| |
| |
| |
Soort by soort.
Een ontwerp, om de verlichting algemeener te maaken.
By gelegenheid van het dikwerf leezen van dezelfde Bewyzen, ten minste van hetzelfde Soort van Bewyzen, ter staaving of omstooting van twee of meer Stellingen, welke tot zeer verschillende Weetenschappen behoorden, is my het volgende ingevallen:
Misschien zou het van grooten dienst zyn, ter spoediger ontdekking der Waarheid, of der voor ons hoogst mogelyke Waarschynlykheid, indien men alle Onderwerpen, welke door gelyke of gelyksoortige Bewysredenen verdeedigd of bestreeden worden, in één rei naast elkanderen plaatste, en dan die Bewysredenen opgaf.
Hoe uitgebreid iemands kundigheden ook zyn mogen, altoos egter is 'er één vak der Geleerdheid, waarin hy byzonder bedreeven is; en by de zogenoemde Ongeleerden vindt men ook altoos, dat zy by uitstek geneigd zyn tot de beoefening van eene enkele Weetenschap of Kunst, en over Stellingen, daartoe betreklyk, veel gegronder oordeelen, dan over die der andere Kunsten en Weetenschappen, van welke zy weinig of geen werk maaken. Ongeleerden en Geleerden beiden zullen, derhalven, onder de Stellingen, die zy in één rei geplaatst vinden, ligtlyk eene Stelling aantreffen, wier gegrondheid of ongegrondheid zy van naby kennen; en dit zal hun, als met een opslag van het oog, terstond doen zien de waarheid of valschheid, waarschynlykheid of onwaarschynlykheid, der overige stellingen van die rei. Het spreekt van zelf: de Rei-stelling behoort door Kundigen te geschieden; op dat de Bewysredenen, waarmede de byeengeplaatste Onderwerpen verdeedigd of bestreeden worden, duidelyk en in volle kragt worden voorgesteld. Zo iets zal de verkryging eener algemeene Kunde veel gemaklyker maaken, en dus niet weinig kunnen toebrengen aan de waare Verlichting; en daarom is deeze arbeid aan te pryzen aan verstandige en goedwillige Menschenvrienden.
In alle vakken der Geleerdheid, in alle Kunsten en Weetenschappen, zal een oplettende niet weinige Stellingen of Onderwerpen aantreffen, wier bestaan men op dezelfde, of op soortgelyke, gronden vestigt of betwist. In de Godgeleerdheid, by voorbeeld, zou men in dezelfde rei kunnen plaatzen alle zodanige Leerstukken, welke rusten op het letterlyk verstaan of uitleggen van eenige spreekwyzen der H. Schrift; terwyl anderen die Spreekwyzen voor figuurlyk houden, en
| |
| |
de daarop gebouwde leerstukken voor niet genoegzaam gegrond. Deskundigen staat het te beoordeelen, of Transsubstantiatie, volstrekte Predestinatie, Drieëenheid, 's Menschen onveranderlyk Lot in het andere Leven, en meer andere, in één zelfde rei behooren.
Maar men bepaale zich niet, by het in één rei stellen, aan stellingen of onderwerpen van dezelfde weetenschap of kunst. Geenzins! Stellingen of onderwerpen van verschillende Weetenschappen kunnen, indien zy te regt in één rei geplaatst worden, zeer dienstig zyn ter aantooninge, hoe het gelegen zy met de gegrondheid of ongegrondheid van alle, welke in die rei staan. Zo zou men by de Godgeleerde Stellingen, die op het letterlyk verstaan eeniger spreekwyzen der H. Schrift rusten, in dezelfde rei kunnen plaatzen de geenzins Godgeleerde Stelling: de Zon loopt om de Aarde; omdat, of in zo verre, die Stelling ook rust op het letterlyk verstaan of uitleggen van een gezegde, in den Bybel voorkomende.
