Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1802
(1802)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– Auteursrechtvrij
[pagina 483]
| |
Karamsins reis na en verblyf te Lausanne.(Ontleend uit Mr. karamsins Journey through the Southern Parts of EuropaGa naar voetnoot(*).)
De weg van Berne na Lausanne loopt, als 't ware, door een tuin; de schoonste, die ik immer zag. De boomen aan wederzyden buigen zich onder het gewigt der ryke vrugten, waarmede zy belaaden zyn. Het goude graan zweeft over de velden, waar men een ruimer gezigt heeft. Het was Zondag. De Boeren maakten zich vrolyk in de herbergen, rookten hun pyp, dronken hun wyn, en deeden de lugt weergalmen van het geroep. ‘Zo leeft de vrolyke Zwitzer!’ Ik reed voorby de Stad Murten. De Koetzier hieldt stil, en vroeg my: ‘Verkiest gy de overblyfzels onzer vyanden niet te zien?’ - Waar? - ‘Hier aan uwe rechter hand.’ Ik sprong schielyk uit het rydtuig, en door een groot yzeren hek zag ik een hoop menschenbeenderen. Carel de stoute, Hertog van Bourgondie, was een der magtigste Prinsen van zynen tyd, en bezat den grootsten moed en heldhaftigheid. Doch zyne eerzugt maakte hem tot een bestendigen schrik zyner nabuuren, en een geessel des menschdoms. In den Jaare 1476 besloot hy, de Zwitzersche Cantons te beoorlogen, en hunne vryheid onder zynen yzeren scepter te doen bukken. Zyn Leger sloeg op weg. De veldbanieren zweefden in de lugt. De aarde zugtte onder het aangevoerde krygstuig. De Bourgondische Krygsmagt werd in slagorde geschaard op den oever van het Meir, en carel sloeg een nydig oog op de Valeijen van Zwitzerland, die hy reeds als overwonnen en de zyne beschouwde. Maar op eenmaal werd het teken gegeeven; het krygs-alarm klonk door Zwitzerland. ‘De Vyand na- | |
[pagina 484]
| |
dert!’ was de algemeene roep. De vreedzaame Herders verlieten hun vee en hutten, greepen hunne strydbylen en speeren op, en verzamelden dus gewapend. Terwyl de Vaderlandsliefde hunnen boezem deedt zwellen, snelden zy benedenwaards, gelyk een stroom van het Alpische Gebergte, tot den vyand, die de engten hunner bergen wilde doordringen. Het geschut van carel speelde. Ondanks dit gebulder kwamen de Zwitzers aanrukken. Zy braken de gelederen, deeden het geschut zwygen. De Hertog zelve wierp zich te paard in 't water, en het bragt hem veilig aan den tegen over liggenden oever. Eenige getrouwe knegten verzelden hem op de vlugt. Hy bleef in leeven, om vervolgens door zyn eigen hand te sneeven: toen hy, terug ziende op het veld der slachtinge, 't welk hy ontkomen was, de geheele vernieling zyns Legers aanschouwde, riep hy vol verontwaardiging en misnoegen uit: ‘Zult gy zulk een Bloodaart zyn, dat gy hun val overleeft!’ en maakte daarop met een Pistoolschot een einde aan zyn leeven. De Zwitzers verzamelden vervolgens de beenderen hunner verslaagene vyanden, en bragten ze byeen op den hoop, die 'er nog tegenwoordig ligt. Ik beefde op het gezigt van zulk een Gedenkteken van dwaaling en sterflykheid. En gy, Mannen van Zwitzerland! hoe kunt gy Gedenktekens als deeze met vreugdvervoering aanschouwen? - De Bourgondiers! waren zy, als menschen, niet uwe Broeders! Waarom worden de overblyfzels van deeze dertigduizend ongelukkige Bourgondiers niet bevogtigd met uwe traanen, met eene gepaste plegtigheid der aarde aanbevolen, en door geen ander gedenkteken geschandvlekt, dan dat op een eenvoudige grafnaald, ter eere der Overwinnaaren, dit kort gedenkschrift praalde: Hier streeden de Zwitzers voor hun Vaderland! Zy herdenken aan de Overwinning; maar zy storten traanen by het aanheffen van hunnen Zegezang! ô Hadt gy, Mannen van Zwitzerland! dit gedaan, dan zou uw roem zuiver geweest, en uw zegepraal geschikt geweest zyn om de medegevoeligheid van elk edelaartig hart op te wekken! Maar verbergt, ô verbergt dit Gedenkteken van barbaarsche woestheid in zegepraal; en daar gy roemt op den naam van Zwitzers, herinnert u, dat 'er een nog veel vereerender is, - de naam van Mensch! | |
