Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1802
(1802)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– Auteursrechtvrij
[pagina 470]
| |
Leevensbyzonderheden van Johan Caspar Lavater.‘Te menigmaal hebben wy in onze Letteroefeningen, en ook by wylen in ons Mengelwerk, van den beroemden lavater gesprooken, om, onder onze Leevensschetzen, hem geen afzonderlyke plaats in het laatste toe te wyzen. Bekend is hy onzen Landgenooten, als Christenleeraar, uit de Lykreden, over hem uitgesprooken door salomon hesz; bekend in zyne laatste Leevensdagen, en in veele hoofdtrekken van zyn Character, uit de Bloemen op het Graf van lavater, door j.h. burklyGa naar voetnoot(*). Wy zullen bepaalder van hem spreeken als Physiognomist, daartoe ons bedienende van eene Leevensschets, in een Engelsch Maandwerk voorhanden, welker vertaaling wy hier aanbieden.’
Johan caspar lavater was een Zwitzer van afkomst, en ten Jaare 1741, in het Canton Zurich, gebooren. Hy ontving de gewoone opvoeding der zodanigen, die, in de Protestantsche gedeelten van Duitschland en Zwitzerland, van hunne vroegste jeugd af tot den Kerkdienst geschikt worden. In zyne jeugdige jaaren betoonde lavater zich leerzaam, vernuftig, zedig en godsdienstig. Met den Jaare 1778 werd hy Diaken en Leeraar in de St. Pieters Kerk te Zurich, de voornaamste Kerk dier Stad. Zurich hadt, meer dan dertig jaaren vóór dien tyd, uitgemunt, als eene kweekster van fraaije vernuften, en eene school der beschaavende Kunsten. Zeer eigenaartig was het voor een Geestlyke van smaak, dat hy, in zyne snipperuuren, zich bevlytigde op de eene of andere weetenschap, strookende met den geest der Letterkunde en Kunstkweeking, | |
[pagina 471]
| |
daar plaats vindende. Waar men zich op de Schilderkunst toelegt, kan het niet missen dat men byzonder werk maake om ervaaren te worden in die zigtbaare uitdrukkingen van menschlyke aandoeningen, door die kunst alleen navolgbaar. - Uitdrukking is een der meesterstukken van den Schilder: om daarin uit te munten, moet hy niet alleen leevendig voor zynen geest hebben de aanduiding van gebaaren, van houding, van uitzigt, de veranderlyke richting der weezenstrekken, naar den verschillenden loop der denkbeelden, en de wendingen van voorbygaande drift, maar ook dien invloed, welken byzondere wyzen van denken, en zekere hebbelyke aandoeningen, natuurlyk te wege brengen op het gelaat, op de houding des lichaams en de gewoone beweegingen in de doorgaande bedryven des leevens, en op de gedaante en evenredigheden van alle onze werkzaamste zintuigen. - Maar om te onderscheiden, en tot een stelzel te brengen, die betrekkingen en invloeden, moet men meester weezen van de Weetenschap der Physiognomie, van welke men lavater voor den Grondvester houdt. De voortgang der Geneeskundige Physiologie wrogt met de Schilderkunst mede, om deeze nieuwe Weetenschap, in het laatste gedeelte der Agttiende Eeuwe, voort te zetten. Het was meer Landschapschildery, dan Pourtraitschilderen, of het vervaardigen van Historiestukken, welke te Zurich heerschte, toen lavater daar als Leeraar ging woonen. Maar de kunst in dat vak, waarmede Dichtkunst en Wysbegeerte zich natuurlyk vereenigen, was ingenomen door gessner. Wat anders was, derhalven, eigenaartig te verwagten van een ander Man van vernuft, dan dat hy zich zou bevlytigen om uit te steeken in iets, naverwant aan zulke kunsten, als in den algemeenen smaak vielen, ten einde een mededinger te worden van de zodanigen, die uitstaken, en nogthans, ten zelfden tyde, zo byzonder, dat het hem verhief tot iets oorspronglyks, en boven het peil van een enkel navolger? - Daarenboven waren, naar allen schyn, de omstandigheden, welke lavater eerst aanspoorden om zich toe te leggen op de byzondere Studie van de Uitdrukking op der menschen aangezigt, louter toevallig. Andere oorzaaken, herkomstig uit nadenken en nayver, dienden misschien alleen om hem te versterken in het voortzet- | |