Uit het bygebragte zal men, min of meer, de groote Bekorting kunnen bemerken, die door het voorgedraagen Ontwerp te verkrygen is. In eens behandelt men veele Onderwerpen; en kent een Leezer één van die onderwerpen, dan kent hy ook alle de andere, die in dezelfde rei staan; want zy allen zyn van hetzelfde Soort.
Om duidelyk aan te toonen, hoedanig, naar myn plan, de in één rei stelling geschieden kan, of waarin eigenlyk het door my voorgestelde bestaat, stel ik nu drie Onderwerpen in één rei, en meld daarby eenige bewyzen en tegenbewyzen.
Met voordagt zeg ik eenige: want het zou wel kunnen zyn, dat 'er meer bewyzen gevonden worden; maar deeze melding gelieft men aan te merken als een voorbeeld van de manier, door my bedoeld; terwyl het my zeer aangenaam zal zyn, deeze rei-stelling door meerkundigen verbeterd te zien.
a. Het dooden van Visschen, Vogelen en Dieren, om derzelver Lyken te eeten. |
b. De Slaavenhandel, of het Koopen en als Slaaf gebruiken der Africaanen: |
c. Vervolging om den Godsdienst, of het kwalyk behandelen van anders-denkenden over Godgeleerde Stellingen. |
| |
Bewyzen voor de geoorloofdheid deezer Daaden.
1. Deeze Bedryvers zyn voortreflyker dan deeze Lyders; de eerstgenoemden hebben, derhalven, Heerschappy over de laatstgenoemden.
| |
| |
a. Visschen, Vogelen en Dieren hebben minder of geen ziel, verstand of gevoel.
b. De Africaanen zyn onbeschaafd en onverlicht; zy weeten althans veel minder van welgemanierdheid, en kunstige voldoening der driften, dan de Europeërs.
c. De Andersdenkenden blyven hardnekkig by de Dooling, en willen niet hooren naar de Stem der Waarheid.
2. Deeze daaden zyn nuttig voor de Bedryvers.
a. De Lyken der Visschen, Vogelen en Dieren zyn eene aangenaame spys.
b. Der Africaanen arbeid geeft overvloed van Suiker, Coffy, Cacao, en veele andere lekkernyen.
c. Niet zelden vervielen de voordeelige Ampten en ryke Bezittingen der Vervolgden aan de Vervolgers.
3. Deeze daaden zyn zelfs voor de Lyders nuttig.
a. Visschen, Vogelen en Dieren zouden, indien de Menschen hun niet in eene groote menigte doodden, (tot welk menigvuldig dooden dezelven aanhoudend gedrongen worden door de begeerte om die Lyken tot spys te gebruiken) door elkanderen gemarteld, verscheurd, en zeer wreedelyk van 't leven beroofd worden.
b. Door de Africaanen te koopen en in slaaverny te houden, rukt men hun uit de wreede handen hunner Landgenooten.
c. Het Onheil, 't welk men de Vervolgden aandoet, kan hunne hardnekkigheid vermurwen, hun van den zielverdervenden weg afbrengen, en geleiden op den weg der Gelukzaligheid.
4. De Bedryvers hebben voor zich het voorbeeld van veele hunner Medeschepselen; naamlyk, van die Visschen, Vogelen en Dieren, welke anderen om 't leven brengen en tot spys gebruiken, en ook, anderen dwingen, pynigen en verjaagen.
5. Het afschaffen of nalaaten deezer Daaden, welke, veele Eeuwen lang, in meest alle Landen deezer Aarde, bedreeven zyn, zou eene onberekenbaare Verwarring veroorzaaken onder het Menschdom.
a. Veele menschen zouden hunne aangenaame Visch-, Vogel- en Vleesch-maaltyden ontbeeren moeten, en alle die geenen, (of althans veele derzelven) welke nu een middel van bestaan vinden in het vangen en dooden van Visschen, Vogelen en Dieren, zouden dan geen arbeid hebben om de kost mede te winnen.
