Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1802
(1802)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– Auteursrechtvrij
[pagina 461]
| |
Mengelwerk, tot fraaije letteren, konsten en weetenschappen, betrekkelyk.Eene korte beschouwing van de onderscheidene overeenstemmingen der euangelisten. Door Herbert Marsh, B.D.F.R.S. Lid van St. Johns Collegie te Cambridge.‘De Eerw. marsh, eene Engelsche Vertaaling geevende der Inleidinge tot de Schriften des Nieuwen Testaments door den Hoogleeraar johan david michaëlis, heeft de opgemelde Beschouwing eens onderwerps van groot aanbelang in de Letterkunde der Heilige Bladeren, by wyze van aantekening, geplaatst. Niet twyfelende of dezelve zal onzen Leezeren, die in dit vak lust hebben, behaagen, geeven wy 'er plaats aan in ons Mengelwerk.’
Alle de hedendaagsche Overeenstemmingen der vier Euangeliën, van welken wy 'er meer dan honderd, in onderscheidene taalen, bezitten, kunnen in twee hoofdsoorten onderscheiden worden. Vooreerst, Overeenstemmingen, wier Opstellers voor toegestaan genomen hebben, dat alle de Gebeurtenissen, in alle de vier Euangeliën vermeld, geschikt zyn in eene Tydrekenkundige Orde. Ten tweeden, Overeenstemmingen, welker Schryvers erkend hebben, dat, in één of meer der vier Euangeliën, de Tydorde meer of min uit het oog verlooren is. Osiander, of, zo als hy in Duitschland genaamd wordt, hosmann, staat aan het hoofd der eerstgemelden; chemnitz aan dat der laatstgenoemden. De Overeenstemmingen van den eerst gedagten aart zyn vry gelyk aan elkander; naardemaal de vervaardigers, schoon zy de Gebeurtenissen, in het eene Euangelie vermeld, met die in een ander verhaald, moesten | |
[pagina 462]
| |
zamenknoopen, nogthans, daar zy onveranderlyk de Orde behielden, in elk Euangelie in agt genomen, en gevolglyk alle de gevallen herhaalden, op onderscheide plaatzen, by verschillende Euangelisten, voorkomende, zo dikwyls die gevallen aan deeze Overeenstemmingmaakers voorkwamen in het leezen der Euangelisten, was 'er weinig gelegenheid voor weezenlyke afwykingen in hun plan en schryfwyze. Maar in de Overeenstemmingen van de tweede soort ontmoeten wy groote veranderingen: naardemaal, schoon derzelver Schryvers eenstemmig zyn in hun beginzel, zy van elkander afwyken in de toepassing van 't zelve; en hoewel zy overeenstemmen in het maaken van verschikkingen, waardoor zy onderscheiden zyn van de Overeenstemmingmaakers van de eerstgemelde soort, maaken zy nogthans dezelfde verschikkingen niet. - Zommigen, by voorbeeld, hebben verondersteld, gelyk chemnitz, Aartsbisschop newcome en andere Overeentemmingschryvers van deeze soort gedaan hebben, dat Euangelist mattheus de tydorde grootlyks veronagtzaamd heeft; terwyl anderen, als bengel en berteling, veronderstellen, dat hy dezelve in 't algemeen gehouden hebbe. Van hier is het, dat, schoon zy allen hetzelfde voorwerp op 't oog hebben, naamlyk om eene tydrekenkundige Overeenstemming te vervaardigen, of de gebeurtenissen, in de Euangeliën vermeld, zo naby mogelyk volgens de Tydorde te schikken, in welke de gevallen gebeurd zyn, zy verschillende wegen hebben ingeslaagen om dit einde te bereiken. Want in zommige Overeenstemmingen is de Orde van mattheus veranderd, en ondergeschikt aan die van marcus; terwyl in andere Overeenstemmingen de Orde van marcus wordt omgekeerd, en gevormd naar die van mattheus. Eenige Overeenstemmingschryvers veronderstellen, dat alle de Euangelisten de Tydorde over 't hoofd gezien hebben; terwyl anderen desaangaande eene uitzondering maaken, ten voordeele van één of meer hunner; schoon de vraag, wien der Euangelisten men hier hebbe uit te monsteren, desgelyks stoffe tot geschil oplevert. En zelfs zodanige Opstellers van Overeenstemmingen, die elkander gelyk zyn ten opzigte van het Euangelie of de Euangeliën, in welke verschikkingen moeten gemaakt worden, verschillen ten opzigte van de byzon- | |