[pagina 485]
| |
Hier staan duizenden van Naamen en Tekens te leezen. Welke hulpmiddelen neemt 's menschen eerzugt niet ter voldoeninge te baate? Tot hoe wydverschillende daaden wordt hy daardoor niet gedreeven? Deeze zet ons zomtyds aan, om de grootste gevaaren, onder duizenderlei gedaanten, te gemoet te treeden; om nieuwe ontdekkingen ter Zee en te Land te doen; - deeze port den Reiziger aan, om zynen Naam te zetten op een Beenderbewaarplaats der verslaagene Bourgondiers! Agter Murten vindt men de overblyfzels van de oude Romeinsche Stad Aventicum. Zy bestaan in gebrooken pylaaren, afgeworpen muuren, en de ruïnen eener waterleiding, enz. Waar is thans de trots dier Stad, ten eenigen tyde de eerste van Zwitzerland? Waar zyn de Bewoonders? Heen gegaan! - De Heerschappy, de Stad, het Volk - heen gegaan! En wy, myn Vriend, zullen spoedig weezen, 't geen zy nu zyn! en welke aarde zal ons dan overdekken? - Maar 't is nagt, en de Maan beschynt met haaren zagten glans de graven der geenen, die eenmaal haar zilver licht, gelyk wy thans, aanschouwden! 't Was nagt, toen ik te Lausanne kwam. De geheele Stad lag in diepen slaap, behalven de Wagt, die de uuren riep. Ik wenschte myn intrek te neemen in de Herberg de Gouden Leeuw; maar toen ik aanklopte, kreeg ik ten antwoord: ‘'t Is hier alles vol!’ Ik ging na eene andere Herberg, de Kroon; doch kreeg het zelfde antwoord: ‘Alles is hier vol!’ Stel u in myne plaats. In den nagt, op straat, in eene vreemde plaats, zonder eenigen bekende, en de deuren der herbergen geslooten. Eindelyk kreeg de Nagtwagt medelyden met my. Hy klopte aan de deur van eene Herberg, en verzekerde de bewoonders, dat de Heer, die zich by hem bevondt, een Reiziger van Aanzien was. Het antwoord luidde op nieuw: ‘Alles is vol; wy wenschen den vreemden Heer een goeden nagt!’ - De Wagt voer uit wegens die behandeling, en zeide: ‘Gaa met my na het Hart; daar, verzeker ik u, zult gy binnengelaaten worden.’ Ik volgde hem derwaards. Wy werden ontvangen, en ik werd gebragt in een voeglyk vertrek. De eerlyke Nagtwagt wenschte my, met een lach van genoegen op zyn gelaat, wel te rusten. Ik bood hem een kleine geldgif- | |
[pagina 486]
| |
te aan voor den gedaanen dienst; doch hy weigerde volstrekt, dezelve te ontvangen. Ik stond 'er ernstig op; dan zyne tegenkanting werd heftiger. Ik nam myn zakboekje, en schreef by de maand en dagtekening: ‘Op deezen dag ontmoette ik te Lausanne een braaf Man; een Man, gewillig gereed om een Vreemdeling een goeden dienst te doen, zonder 'er iets voor te begeeren.’ Den volgenden morgen deed ik eene wandeling door de Stad, welke my niet zeer behaagde. Dezelve ligt gedeeltlyk in het hangen van een berg, en gedeeltlyk in eene diepte aan den voet des bergs: men moet steeds af- en opklimmen. De straaten zyn naauw, morssig en slegt onderhouden; maar uit elk gedeelte der Stad, 't welk eenigzins verheeven is, heeft men de schoonste gezigten, welke men zich met mogelykheid kan verbeelden: - de schoone uitgestrektheid des Meirs van Geneve; de hooge bergketen van Savoyen; de Steden en Dorpen, rondsom de oevers van het Meir verspreid; Morges, Rolle, Nyon. Welke bekoorlykheden ook eene aaneenschakeling van tooneelen kunnen vercieren, onthaalen hier des beschouwers oog. Wanneer gy, myn Vriend! het geluk zult hebben om Lausanne te bezoeken, en te klimmen op de hoogte van de Hoofdkerk, herinner u dat ik 'er vóór u geweest ben, daar gewandeld, daar met myne oogen geweid en gepeinsd heb, uuren lang, in die bedaarde en nogthans verrukkende vreugde, welke de omliggende voorwerpen uit eigen aart inboezemen. Ik had eene aanbeveeling aan den Heer levade, een uitsteekend Natuurkundige, en Schryver van