[pagina 472]
| |
ten van iets, waarin hy eenige toevallige vorderingen gemaakt hadt. Zeer ingenomen met de Studie der Physiognomie, zette hy dezelve voort, tot dat hy zich, in 't einde, verzekerd hieldt, in staat te zyn om het verstandig en zedelyk character zyner Medemenschen uit hunne gedaante en gelaatstrekken te kunnen leezen. Allengskens waagde hy het, om aan zyne Familie, zyne Vrienden, zyne Zurichsche medeburgeren, te erkennen, welk een vertrouwen hy stelde in zyne eigene Physiognomiekunde. Hy hadt eene beminnelyke en schrandere Egtgenoote, die hy deelgenoote maakte van alle zyne hartsgeheimen; zy werd zyne hulpe in het doen van waarneemingen, en was, gelyk hy zelve erkent, vaardiger en keuriger, in de zielsgesteltenis der menschen uit hun gelaat te leezen, dan hy zelve. Reizigers uit vreemde Landen, door Zurich trekkende, hoorden van lavater, den Physiognomist, als een zonderling man, welken zy niet mogten nalaaten te bezoeken. Gewoon aan 't schryven, zo in 't vervaardigen zyner Leerredenen, als voor de Drukpers, stelde hy eigenaartig, van tyd tot tyd, zyne waarneemingen, de Physiognomie betreffende, op 't papier. Deeze waren slegts Fragmenten en losse bedenkingen. Uit zynen aart was hy zeer aandoenlyk van gesteltenisse, en naderde deeze tot eene vittende kieskeurigheid: terwyl de leevendigheid zyner verbeeldingskragt vermaak schiep in de zamenvoeging van denkbeelden, aan welke een bedaard oordeel niet altoos zyne goedkeuring zal hegten. Beide deeze hoedanigheden, tot een hooge geestdrift opgewonden, staken kennelyk door in lavaters Physiognomische Fragmenten, die hy eindelyk in zyne moederspraake in 't licht gaf. De greetigheid, waarmede deeze geleezen werden, moedigde hem welras aan tot eene herhaalde, met veele verbeteringen en byvoegzelen vermeerderde uitgave in 't Fransch. Beide de Hoogduitsche en de Fransche Uitgaven pronkten met veele Pourtraiten, noodzaaklyk tot opheldering eens Werks, 't welk voorgaf, alle de verscheidenheden van het zedelyk en verstandig Character uit te drukken, door de opgave der gelaatstrekken. 'Er is iets geheimzinnigs, verhevens en teffens verschriklyks in het denkbeeld van een Man, die, door | |
[pagina 473]
| |
my in 't aangezigt te zien, de hebbelykste gevoelens van myn hart kan ontdekken. Iemand, die eisch maakt op dit vermogen, en dien eisch bekragtigt door eenige treffende proeven by te brengen, wordt een voorwerp van bewondering, en teffens van angstverwekkende nieuwsgierigheid, by allen, die van deeze bekwaamheden hooren. Geestdrift, in hem, die 'er door wordt aangeblaazen, verheft zich meer en meer, en breidt zich uit als een vlam, die een hoop droog houts aantast. Wy zyn allen meer of min Physiognomisten; op het eerste gezigt van eenen Vreemdeling vatten wy gunstige of ongunstige denkbeelden op; wy hegten, in onze denkbeelden, zekere verstandige of zedelyke bekwaamheden aan zekere gelaatstrekken; wy vatten, uit deezen hoofde, somtyds vooroordeelen op, welke wy naderhand niet kunnen afleggen. Behalven deeze gevoelens, in het hart van elk bykans huisvestende, en die strekten om gunstig te denken van lavater's eischen op Physiognomiekunde, vondt hy nog een ander en kragtiger werkend hulpmiddel om ingang te vinden, in die verregaande geneigdheid, welke in der Mannen en Vrouwen boezem huisvest, om de hartsgeheimen hunner Medemenschen te doorgronden. Lavater's weetenschap scheen voor een gedeelte de voordeelen van den