[pagina 463]
| |
dere deelen, waar deeze verschikkingen moeten plaats vinden. Te midden deezer verscheidenheid van begrippen en veelvuldige bewysredenen, door welke ieder Overeenstemmingschryver zyn eigen byzonder plan verdeedigd heeft, valt het, in de daad, bezwaarlyk, een vast en bondig beginzel te ontdekken, volgens 't welk de Gebeurtenissen, door de Euangelieschryvers geboekt, in eene Tydrekenkundige Orde kunnen gebragt worden. Om deeze rede schryft griesbach in de Voorreden van zyn Synopsis: ‘Ik beken openhartig, en wil des myne Leezers vermaand hebben, dat zy geenzins in dit Werkje eene eigenlyk zo genaamde Overeenstemming moeten zoeken. Want schoon ik zeer wel weet, hoe veel werks zeer geleerde Mannen gedaan hebben, om eene Overeenstemming, volgens de regelen door hun vastgesteld, te maaken, denk ik, egter, dat 'er weinig nuts, ja bykans geen, uit dien tot kleinigheden afdaalenden arbeid kan gehaald worden, 't welk myn Kort Begrip niet verschaft; maar ik twyfel desgelyks zeer, of uit de Boeken der Euangelieschryveren een overeenstemmend Verhaal kan worden opgemaakt, met de waarheid, wat de schikking der Tydperken aanbelangt, genoegzaam overeenkomstig, en op vaste grondslagen rustendeGa naar voetnoot(*).’ - Het hoofdoogmerk van dit Kort Begrip is niet, om eene Tydrekenkundige Orde der Gebeurtenissen op te geeven; maar om, in by elkander staande kolommen, alle die afdeelingen op te geeven, welke de Euangeliën van mattheus, marcus en lucas gemeen hebben. Het Euangelie van joannes, uitgenomen het laatste gedeelte, laat hy agterwege: dewyl het overige van 't zelve zo weinig stoffe oplevert, in gemeenschap met de drie andere. En, om zo weinig verschikkingen als mogelyk te maaken, wordt de Orde van marcus doorgaans van hem gehouden: dewyl deeze dezelfde is met die van lucas, in zo verre het gebeurtenissen betreft, | |
[pagina 464]
| |
aan alle de drie Euangelieboekeren gemeen. De gedeelten, die ieder Euangelist hem byzonder eigen heeft, zyn geplaatst in tusschengevoegde afdeelingen. De schikking van het geheele Werk is zeer gemaklyk, en my is geene Overeenstemming bekend, welke zo veel bystands biedt in de naspeuring van een onderwerp, 't geen, in den laatsten tyd, zo zeer de aandagt der Duitsche Oordeelkundigen heeft bezig gehouden; te weeten, de oorsprong onzer drie eerste Euangeliën, en de betrekking, in welke zy tot elkander staan. Wat de vraag betreft, of 'er eene mogelykheid zy, om in eene Tydrekenkundige Orde alle de Gebeurtenissen, in de vier Euangeliën vermeld, te schikken, doet zich de grootste moeilykheid op in de wyze, hoe men, in dit geval, het zal maaken met het Euangelie van joannes. Want dewyl het, indien men de twee laatste Hoofdstukken uitzondert, zo weinig stoffe gemeen heeft met de andere drie Euangelieboekeren, moet elke Overeenstemmingmaaker, die het geheel wil invlegten, 't zelve in zeer veele kleine gedeelten snipperen, en deeze in dit, geene in een ander gedeelte schikken, tusschen de afdeelingen van mattheus, marcus en lucas, naar den tyd, tot welken zulk een Overeenstemmingschryver veronderstelt, dat ieder deezer deelen behoort. Maar veele, indien niet de meeste van deeze inlassingen, zyn zo willekeurig, en dermaate ontbloot van alle kenmerken, volgens welke wy, met zekerheid, kunnen zeggen, dat zulk eene Gebeurtenis, door joannes opgetekend, onmiddelyk volgde op, of voorging dit of dat geval, door mattheus, marcus of lucas