Het vermeende handschrift van Jesus, of van een' zyner apostelen, te Leicester, volstreekt valsch bevonden.
(Ontleend uit p.a. nemnichs Beschryving eener Zomerreize van Hamburg na Engeland, in 't Jaar 1799.)
In throsbys Geschiedenis van Leicester wordt de Stadsboekery hoog gepreezen, en gezegd duizend Boekdeelen te bevatten. Wegens een Handschrift, door gemelden Schryver verkeerd als een Syrisch opgegeeven, berigt hy ons, dat het algemeen geloofd wordt een Handschrift van jesus, of van een' zyner Apostelen, te weezen. - Ik begaf my, met groote nieuwsgierigheid, na deeze Boekery. Eene kleine en elendig uitziende Vrouw, die den post van Boekbewaarster bekleedde, bragt my in eene oude donkere kamer, waarin omtrent een duizend Boeken mogten staan; maar welke geen sterveling ooit leest. - Ik verzogt deeze Vrouw, my het Handschrift van jesus te laaten zien. Zy haalde een oud Boek in quarto voor den dag, 't welk vastgemaakt was aan een vry zwaare keten. De bladen waren 'er goeddeels uitgescheurd. Op myne vraag, hoe dit kwam? kreeg ik ten antwoord, dat dit gedaan was door lieden, die begeerden een brokje van dit heilig overblyfzel te bezitten; doch dat zy zorg droeg, dat niemand meer 'er zich een stukje van toeëigende. Dan deeze vrouwlyke Argus was niet scherpziende genoeg om te beletten dat ik my van een blad meester maakte.
By myne wederkomst te Hamburg zond ik het aan den beroemden Hofraad tychsen te Rostock, en ontving van hem het volgend bescheid: ‘Het blad, my gezonden, van een Dichtstuk, netjes met Persiaansche Letters, Tealich geheeten, (zo veel als loopend) geschreeven, met eene Turksche Vertaaling daar tegen over, is waarschynlyk niet ouder dan 't begin deezer Eeuwe. Uit de weinige regels, in dit blad voorkomende, blykt het een gedeelte te zyn van een Minnedicht,