Ring van gyges aan te brengen. Voor de ingewyden in de Gelaatkunde was, als 't ware, een venster in elks borst geopend. Onmiddelyk naa het in 't licht geeven der Werken van lavater, werd de Studie in de Physiognomiekunde bykans algemeen door geheel Duitschland. De verheven styl, in welken dezelve werd voorgedraagen, de gevoeligheid, welke zich by de ontvouwing paarde, en de bygebragte redenen, waarop die Weetenschap steunde, werkten zamen om eene vry algemeene goedkeuring te verwerven; - dit niet alleen, maar ook om die kunst te bezigen in het dagelyksch leeven. In eenige Huisgezinnen werd geen Dienstbode gehuurd, zonder dat men de gelaatstrekken vergeleek met die, in lavater's Bock, tot kentekens strekten van verstand, bekwaamheid en deugd. - Men richtte Physiognomische Societeiten op, en hieldt breede briefwisselingen, om de Studie der Physiognomie voort te zetten. In Frankryk werkte die Geestdrift desgelyks, | |
[pagina 474]
| |
doch niet zo algemeen, noch zo vuurig. De zodanigen, die zich als ingewyden in die Kunst beschouwden, merkten zich zelven aan, als een trap hooger geklommen op de schaal der verstandlyke weezens. Uit alle deelen van Duitschland en Frankryk, uit de Noordsche Ryken, uit Groot-Brittanje, zelfs uit Spanje, Portugal en Italie, trokken 'er met hevige drift na Zurich, om lavater te zien, en hem te bewonderen. Lavater's leevenswyze was braaf, zyne zeden deftig, zyn ommegang hadt iets verpligtends en inneemends. Zy zelfs, die enkel uit nieuwsgierigheid hem bezogten, keerden meer of min als zyne Leerlingen van hem terugge. Veele Engelschen, en onder anderen Dr. henry hunter, bezogten dien Physiognomist te Zurich. Terwyl lavater's Schriften en gevoelens, dit onderwerp betreffende, zo wyd en zyd over 't Vasteland verspreid werden, verlangden de Engelschen met ongeduld, daarmede bekend te weezen. Twee Overzettingen werden 'er te gelyk van ondernomen; eene, door hunter, naar het Fransche, en eene, door Mr. holcroft, naar het Hoogduitsche Werk. Beide waren zy met Plaaten vercierd, vonden een ruim vertier, en verspreidden de Physiognomische kundigheden met veel opgangsGa naar voetnoot(*). Door dit alles was de vermaardheid van lavater's naam te groot, om geene benyders van zynen roem te verwekken. Het is eigen aan de geestdrift van allerlei soort, dat, wanneer men de aanblaazing daarvan niet gevoelt, dezelve een belachlyk voorkomen verkrygt by allen, die de werkingen daarvan met eene koele onverschilligheid beschouwen. De aanmaatigingen der Physiognomisten waren, in veele gevallen, zo groot | |
[pagina 475]
| |
en alles overschreedende, dat zy niet konden nalaaten, den nyd der Oningewyden te verwekken. De gissingen, over Characters gemaakt door lavater en diens Kweekelingen, uit de gelaatstrekken, en het vertrouwen, 't geen zy gevolglyk op vreemdelingen stelden, wier weezenstrekken en voorkomen hun behaagden, werden zomtyds zo geheelenal en zo belachlyk te leur gesteld, dat zulks aan die verkenningskunst het voorkomen gaf van het bedryf eeniger dwaaze droomers. Musoeus, Leeraar op eene School te Weimar, zich, met een hekelend oogmerk, van deeze voorvallen bedienende, voerde in zyn Sebaldus Nothanker een soort van Physiognomischen Don Quichot in; te welker gelegenheid hy al de zwakheden en kunstenaaryen van een der zwakste en zelfzoekendste Leerlingen van lavater invoert, en op de belachlykste wyze ten toon stelt. Deeze schertzende en hekelende verziering kwam te voorschyn in het regt tydig oogenblik, toen de Physiognomie zo zeer in zwang ging, dat de nieuwsgierigheid zich uitgelokt vondt, om alles, wat 'er voor en tegen geschreeven mogt worden, te leezen. De verspreiding van dit bespottend tegenschrift