Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1802
(1802)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– Auteursrechtvrij
[pagina 481]
| |
noailles bragt hem by Koning lodewyk den XV op de volgende wyze in kennis. 's Vorsten gunsteling wilde den Koning deel doen neemen in liefhebberyen, waarop hy zelve gesteld was. Lodewyk zag 's Hertogs Tuinen, hoorde hem met deelneeming spreeken van de Planten en Kruiden, en, verbaasd op de ondervinding, dat leerzaame vermaaken ten minsten zo veel betekenden als die, welke alleen afmatten, wenschte hy ook een Tuin ter Plant-aankweeking te hebben, en vroeg na den man, die 's Hertogs Tuin zo wel hadt aangelegd. Deeze nam greetig de gelegenheid waar, om zyn Vriend lemonnier dienst te doen, ging hem opzoeken, en bragt hem, zonder iets ter voorbereiding te zeggen, in 's Konings tegenwoordigheid. De Jongeling stondt versteld, verlegen, en toonde alle blyken van ontroerenis. De Koning, niet ongevoelig voor dit ontzagbetoon, sloeg op hem acht, en gunstbetoon volgde op eene nadere kennis. Lemonnier was geheel niet nayverig ten opzigte van mededingers. Hy prees bernard de jussieu by lodewyk den XV aan, en verkoos diens Heers beroemden Neef, om zyne eigene plaats te vervullen, wanneer hy tot Hoogleeraar in de Kruidkunde was aangesteld. Hy deedt zyn invloed gelden, om, van wegen het Ryksbestuur, Natuurkundigen na onderscheide Werelddeelen te zenden, om de verzameling van Planten tot eene hoogere volkomenheid te brengen. Dan het leedt tot den Jaare 1788, dat lemonnier, reeds den ouderdom van een-en-zeventig jaaren bereikt hebbende, eene belooning kreeg, geëvenredigd aan zyne verdiensten, en aangesteld werd tot eersten Lyfarts. In de Geneeskunde bezat hy meer voorzigtigheid dan stoutheid: zelden sprak hy beslissend; zogt eer de natuur waar te neemen dan te dwingen: hy schreef zeer weinig Geneesmiddelen voor; dan de belangneeming in den staat des lyders wrogt meer uit dan de geneesmiddelen: hy stak uit in de oplettenheid om den kranken troost te schenken, en bovenal in de kunst om tot de zedelyke oorzaaken der lichaamskwaalen door te dringen; - eene kunst, in den kring zyner Practyk, waar zo veel lichaams-onheil uit een gewonden geest ontstaat, zo veelvuldig te passe komende. Lemonniers leeven werd, by den aanval op de Tuillerien, den tienden van Augustus, zonderling be- | |
[pagina 482]
| |
waard. Hy was by de verdeediging van het Paleis, tot dat de Koninglyke Familie zich na de Nationaale Vergadering begeeven hadt; hy vervoegde zich na eene plaats, hem aangeweezen in het Pavillon van Flora. Welhaast hoorde hy het afwisselend geluid van woede en wanhoop. De deur van zyne kamer werd opengeloopen, en eene menigte stoof binnen, omringde en bedreigde hem. Hy merkte zich reeds aan als hun slachtoffer, en bereidde zich tot sterven; wanneer een onbekend en ongewapend persoon hem met eene rauwe stem riep, by den arm vatte, en beval dat hy hem zou volgen. Op dit voorstel antwoordde lemonnier: ‘Men is nog hevig aan 't vegten.’ Hy kreeg alleen ten antwoord: ‘Het is thans geen tyd om voor kogels bevreesd te zyn!’ Hy werd heengevoerd over hoopen van dooden en stervenden, dwars door het vuur der vegtende partyen. Tot zyne groote verwondering, ontmoette hy noch zyn Geleider eenigen wederstand, en zy kwamen behouden op de andere zyde der riviere. Zyn geleider, eene korte poos stilgestaan hebbende, zeide: ‘De Stryd is gewonnen; ik ben in denzelven niet meer noodig; ik zal u t'huis geleiden.’ Hy vergezelde lemonnier tot in zyn huis. Onder het gaan ontdekte hy den van verwondering opgetoogen gryzen Arts, dat hy een oud Soldaat was, door zyne staatkundige denkbeelden opgewekt om een gedeelte van den aanval te bestuuren; maar dat hy, getroffen door het eerwaardig voorkomen van lemonnier, oogenbliklyk een zo gunstig denkbeeld voor hem hadt opgevat, dat hy besloot diens leeven te redden. De Omwenteling, die alles verdelgde wat koninglyk en oud was, spaarde den post en de jaarwedde van lemonnier niet, en liet hem in de wyde wereld niets over dan zyne Boeken en Plantverzamelingen. De Liefdegaven, door hem uitgereikt, en het geld, door hem besteed aan Planten, maakten dat hy niets over hadt. Liever dan te verkoopen en afstand te doen van 't geen hem dierbaarder was dan het leeven, zette hy een kleinen winkel op van Planten, en bestondt meest van een zeer middelmaatig jaargeld, hem toegeschikt door Lieden, welken hy, in vroegeren tyde, met geld en goeden raad ten dienste gestaan hadt. |
|