Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1802
(1802)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– AuteursrechtvrijTwee zeldzaame gevallen: het eene van eene algemeene ancylosis, of verstyving der gewrichten: het andere van eene onnatuurlyke vraatzucht.(Uit het Fransch.)
In de Notice des Travaux de la Classe des Sciences Mathématiques et Physiques, de l' Institut National à Paris, pendant le second trimestre de l' An 10, te vinden in het Magasin Encyclopedique, Tom. VI. p. 247, leest men, onder het artikel Médecine, het volgende.
De Burger percy, Geassocieerde van het Instituut, heeft geneeskundige en wysgeerige aanmerkingen voorgelezen over eene algemeene Ancylosis, of onbeweegbaarheid van alle gewrichten, en aan de Classe het geraamte vertoond van eenen ongelukkigen, die, geduu- | |
[pagina 422]
| |
rende twaalf jaaren, geleefd heeft in deezen toestand, die, erger dan de dood, van denzelven, volgens de uitdrukking van den Burger percy, een verschrikkelyk afbeeldsel en lang voorlooper is. Deeze Opperheelmeester der Legers, na andere voorbeelden van Ancyloses, door onderscheiden Geneeskundigen, by naame door réal-colomb en den Burger portal waargenomen, te hebben aangehaald, heeft aan de Classe voorgedragen, dat de Burger françois-maurice marcien de simorre, oud Officier, in de veldtochten op Corsica, een jichtig rheumatismus had gevat, hetgeen hem allengskens het gebruik der vingeren, der handen, en der voeten benam, na geweldige pynen, hem beroofde van alle vermogen van beweeging, zelfs der onderkaak, en het gezicht deed verliezen. Verscheiden jaaren bragt hy door in eenen armstoel, zonder een oogenblik slaapens te genieten, niettegenstaande hy de sterkste giften van opium gebruikte. Alleenlyk een weinig vleeschnat of wyn kunnende inzuigen door de zeer kleine ruimte, welke de boven- en benedentanden tusschen zich open lieten, deed hy zich twee snytanden uittrekken; en door behulp der openinge, welke deeze bewerking maakte, sprak hy vryer, en kon, door een pypjen, vochten inslorpen, en zelfs een weinig gehakt vleesch nuttigen. Zyn lichaam, eene soort van bezield standbeeld of leevend lyk geworden, bestond als uit één stuk; alle zyne beenderen waren aan elkander gesoldeerd. Niettegenstaande deezen jammerlyken toestand was simorre dikwyls zeer vrolyk in gesprek, en dicteerde jaarlyks een Almanak met liedjens, dien men yverig koft, om zyne ellende te verligten, zonder zyne kieschheid te kwetzen. Die van het Jaar 5 is merkwaardig door dit opschrift: Van 't licht beroofd, verstyfd aan al zyn leden,
Lacht hy om 't leeven, wachtende op den doodGa naar voetnoot(*).
Simorre had ondertusschen een gelaat, dat veel uitdrukte, en zelfs vrolykheid te kennen gaf. De spieren van zyn aangezicht hadden eene zonderlinge be- | |
[pagina 423]
| |
weegbaarheid verkregen; zy waren zonder ophouden in werkinge, zo om het gebrek aan gebaaren, welke hy niet meer kon maaken, te vervullen, als om het vel te doen rimpelen, en de muggen te verjaagen, welke het kwamen steeken. De Burger percy heeft den oorsprong en den voortgang van deeze, gelukkiglyk, zeer zeldzaame ziekte ontvouwd, derzelver oorzaaken nagespoord, de verandering der beenderen verklaard, in het byzonder die der gewrichten van simorre, wiens geraamte, een tevens verschrikkelyk en dierbaar gedenkteken der menschlyke gestalteGa naar voetnoot(*), tegenwoordig geplaatst is in de Bewaarplaats van de School der Geneeskunde te Parys.
In een Tweede Bericht heeft de Burger percy al de uitwerksels beschreven van eene vervaarlyke Vraatzucht, waaraan hy den naam van polyphagia heeft gegeven. Een Jongeling in de nabuurschap van Lyon, genaamd tarare, en die al vroeg zich by eenen troep poetsenmaakers had gevoegd, had zich toegelegd op het inslokken van keisteentjens, van onmaatig groote stukken van het slechtste vleesch, van korven vol grove vruchten, van messenGa naar voetnoot(†), en zelfs van leevende dieren. Zwaare toevallen, en verschrikkelyke kolykpynen, hadden hem niet kunnen doen afzien van eene gevaarlyke gewoonte, die weldra eene heerschende behoefte werd. In het begin van den jongsten oorlog opgeschreven in een der Bataillons van het Rhynleger, zocht hy, by een beweegbaar Hospitaal, de spyzen, welke hem noodzaaklyk waren geworden. Het overschot van de keuken, de resten der uitgedeelde spyzen, de verworpen portien, het bedorven vleesch, waren hem niet genoeg. Dikwyls ging hy den verachtelyksten dieren hun voeder betwisten: geduurig was hy op de jacht van katten, | |
[pagina 424]
| |
van honden, van slangen, welke hy leevende verslond. Men moest hem, door bedreigingen of door geweld, verwyderen van de kamer, waarin de lyken geplaatst werden, en van de plaatzen, daar men het bloed van de aderlaatingen der zieken nederzettede. Te vergeefs poogde men hem te geneezen, door hem beurtelings vette lichaamen, zuuren, opium, en zelfs de nux vomica, te geeven. Het verdwynen van een kind van zestien maanden afgryslyke vermoedens tegen hem verwekt hebbende, nam hy de vlucht. Maar in het Jaar 6 kwam hy in het Ziekenhuis te Versailles, in eenen staat van teering, welke op zyne verschrikkelyke vraatzucht gevolgd was, en, volgens zyn zeggen, voortkwam van eene zilveren vork, die hem in het gedarmte was blyven zitten. Hy stierf in korten tyd. De Burger tessier, Opperheelmeester van dat Ziekenhuis, den moed gehad hebbende om het lyk te openen, niettegenstaande den onverdraagelyken stank, welken het van zich gaf, vond de vork niet. De maag was van eene buitengewoone grootte; de ingewanden, geheel vol verzweeringen, vertoonden aanmerkelyke uitzettingen, en de galblaas was van eene groote ruimte. Tarare was klein, tenger en zwak: de opslag van zyn gezicht had niets, dat naar woestheid geleek. Wanneer hy nuchter was, kon men het vel van zynen buik bykans om zyn geheel lichaam slaan; en wanneer hy verzadigd was, zoude men hem voor waterzuchtig aangezien hebben; een dikke damp kwam met stroomen uit zynen mond; zyn geheel lichaam rookte; het zweet liep hem in overvloed van het hoofd; en, gelyk verscheidene der vraatzuchtigste dieren, viel hy in slaap om zyn voedsel te verteeren. De Burger percy eindigde zyn Bericht met eene ontvouwinge van de gesteldheid der inwendige werktuigen by de ongelukkigen, welken door de natuur tot deezen ongeregelden en wreeden honger gedoemd zynGa naar voetnoot(*); hy verklaarde het grootste gedeelte der verschynselen, welke zy opleveren; en besloot uit de talryke voorbeelden van veelvraatigheid, welke hy byeenverzameld had, | |
[pagina 425]
| |
dat de ellendigen, welken 'er door aangetast worden, meestal in den dood het einde hunner folteringen vinden, eer zy den ouderdom van veertig jaaren bereikt hebben. |
|