b. De zogenoemde Eigenaars van Africaansche Slaaven zou- | |
| |
den die groote Capitaalen verliezen, welke de Slaaven by verkoop zouden kunnen opbrengen, of deezen hun gekost hebben. En de Westindische Producten zouden de Planters veel duurer te staan komen, indien zy, niet door Slaaven, maar door Daglooners, de Plantagien moesten laaten bearbeiden; en indien de Prys der Producten verhoogde, dan zou de groote menigte, die zich gewend heeft aan het dagelyks gebruik van Suiker, Coffy, Cacao, enz. genoodzaakt zyn, of in 't geheel, of gedeeltelyk, af te zien van deeze hun geheel eigen geworden gewoonte, welke hun thans zo veel vergenoegen en vermaak geeft.
c. Geliefde Leerstelsels zouden een kragtdaadig steunsel ontbeeren, en gevaar loopen van veronagtzaamd en verlaaten te worden; en derzelver Voorstanders zouden veel verliezen aan Eer en Aanzien.
| |
Wederlegging deezer vyf bygebragte Bewyzen.
1. De zaak, waarop hier de Heerschappy gevestigd wordt, is tegenspraak onderhevig.
a. Visschen, Vogelen en Dieren toonen den opmerkzaamen beschouwer Uitmuntendheden, die zy boven de Menschen bezitten; deeze behooren dus in aanmerking genomen te worden, als men 's Menschen Voortreflykheid berekenen wil.
b. Niet weinige zogenoemde Voortreflykheden der Europeërs zullen aan het zogenoemd onverlicht verstand der Africaanen, op vry goeden grond, voorkomen als onvolmaaktheden, of als afwykingen van de waare Menschelyke grootheid.
c. De aantyging van Kwaadwilligheid, aan andersdenkenden over Godgeleerde stellingen, zal, ten aanzien van veele derzelven, ongegrond bevonden worden, indien men hunne gevoelens en hun gedrag onpartydig overweegt en nagaat; de H. Schrift althans vertoont ons Vervolgden om Godgeleerde stellingen, die, wel ver van kwaadwillig geweest te zyn, uitgemunt hebben in Goedwilligheid, en veel voortreflyker waren dan hunne Vervolgers.
Behalven dit, kan men nog aanmerken, dat het wel zeker is, dat Voortreflykheid tot een middel verstrekken kan om Heerschappy over anderen te verkrygen; maar het is op ver na zo zeker niet, dat Voortreflykheid daartoe regt geeft. En men mag ook wel vraagen: Wie behoort over de Voortreflykheid te oordeelen? Immers is zulk eene Heerschappy, van welke de Beheerschten de gegrondheid toestemmen, door die toestemming volmaakter; en op dien grond zou men overhellen, om het Oordeel over de Voortreflykheid der Menschen, der Europeërs, en der Vervolgers, niet toe te kennen aan
| |
| |
deezen, maar aan de Visschen, Vogelen en Dieren, aan de Africaanen, en aan de Vervolgden om Godgeleerde stellingen.
| |
Nu nog iets over Heerschappy!
Indien men het eigenaartig Doelwit van alle Heerschappy kan zien in het Doelwit, het welk alle, of ten minste veele, schepselen duidelyk vertoonen in hun zorgdraagend bestuur, toegeneegen hulp, en heldhaftige bescherming, ten dienste hunner Afkomelingen, geduurende derzelver kindsheid, (misschien de oorspronglykste van alle Heerschappyen) dan is hetzelve zekerlyk geen ander dan het Geluk der Beheerschten. En behalven dat geen Bestuur, het welk zo goed een doelwit ontbreekt, den naam van Heerschappy kan draagen, zo zal 'er voor hun, die by zich zelven overtuigd zyn, dat God het geluk zyner schepselen wil, geen twyfel overblyven over het eigenaartig Doelwit van alle Heerschappy, zo dra zy zich herinneren, dat alle schepsels hunne vermogens van God ontvangen hebben. Immers, het is betaamlyk (dit spreekt van zelf) dat het schepsel met alle zyne vermogens medewerke met het Doelwit van Hem, aan wien hy die alle verschuldigd is. Vooronderstel eens: God had aan de Europeërs de Heerschappy gegeeven over de Africaanen; dan, zeker, zou de waarlyk goede Opperheer van allen daarmede der Africaanen geluk beoogd hebben, en geenzins derzelver onheil. Dit voorbeeld kan men ook ter opheldering aanwenden van de twee andere Stellingen a en c.