werd yverig bevorderd door de vyanden van lavater en diens aanhang. In Duitschland maakte het veel opgangs: het gaf ruime stoffe tot lachen. Het werd algemeen geleezen, en bragt zeer veel toe, om, voor een tyd, de zegepraal en de ligtgeloovigheid der Physiognomisten te verminderen. - Door andere tegenstanders, onder welken zich eenige Zwitzersche Geestlyken bevonden, alsmede bekende Duitsche Schryvers, werd lavater beschreeven, als in geheime verstandhouding staande met de Ex-Jesuiten, en als de Physiognomie alleen gebruikende tot een dekmantel, onder welken hy zyne gevaarlyke bedoelingen zogt te verbergen, en op de gemaklykste wyze voort te zetten. De uitvinders van deezen laster waren lieden, die lavater's beroemdheid met een nydig oog aanzagen, en van spyt zwollen, om dat vreemden op hem meer dan op hun het oog der opmerking lieten vallen. Voor een gedeelte slaagden zy in hun kwaadaartig oogmerk. De rust van lavater werd voor een tyd gestoord, en hunne kunstenaaryen deeden slegte vermoedens, zelfs by anders braaven, ten opzigte van lavater ontstaan. Dan lavater, schoon misschien | |
[pagina 476]
| |
vervoerd door de drift eens Stelzelmaakers voor zyne eigene uitvindingen, en misschien te zeer ingenomen met den trots van iemand, die de stichter eens aanhangs was, en in het denkbeeld volhardende, dat hy dieper dan anderen in de geheimen van het menschlyk hart kon doordringen, bezat een eerlyk hart en een rein geweeten. Hy voer voort in het getrouw waarneemen van zyn Leeraarampt, en de betragting van alle gezellige deugden. Diep doordrongen van het gevoel der noodzaaklykheid, om alle gelegenheden te vermyden, welke konden strekken om het vuur van gevoeligheid tegen zyne tegenstanderen te doen ontbranden, besloot hy ten laatsten, om geen der Schriften, tegen hem geschreeven, te leezen, en zelfs te vermyden eenige werken in handen te neemen, waarin het geschil, door hem in de wereld gebragt, of de aanvallen op zyn goeden naam, slegts van verre mogten worden aangeroerd. Lavater was uit den aart medelydend en menschlievend; en in den geest van den weldaadigen Godsdienst, welken hy verkondigde, beyverde hy zich om de smerten te verzagten en de behoeften te vervullen van de verdrukten en armen zyner Gemeente. Hy merkte het onnut tydverspillen aan, als een der gebreken, waartoe de menschen veeltyds maar al te zeer vervallen, en zogt zich tegen dit kwaad kragtdaadig te beveiligen. Nooit ging hy aan zyn ontbyt zitten, zonder vooraf iets gedaan te hebben, waardoor hy zich overtuigd hieldt, dat hy het ontbyt verdiend hadt. In den algemeenen ommegang was hy aangenaam en ongemaakt. Hy zogt en verkreeg, zonder dat eenige roemzugt hem prikkelde, de goede geneigdheid zyner Zurichsche medeburgeren. Gelyk veele andere verstandige en braave Mannen, kwam hy op het denkbeeld om een Dagboek van de dagelyksche voorvallen zyns leevens te houden, als een middel om zyn hart en genegenheden te zuiveren. Dan, hoe zeer hy in eene algemeene hoogagting, door zyne braafheid, deelde, kon hy nimmer de genegenheid van wylen salomon gessner winnen. Gessner schynt lavater's voorgeeven van Physiognomiekennis aangezien te hebben voor loutere kwakzalvery; en hy kon het niet dulden, dat zodanig iets, 't welk na handkykery zweemde, de aandagt van Landgenooten | |
[pagina 477]
| |