opgetekend, dat, schoon deeze of geene 'er ingevlogten zyn volgens de tydorde, in welke zy voorvielen, wy geene zekerheid altoos hebben, dat zelfs het grootste gedeelte daarvan, in eenige Overeenstemming, eene juiste tydrekenkundige schikking bekomen hebbe. - De veiligste handelwyze is, derhalven, alle schikkingen van Overeenstemming te bepaalen tot de Euangeliën van mattheus, marcus en lucas, en het Euangelie van joannes, met uitzondering van de twee laatste Hoofdstukken, aan te merken als een Werk, met de andere drie niet in verband staande. Het stuk der Tydorde bepaalt zich, in gevolge hier | |
[pagina 465]
| |
van, tot een enger omtrek; en, naardemaal de Gebeurtenissen, die gemeen zyn aan de Euangeliën van mattheus, marcus en lucas, door de twee laatstgemelden, over 't algemeen, in dezelfde orde geplaatst zyn, hebben wy alleen eene keuze te doen tusschen hunne schikking (naamlyk ten opzigte van gevallen, die door alle deeze drie verhaald worden) aan den eenen, en die van mattheus aan den anderen kant. Want wie veronderstelt, dat zy alle drie de tydorde verwaarloosd hebben, en het nogthans onderneemt, eene Overeenstemming te vervaardigen, waarin de gebeurtenissen in tydorde voorkomen, onderneemt een stuk, in 't welk hy onmogelyk zal slaagen: naardemaal, volgens die veronderstelling, 'er geen kenmerk is, volgens 't welk de weezenlyke opeenvolging der gebeurtenissen kan bepaald worden. Nu is het blykbaar, dat een Geschiedschryver, die weet, in welk een tydorde de gebeurtenissen, door hem vermeld, elkander opvolgen, en nogthans voorbedagtlyk die orde in zyn verhaal omkeert, by zichzelven moet overtuigd zyn, dat zyn plan zodanig is, dat het zyne Leezers in gevaar moet brengen om mis te tasten in de opeenvolging deezer gebeurtenissen. Aan den anderen kant, indien een Geschiedschryver, hoewel nauwkeurig onderrigt ten aanziene der Gebeurtenissen zelve, niet altoos weet, in welk een orde zy elkander volgen, kan hy van geen verzuim beschuldigd worden, ofschoon zyne schikking niet in juiste tydorde is: dewyl de orde der opeenvolginge, welke met rede verwagt mag worden van een Geschiedschryver, die dezelve weet, niet gevorderd kan worden van eenen, die daar mede niet altoos bekend is. Dewyl nu mattheus, over 't algemeen, een ooggetuige was der voorvallen, door hem zo wel als door marcus en lucas verhaald, maar marcus en lucas geen ooggetuigen waren, is het zeker zeer redelyk, meer tydorde by mattheus dan by de anderen te verwagten. 't Is waar, dat, wanneer mattheus in zyne schikking verschilt van marcus of lucas, deeze twee Euangelisten in hunne schikking met elkander zamenstemmen. Maar deeze overeenstemming levert geen bewys op, dat zy in eene tydrekenkundige orde schreeven. Want schoon niets dan eene aankleeving aan de weezenlyke opeenvolging der gebeurtenissen eene een- | |
[pagina 466]
| |
paarigheid van schikking in de werken van twee Geschiedboekers kan te wege brengen, die geene gemeenschap hoegenaamd met elkander hadden, zou nogthans, indien de een den ander uitschreef, of zy beiden uit een en dezelfde bron putten, hunne schikking dezelfde kunnen weezen, en egter niet in tydorde. - Dat nu een van beide deeze veronderstellingen, ten opzigte van marcus en lucas, moet worden aangenomen, hebben de laatste en beste onderzoekingen van dit onderwerp buiten twyfel gesteld. - Het besluit, derhalven, dat de orde van mattheus, over 't algemeen, tydrekenkundig is, heeft grond; en mogen wy hier uit afleiden, dat de Overeenstemmingschryvers, die mattheus tot hunnen Gids neemen, in hunne poogingen, om eene Tydrekenkundige Overeenstemming te vervaardigen, beter zullen slaagen, dan zy, die hem verlaaten. |
|