vorst van 1794-5 vond ik in diep gespitte gronden verscheide morgens Mollen dood gevrooren, die zich aan de koude door die bewerking blootgesteld vonden.
Dat zy zich in den Zomertyd boven den grond onthouden, blykt uit het bedryf der Roofvogelen, die een groot aantal Mollen verdelgen. Ten deezen jaare werden uit het nest van een Kiekendief twee-en-twintig, en uit een ander vyftien Mollen gehaald; eenige waren reeds bedorven: men vondt 'er bovendien veele kikvorschen en geplukte vogels.
De roofzugt der Kiekendieven toont, dat zy verwoestende vyanden zyn voor de Mollen; 't welk, indien men weet dat de Mollen nuttig voor de Menschen zyn, den arm tegen dit vogelgeslacht moet wapenen.
Menigmaalen vindt men de Mollen op het veld in den Zomer dood liggen, met kentekenen, dat ze gebeeten zyn, om 'er het bloed uit te zuigen, terwyl zy voorts onverzeerd gebleeven zyn. Dit, veronderstel ik, is het bedryf der Wezelen. - Het volgend niet zeer algemeen voorval, in den Zomer des Jaars 1789, strekt 'er ten bewyze van. Men zag een Kiekendief, met een prooi in den bek, van den grond opvliegen: in stede van na een digtbyliggend bosch te gaan, steeg hy bykans rechtstandig in de hoogte. Naa een korten tyd zich daar onthouden te hebben, daalde de vogel neder, met uitgebreide, doch beweeginglooze vlerken, en viel op een kleinen afstand van de plaats, die hy opvliegende verliet. - Verscheide persoonen, die zich daaromtrent bevonden, dit opvliegen en nederdaalen opmerkende, vervoegden zich onmiddelyk derwaards; een Wezel kroop uit den Kiekendief, die dood ter aarde lag. Zy ontdekten, dat de Kiekendief in den hals gebeeten was, met het gevolg dat hy dood bloedde. Niet verre van daar vonden zy een dooden Mol, nog warm, in den nek gebeeten; waaruit zy beslooten, dat de Wezel beider dood veroorzaakt hadt.
Op verscheide plaatzen, waar ik een groot aantal Bruine Kevers aantrof, waren de Mollen uitgerooid. In Staffordshire vertoonde men my eene menigte groote boomen, met Bruine Kevers bedekt, en geheel bladerloos. Ik vroeg, of zy de Mollen uitdelgden? Het antwoord was, dat zy het deeden, dewyl zy 'er anderzins als van overstroomd zouden worden.