en Vreemden tot lavater en van hem aftrok. Gessner hadt de vooringenomenheid en het zwak van bejaarde Lieden; hy kon geen geloof slaan aan Physiognomische ontdekkingen, van welke hy in zyne jeugd niets gehoord hadt. Geen tusschenspraak van lieden, die beider Vrienden waren, kon hem met lavater bevredigen. Lavater, daarentegen, hadt de verdienste van geene onvriendlyke gevoelens ten opzigte van dien eerenswaardigen Dichter en Schilder te voeden. Toen gessner stierf, betreurde hy diens dood, en roemde, in een Treurzang, gessners bekwaamheden en deugden. Niets kon lavater van de voortzetting zyner geliefde Physiognomie terug houden. Hy voer voort met zyne naspeuringen wyder en wyder uit te breiden, en meer algemeene gevolgen daaruit te trekken. Hy kreeg langs hoe meer zelfvertrouwen op zyne Weetenschap om de Characters der Menschen uit hunne Gelaatstrekken te leezen. Met behoedzaamheid, egter, drukte hy zich daarover uit; onder anderen schreef hy, ten slot zyner Fragmenten: ‘Leezer! Lees en proef, verwerp, en neem dan met een vryen ongebonden zin, gelyk ik het ontving en gaf. Miste ik in myn doelwit, vergeef, en denk aan mynen staat. Genoeg, wanneer gy, zo niet altyd, nogthans zeer dikwyls, geleerd hebt, Gods handschrift ten minsten op zommige der beste menschen-aangezigten te leezen, en dikwyls, zomtyds op eene aanschouwende wyze, erkent: plus esse in uno saepe quam in turba boni. Gy hebt my niet geleezen, wanneer gy u door myn Werk geregtigd en gewettigd houdt, om terstond over ieder aangezigt, welk u voorkomt, kwaad te spreeken. Tegenwoordig, aan het einde eener moeilyke loopbaan, heb ik, by de dagelyks klimmende overtuiging van de waarheid der Gelaatkunde, ten minsten even zo veel behoedzaamheid in het oordeelen gewonnen. Thans moet ik herhaalen, 't geen ik by den aanvang zeide: My ontmoeten nog dagelyks honderd aangezigten, van welken ik niets te zeggen weet, dan ten hoogsten wat zy niet zyn, en niet zyn kunnen; maar niet wat zy zyn. - Mogt deeze be- | |
[pagina 478]
| |
kentenis het misbruik deezer Fragmenten kunnen verhoeden!’ De uitgaven zyner Werken vermenigvuldigden grootlyks; en derzelver sterk vertier verbeterde niet weinig de geringe wedde, welke hy als Kerkleeraar trok. - Vreemdelingen vervoegden zich steeds by hem, om lessen te ontvangen: voor de zodanigen, die zich leerzaam betoonden, was hy zeer gul in het mededeelen zyner kundigheden. Van de veelvuldige handschriften, door hem vervaardigd, gaf hy 'er eenige, voor geld, aan zyne Bezoekers en Leerlingen, zonder hun tot de uitgegeevene Werken te verzenden. Zelfs van eenige Stukjes, welke hy liet drukken, bepaalde hy de uitgave binnen den kring zyner Kweekelingen en Vrienden. Met zyne Leerlingen ging hy eenigermaate op den voet der oude Sophisten in Griekenland te werk. Hy gaf hun vryheid om hem - niet by monde, maar in geschrifte - zodanige voorstellen te doen als hun goeddagt, en gaf op deeze vraagen antwoorden in geschrifte. Althans op deeze wyze voldeedt hy aan de begeerte van den Heer karamsin. Zo zeer was lavater niet aan zyne Letteroefeningen en het waarneemen van zyn Leeraarampt bepaald, dat hy te Zurich zyn bestendig verblyf hieldt. Als een grappig voorbeeld van gemaaktheid in lavater, of althans van zonderlingheid en geestdrift, die in 't oog eens vreemden voor gemaaktheid moest doorgaan, mogen wy het volgend voorval, ter gelegenheid dat lavater, vergezeld van zyn Zoon, aan charles bonnet, te Geneve, een bezoek gaf, niet onvermeld laaten. Lavater was met zyn Zoon in bonnets kamer getreeden: de eerste beleefdheden waren tusschen hun afgelegd; zy zaten, en vingen een algemeen onderhoud aan. Lavater, eenigen tyd het gelaat van bonnet sterk aangestaard hebbende, nam de pruik van diens hoofd, en riep zyn Zoon, als in eene vervoering van eene Physiognomische ontdekking, toe: ‘Zoon! wanneer zaagt gy ooit een hoofd, gevormd gelyk dit hoofd! Eerbied den geest, die 't zelve bezielt, als zwanger van vernuft en wysheid!’ - Bonnet sprak niet op deeze taal; maar dagt misschien, dat 'er, naa de Werken door hem in 't licht gegeeven, weinig Physiognomische weetenschap noodig was, om te ontdekken, dat hy geen gewoon Mensch ware. | |
