot heden toe; - en wie ook, in eenig tydvak, sterkte van verstand genoeg heeft om zulke groote ontwerpen te vormen, goedwilligheids genoeg om ze te onderneemen, moeds en volstandigheids genoeg om ze uit te voeren, hy moet by dit onderstaan zich te vrede houden met de bewustheid van zyn poogen om de goedkeuring des Menschdoms te verdienen, en met de verzekering van de goedkeuring te verwerven van dat groot Weezen, dat de onfaalbaare Regter
| |
| |
en volzekere Belooner is van verdiensten: want onder het Menschdom moet hy het oog niet slaan op het geslacht, waarin hy leeft, maar op een verlichter en onpartydiger nakomelingschap, om algemeenen lof te ontvangen.
De hoofdsom van alles, wat ik dusverre heb aangevoerd, is, dat geen Mensch, die zyne poogingen aanwendt om meer dan gemeene verdiensten te verwerven, reden heeft om te verwagten dat alle Menschen wél van hem zullen spreeken; en dat, indien dit voorregt (mag het dien naam voeren) in 't geheel verworven wordt, zulks plaats grypt door middel van de laagste kunstenaaryen en geveinsdheid, of, ten besten genomen, door eene schroomvallige, laage, en in veele gevallen oneerlyke inschiklykheid, ten opzigte van de vooroordeelen en begrippen van anderen. Genoegzaam blykt hieruit de gepastheid van het spreekwoordlyk zeggen, door onzen Opperzedeleeraar gebezigd: ‘Wee u, wanneer alle Menschen wel van u spreeken!’
Laat, derhalven, zonder marren vaaren den verleidenden wensch en verwagting van elks goedkeuring te zullen wegdraagen. In het grypen na het schynbeeld van algemeene bewondering en toejuiching zult gy onvermydelyk de gelegenheid verliezen om onderscheidende verdiensten te verwerven; gy zult groot gevaar loopen om van onschuld en braafheid schipbreuk te lyden; gy zult u mogelyk laaten vervoeren tot de uiterste snood- en slegtheid van character.
Laat, overzulks, uw eerste zorg weezen, om die deugden te verkrygen, welke u tot de achting van allen geregtigen; en, dit gedaan hebbende, om te vrede te weezen met dat gedeelte van lof, 't zy dan grooter of kleiner, 't welk de verstandigen en braaven rondsom u genegen zyn u te geeven. Durft, in uittarting van al den smaad en de veragting, die geworpen wordt op menschen, ‘welke deezer wereld niet waardig zyn,’ zonderling en uitsteekend goed weezen. Besteedt uwe beste talenten ten welzyn der geenen, die u omringen, van uw Vaderland en het Menschdom in 't algemeen. Betoont u opregte en standvastige vrienden der deugd, van het regt dat elk voor zichzelven oordeele, van Godsdienstige en Burgerlyke Vryheid, en van alle die hoogschatbaare belangen, welke het geluk van byzondere persoonen, het heil der Volken, de waardigheid
| |
| |
en den roem van den mensch uitmaaken. En, indien gy eene andere belooning behoeft dan de zelfbewustheid van recht en braaf gehandeld te hebben, ziet dan voorwaards op den grooten Dag, waarin de Regtvaardige met groote vrymoedigheid zal staan voor het aangezigte der geenen, die hem verdrukten, en de versmaading der Menschen zal gevolgd en ruim vergoed worden door de goedkeuring van den regtvaardigen Regter: ‘Goede en getrouwe Dienstknegten, gy hebt wélgedaan!’
|
|