Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1802
(1802)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– AuteursrechtvrijVervolg op de ernstige overdenkingen, by de beschouwing der gravenGa naar voetnoot(*).ô! Welke ontroerende aandoeningen vervulden myn kloppend hart, by de eerste intrede in deze eenzaame gewesten, alwaar de gestorvenen hunne wooningen hebben! Elke schrede, die ik voortzette, verdubbelde myne aandoeningen! Dan myn ziel ontroert nog veel meer, by de overdenking, dat alle deze Stofbewooners eens weder zullen opstaan! - Ja! de graven zullen zich openen, - zy zullen hunne dooden opgeven, dezelve zullen opstaan, en hunne zombere verblyfplaatzen verlaaten. Myn ziel ontroert! Deze gestorvenen zullen wederom leven en uit de graven te voorschyn komen, gedagvaard voor den oppersten Rechter van Hemel en van Aarde, om uit zyn mond hun vonnis te hooren, - dat gedugte vonnis, het geen hun | |
[pagina 497]
| |
eeuwig geluk of hun ongeluk beslissen zal! Deze overdenking bedwelmt myne ziel! Ja liefderyke God, Bestierder van het Geheel-al, Schepper van Hemel en van Aarde, Gy hebt ook my het aanzyn geschonken, Gy hebt my uit het Niet getrokken, en gevormd tot een Wezen, begaafd met een redelyken Geest, die met verstand en oordeel werken kan! Gy hebt my gevormd tot een Wezen, dat een begin genomen heeft, maar dat nimmer eindigen zal! Welk een denkbeeld! Zal ik niet eindigen, dan ben ik voor eene Eeuwigheid verordend - en ben ik voor eene Eeuwigheid verordend, dan moet ik ook onder die millioenen wezens, die uit de graven tot het gerichte zullen opstaan, behooren. Het is geen harssenschim, maar eene waaragtige zekerheid. ô! Hoe gedugt zal deze verschyning wezen! Hoe zal ik myne daden verantwoorden, en myne bedryven goed maaken? Wat zal ik tot myne verschooning inbrengen? Niet een uit duizend zal ik kunnen antwoorden! Verlooren! Eeuwig ben ik verlooren! Eeuwig rampzalig, ten zy de liefderyke Jezus myn Borge zy. - Ja Heere Jezus, daartoe hebt Gy den Hemel verlaaten, daartoe zyt Gy op de Aarde verscheenen in het vleesch, daartoe hebt Gy geleeden! Myn ziel schept moed, die anders in de uiterste vertwyfeling was neergezonken; myn ziel schept moed! Ja, liefderyke God! in Jezus vergeeft Gy alle misdryven; in Hem zyt gy een barmhartig Vader. Ja! in dezen Jezus alleen kan men eeuwig gelukzalig worden. Daar ik dan, ô oneindig Opperwezen! door uw Alvermogen uit Niet geworden ben, om eeuwig aanwezig te blyven, en Gy my, in dit leven, zo genadig onderhouden, bewaard, en met ontelbare weldaaden beschonken hebt, daar myn leven door U is gerekt geworden tot eenen hoogen ouderdom, in welken Gy my zo veel goeds hebt geschonken; schoon 'er ook zomtyds in den kelk van myn geluk wel eens eenige druppelen van bitterheid zyn gemengd geworden: Gy zyt nogthans altyd aan my weldadig geweest. Schenk my dan ook, goedertieren Weldoener! zo veel genade by den avondstond van myn leven, dat ik de geruste verzekering mag genieten, dat Gy my de verdiensten van Jezus genadig hebt toegepast, opdat ik, gedagvaard voor mynen Regter, op dien gedugtsten aller dagen, zonder angst of vreeze, myn vonnis mag aanhooren! Dan, welke ontroerende gedagten! daar blaast de Bazuine, om de dooden ten gerichte te dagvaarden, daar gaan de graven open, daar komen duizenden, millioenen aan, die het stof des doods hebben afgeschud, om voor hunnen Rechter te verschynen, en om hun vonnis te ontvangen! daar komen millioenen, met de doodvrees op de lippen, met de | |
[pagina 498]
| |
vertwyfelendste zielsangsten in den boezem, en verheffen wanhoopige handen ten Hemel! daar komen zy, en gillen in vlaagen van vertwyfeling uit: Bergen valt op ons, Heuvelen bedekt ons, voor het aangezicht van Hem, die daar, op de wolken, uit den Hemel komt! Verbergt ons voor zyn aangezichte, dat wy niet aanschouwen kunnen, zonder gevoel van de ysselykste wanhoop! Dan alles is nu vergeefs; hier komt naberouw veel te spade! Welk een jammerlyk schouwspel staat zich alsdan te openen! Daar wordt het gordyn opgehaald! Daar vertoont zich alles in 't openbaar! Niets blyft verborgen! Daar worden de gedenkboeken opgeslaagen, en elks bedryven komen in het licht! Beschaamdheid bedekt der meesten aangezicht; ja men hoort sommigen den dag hunner geboorte vervloeken! Daar ontvangen dezen het vonnis, dat hen verwyst tot den Poel, die brandt van vuur en zwavel! Dat zal een allergedugtste dag wezen! ô God! myne ziel deele nimmer in hun lot! Dan, wie kan 'er aan twyfelen, of veelen dier geenen, die hier nu nog gerust in de armen des doods liggen, veelen dier geenen, tusschen wier graven ik wandel, welken ik hier gekend heb, en met welken ik dagelyks verkeeren moest, die den kwaden dag verre stelden, en noch aan God, noch aan Jezus dagten, zal ik dan ook hier verschynen, en onder het getal dier rampzaligen geplaatst zien! - ô Rampzalig lot! het ware den zulken oneindig beter, nooit geboren te zyn. Wie kan zich een denkbeeld vormen van een staat, zo rampzalig als deze! Intusschen blaast de Bazuine! Daar klateren verschrikkelyke donders door de lucht! Zy rollen van het eene Aspunt des Hemels tot het andere! - Daar schieten de gloeiende Blixems uit, en zetten de Elementen in brand, terwyl de bulderende Orkaanen loeijen, en alles uiteen rukken! Daar stort het een voor, en het ander na, van 't Geheel-al in! De Almagtige verschynt in alle zyne majesteit op de wolken! - Dooden, zo wel als levenden, worden uit de vier hoeken der wereld zaamvergaderd! - Daar zit Jezus, in zynen vollen luister en majesteit, op zynen Rechterstoel, en ontsluit de gedenkboeken, waarin alle de daaden der menschen naauwkeurig zyn opgeteekend! Daaruit oordeelt Hy levenden en dooden! Daar onderscheidt Hy de bokken van de schaapen, plaatst de laatste aan zyne rechter- en de eerste aan zyne linkerhand. Gezegende dag voor hun, die Jezus aan zyne rechterhand geplaatst heeft! Deze zullen alsdan die aanlokkende, die liefelyke stem hooren, die ook van het eene Aspunt des Hemels tot aan het ander klinken zal: ‘Komt, Gy gezegende | |
[pagina 499]
| |
myns Vaders, beërft het Koningryk, dat voor u bereid is, van voor de grondlegginge der wereld!’ Daar zullen zy smaaken eene zaligheid, die nooit door een oore gehoord, of van een ooge gezien, noch immer in eens menschen hart is opgekomen! Daar zullen zy verzadiging van vreugde genieten, eeuwiglyk en altoos!
C.v.d.G. |
|