[pagina 479]
| |
De Heer karamsin, van Moscow, een beroemd Russisch Schryver, bezogt lavater, te Zurich, in den Jaare 1788. Karamsin vervoegde zich by hem als een eerbiedend bewonderaar, en verwierf welhaast diens vertrouwen. Hy vondt hem nog volyverig gehegt aan de Physiognomie, eenvoudig en genoeglyk leevende in den schoot zyns gezins, geagt door zyne medeburgers, zonder eenigen wrok tegen zyne vyanden, zich verheugende over het aantal zyner Aanhangeren, en ten uitersten 'er op gesteld om zyn naam uit te breiden, door de overzetting zyner Werken in vreemde taaleh. Karamsin stelde hem voor, eene vertolking in het Russisch; en lavater verbondt zich, aan hem naauwkeurige afschriften te bezorgen van alles, wat hy tot duslange over de Physiognomie geschreeven hadt. Karamsin moet zeer gemeenzaam met lavater verkeerd hebben; althans hy vergezelde dien Leeraar, wanneer hy op een avond eene arme zieke Vrouw zyner Gemeente ging bezoeken. Dit deedt hy, volgens diens berigt, niet met de koelheid van iemand, die 'er geen verder deel in nam, dan het volvoeren van zyne taak; maar met de goedhartigheid van een Man, die teder deel nam in de lydende menschheid; van een Christen, die de vrees bedaarde, de hoop aanwakkerde van een Medechristen in de naderende uure der ontbindinge; met de bezorgdheid van een goed Mensch, een ander dat pad ziende ingaan, 't welk hemzelven eenmaal, tot erlanging der eeuwige Gelukzaligheid, te betreeden stondt. Lavater deelde aan de zieltoogende Vrouwe zyne laatste godvrugtige vertroostingen mede; mengde zyne traanen met die haarer kinderen en kleinkinderen, die zich rondsom de bedsponde verzameld hadden: hy badt met hun, met eene deelneeming en ernst, die de zielen van allen, die 'er zich tegenwoordig bevonden, ten hemel scheen te beuren; en toen hy dit tooneel des stervens verliet, gaf hy eenig geld aan de arme schreiende kinderen by het heenen gaan. Wanneer Zwitzerland door de Franschen vermeesterd was, onderwierp lavater zich, met geduld, aan het algemeene lot zyner Medeburgeren en zyns Lands. Dan de verdrukkingen der Fransche Commissarissen verwekten in zynen geest eene verontwaardiging, welke hy vrymoedig te verstaan gaf in eene beroeping op het | |
[pagina 480]
| |
Gouvernement van Frankryk. Dit laadde hem den haat der verdrukkeren op den halze. Lavater werd gevat, en gevangen na Schaffhausen gebragt. Hy herkreeg egter, binnen korten tyd, zyne vryheid, en keerde tot het waarneemen van zyn Leeraarampt na Zurich weder. Toen, in den Jaare 1799, Zurich stormenderhand, door de Franschen onder den Generaal massena, den Oostenrykeren en Russen ontweldigd werd, ontving lavater, zich onder de woelende menigte op straat bevindende, eene wonde van een Franschen Soldaat, die voorheen eenige weldaaden van hem genooten hadtGa naar voetnoot(*). De wonde was niet doodlyk; doch, schoon schynbaar geneezen, was zyne gezondheid daardoor onherstelbaar gekrenkt. - Eenigen tyd daarnaa, als Leeraar, een persoon, die door de Franschen, als een Oostenryksch Spion, met den dood gestraft werd, in de laatste oogenblikken vóór die strafvolvoering vergezellende, voelde hy zich, door getuige te weezen van dat schouwspel, zodanig getroffen, dat hy, t'huis gekomen, in eene ziekte stortte. Het lyden zyner ziele over de rampen zyns Vaderlands verdubbelde zyne lichaamssmerte; doch hy bleef de gelaatenheid zelve, en stierf, op den tweeden dag der nieuw aangevangene Eeuwe, met dat vertrouwen, 't geen hy als Christenleeraar de Leden zyner Gemeente by monde, en verder de Christenheid door zyne Schriften inboezemde. |
|