Is het nu dus gelegen met alle Heerschappy, door welk een soort van schepsel ook zy gevoerd wordt; hoe veel heil mag men dan niet verwagten, als een Mensch over eenige zyner medeschepselen heerscht? Hy is door zynen Schepper begunstigd met Goedwilligheid; met een Gemoed, het welk, zo het niet ontaarte, nooit nalaaten zal, hem te dringen tot het bevorderen van het welzyn van anderen, en dat ook nimmer zal nalaaten, hem, dat doende, alles te boven gaande vreugde te schenken. Ver van daar, dat het Doelwit der heerschappy van een niet ontaart mensch zou kunnen zyn, smarten aan te doen, veel min te vernietigen! Zyn doelwit is, buiten twyfel, ten goede te geleiden, te helpen en te beschermen, en, zo veel hem mogelyk is, gelukkig te maaken allen, over welken hy heerscht.
2. In dit bewys is Regt of Onregt niet in aanmerking genomen. Indien zogenoemde tydelyke voordeelen genoegzaam zyn om iemand iets te doen bedryven; wat blyft 'er dan van de Zedekunde over? Dan zou deeze Aarde weldra een tooneel zyn van aanhoudende verwoestingen en yslykheden, tot dat zy Schepselloos wierd, althans zonder eenig Mensch.
| |
| |
Het geen in het bewys nuttig genoemd wordt, is dien naam niet waardig, indien het met de zaak zo gelegen is, dat de Bedryvers dier daaden zich door zulk een bedryf de verwytingen van hun geweeten op den hals haalen.
3. Hoe veel kwaad die Lyders getroffen zou hebben, indien men hun niet van leven of vryheid beroofd, maar overgelaaten had aan hun lot, gelyk men zegt, kan niet naauwkeurig genoeg berekend worden, om hetzelve juist te vergelyken met het kwaad, het welk hun nu aangedaan wordt; maar het is volkomen duidelyk, dat die Visschen, Vogelen en Dieren, die Africaanen, en die Vervolgden, welken, aan zich zelven overgelaaten, geen kwaad wedervaaren zoude hebben, door de voorgestelde bedryven a, b en c veel verliezen.
Hoe oneigenaartig ook zyn deeze Bedryven, indien men dezelven als middelen opgeeft om het nut der Lyders te bevorderen! Om hun van eenig kwaad te bevryden, is men zelf wreed; men vernietigt zyne Medeschepselen! En hoe behandelt men zyne Medemenschen? Men maakt hun het lieve leven, door den Schepper aan hun verleend opdat zy gelukkig zouden zyn, tot een ondraagelyken last.
4. Wat al zou men niet kunnen verdeedigen, indien het daartoe genoeg ware, een Voorbeeld aan te wyzen? Een geil en wellustig Mensch kon het voorbeeld der Musschen bybrengen; een Listige en Wreede, dat van zommige Roof-visschen, Vogelen, Dieren, en wat dies meer is.
Het komt 'er hier op aan, of het voorgestelde Voorbeeld goed is of kwaad om nagevolgd te worden. De Navolging van eenig voorbeeld kan de natuur van de Daad, die door navolging bedreeven is, geenzins veranderen. Het stooken of veroorzaaken van vyandigen twist en oorlog (om iets ter opheldering by te brengen) wordt niet goed, al is het dat eenige onzer Medeschepselen zich daaraan schuldig maaken. Het welzyn van anderen, en niet eenig Voorbeeld, is de toetssteen, waarop men de egt- of goedheid, valsch- of kwaadheid, der menschelyke daaden toetzen en beproeven kan.
