De geneezene Indiaansche droomer.
(Uit de crevecoeur's Voyage dans la Haute Pennsylvanie.)
Droomen worden by de Americaansche Indiaanen aangemerkt als Voortekens, die eene ernstige oplettenheid verdienen; men rekent het onder de pligtpleegingen der welleevenheid, elkander gelukkige Droom- en Nagtgezigten toe te wenschen. Sir william johnson verhaalde deswegen aan den Colonel crawgan het volgende geval.
Nissooassou, een oud Opperhoofd der Mohawksche Indiaanen, vervoegde zich tot Sir william johnson, zeggende: ‘Vader! ik droomde in den naastvoorgaanden nagt, dat gy aan my een rood scharlaaken Kleed met goud omzoomd, en een Hoed met een gouden rand, vereerde.’ - Sir william vroeg, ‘of hy de waarheid sprak?’ - Het antwoord was: ‘Ja, op het woord van een Sachem!’ - ‘Wel dan,’ sprak Sir william, ‘gy zult niet te vergeefs gedroomd hebben. Ik zal u het een en ander schenken.’
's Anderen daags noodigde Sir william deezen Droomer by hem op 't ontbyt, en zeide, op zyne beurt: ‘Henriques, ik heb ook in den verloopen nagt gedroomd.’ - Nieuwsgierig vroeg hy: ‘Wat hebt gy gedroomd, Vader?’ - ‘Ik droomde,’ was Sir williams antwoord, ‘dat gy my een kleine plek Lands gegeeven hadt, Acerouni genaamd, aan de Tienandra gelegen.’ - Onverwyld vroeg hy: ‘Hoe veele van uwe Acres is dat plekje Lands groot?’ - Op het antwoord ‘Tienduizend’ zat de Indiaan eenige oogenblikken te peinzen; dan hy betuigde voorts: ‘'t Is goed; even gelyk ik, zult gy niet te vergeefs gedroomd hebben. Ik schenk u dat gedeelte Lands; doch droom niet weder, myn Vader!’ - ‘Waarom niet, henriques!’ was de vraag van Sir william; ‘komen onze Droomen niet buiten onzen wil in ons op?’ - Het slot-antwoord des Indiaans was: ‘Gy droomt voor my te sterk; wy zouden, door zulk droomen, al ons Land verliezen.’