verscheide stukken in de uitgegeevene Werken van de Philosophische Societeit te Lausanne. Hy bewoont een fraai huis; zyn tuin is in een grootschen smaak aangelegd. Onder andere cieraaden loopen in 't oog verscheide opschriften in 't Latyn, Fransch en Engelsch. Ik las 'er eenige verzen uit de schoone Ode van Dankzegging door addison, waarin de Dichter met een verrukt hart de voornaamste zegeningen des menschlyken leevens vermeldt, en god in 't byzonder dankt voor het bezit van een waar dankbaar hart, en van een opregten, beminnenswaardigen Vriend. De Heer levade is, in geene geringe maate, gelukkig, indien hy dit gedeelte van addisons Lofzang op zichzelven kan toepassen. | |
[pagina 487]
| |
Deeze morgen was een der genoeglykste van myn leeven. De Heer levade bragt my in een Koffyhuis van Geleerden, waar ik eene groote verscheidenheid vond van geleerde Week-, Maand- en Dag laden, in 't Engelsch, Hoogduitsch en Fransch. Derwaards zal ik my menigmaal begeeven. Hier kan ik leezen en een dag binnenskamers doorbrengen, alschoon het van den morgen tot den avond mogt regenen. Lausanne is altoos vol van jonge Engelschen, derwaards gezonden om Fransch en goede zeden te leeren. Maar hun doen, en de vorderingen, welke zy maaken, zyn maar al te dikwyls het tegenovergestelde van het oogmerk, waarmede zy herwaards kwamen. Zy mogen hier de Fransche taal leeren; doch, behalven deeze, naauwlyks iets dat goed is. Kennis der Weetenschappen, en andere takken van nutte kundigheden, wordt, met meer kans van gelukkig te slaagen, gezogt op de eene of andere Universiteit van Duitschland. Zelfs de Jonge Heeren in Zwitzerland, die in goeden ernst voorhebben een voorraad van nutte kundigheden op te doen, trekken na Leipzig en Gottingen. In de daad, 'er is geen Land in de Wereld, waar men meer van de geleerde Opvoeding eens Jongelings mag verhoopen, dan in Duitschland. Waarlyk, hy mag alle hoop, om aanmerkelyke vorderingen in de Literatuur te maaken, wel laaten vaaren, wien een platner, een heyne geen overheerschende neiging tot Letterkunde kan inboezemen. - De jonge Vreemdelingen betaalen hier zes of zeven Guinjes 's maands voor leer- en kostgeld. Eenigen onzer Russische Landgenooten hebben Lausanne tot de plaats huns bestendigen verblyfs gekoozen. Onder deezen telt men den Graaf gregory kyrillowitsch rasumowsky, een geleerd Man, bovenal beroemd wegens zyne kunde in de Natuurlyke Historie. Uit zugt tot de Weetenschappen heeft hy afstand gedaan van alle die eerampten en waardigheden, waarop zyne hooge afkomst hem regt gaf te hoopen. Hy heeft zich begeeven na een vreemd Land, waar hy, op de alleruitsteekendste wyze, al de schoonheid en verscheidenheid der Natuure kan beschouwen; waar hy alle voordeelen geniet tot het voortzetten van die weetenschappen, waarin hy het hoogste genoegen vindt. Hier leeft hy in eene ongestoorde afzondering, ver- | |
[pagina 488]
| |
keert alleen met de Natuur, terwyl hy door zyne navorschingen en ontdekkingen eene eer op zyn Geboorteland terugkaatst. Eenige weeken geleden heeft hy Lausanne verlaaten, om eene Reis na Rusland te doen; dan men verwagt hem welhaast terug. Ik ben zo even terug gekeerd van het hooren eener Lykreden, in de Hoofdkerk uitgesproken, over den dood van de Prinses orlow. Zy overleedt hier in den bloei haars leevens, in de armen van een teerbeminnend Egtgenoot, dien zy in troostlooze droefheid gedompeld heeft nagelaaten. God schonk nimmer aan eene Vrouwe een beter hart dan het haare. Gezegend zy haare naagedagtenis! - Boven het Graf der Hertoginne van courland staat een Lykbus van wit marmer. Die Prinses deelde in de liefde en agting van alle de inwoonderen van Lausanne. Zy beminde de schoonheden der Natuure en de Dichtkunst, en naast de Natuur waren de Britsche en Hoogduitsche Zanggodinnen vol smaaks het dierbaarst aan haar hart. |
|