5. Het afschaffen of nalaaten van zaaken, die zeer algemeen in gebruik zyn, treft veeler lusten en begeerlykheden; van hier dat nuttige veranderingen maar al te dikwils onheil, in stede van heil, veroorzaakt hebben; vooral, als men dezelven ongeregeld of overhaast doordreef.
Dit afschaffen of nalaaten behoort bedagtzaam te geschieden; en dan zal 'er, zeker, geene onberekenbaare Verwarring door ontstaan: want;
a. Het meerder toeleggen op de aankweeking van heilzaame en welsmaakende Gewassen zal de weelderigste tongen
| |
| |
eens genoegzaame vergoeding verschaffen voor de Dierlyke lekkernyen. En die uitgebreider, kunstiger, en veel meer tyd vereischende Landbouw zal arbeid, en middelen van bestaan, verleenen aan hun, die zulks nu vinden in het vangen en dooden van Visschen, Vogelen en Dieren.
b. Indien de Planters meerder arbeidsloon moeten uitgeeven dan nu; hunne Plantagien zullen, misschien, beter bearbeid worden, en meerdere of betere Producten opleveren. Op zyn ergst genomen, zullen de Planters wat minder winnen.
c. Indien 'er Leerstellingen zyn, die zich niet door haare waarde kunnen staande houden; slegts een klein gedeelte van het Menschdom, in vergelyking van het geheel, zou 'er eenig aanzien en gemak door verliezen.
Zie daar een voorbeeld van myn voorgestelde in één reistelling. Waren alle de Bewyzen voor en tegen bygebragt, dan zou een Leezer, die den waaren aart van een der drie kent, in eens, den waaren aart zien van de twee overige; die weet hoe het gelegen is met c, zou dan te gelyk ook weeten de waare gesteldheid van a en b.
Maar dit voorbeeld van in één rei-stelling is geen uitgewerkt stuk, waarin alles, wat voor en tegen gezegd kan worden, is bygebragt. Nog minder uitgewerkt, en slegts aangestipt, is de nu volgende in één rei-stelling, welke hier nog byevoegd is, of dezelve het Plan eenige meerdere duidelykheid mogt byzetten.
| |
De Weelde, of te groot eene Verteering. De Actiehandel van het Jaar 1720.
Een Bewys voor. Beide deeze zaaken bragten te wege (en de Weelde doet zulks nog) een grooten omloop van Geld; iets, het welk zeer dienstig is ter bevordering van de arbeidzaamheid en het welvaaren van de Inwooneren des Lands.
Een Bewys tegen. Het Voordeel van dien omloop van geld, het moge minder of meerder zyn dan men zich verbeeldt, is slegts voor een korten tyd. Het is onbestendig, en duurt niet lang genoeg om eene welgevestigde en aanhoudende Welvaart voort te brengen; en, als die korte rol gespeeld is, zyn dit de gevolgen: Schaarsheid van Geld, Miscrediet zo buiten- als binnenlands, verwyfde Zedenloosheid, jammerlyk Gebrek, dolzinnige Vertwyfeling, en de Kwalykvaart, zo niet de Ondergang, des Lands.
Indien deeze aanstipping tot iets volkomens gemaakt wierd, dan zou een Leezer, die welbekend was met de rampen,
| |
| |
welke de Actiehandel van het Jaar 1720 voortbragt, hoe onkundig ook aangaande de droevige gevolgen van Weelde, op het zien deezer twee éénsoortigen, niet kunnen nalaaten, by zich zelven of openlyk, te zeggen: Zo schadelyk is ook de Weelde!
Het Plan is nu duidelyk, en het Nut, 't welk de Ontwerper van deszelfs goede uitvoering te gemoet ziet, doet hem wenschen, dat het, ten minste, eenige aanleiding mag geeven tot iets Soortgelyks.
simplex.
|
|