zy het aanwezend gebrek op andere manieren trachtten te geneezen, doch zonder eenig gevolg. In den beginne was de hoest droog; doch allengskens begon het Kind fluimen op te geeven, die in den beginne wit en dun waren, doch allengskens dikker en bruiner wierden, en ten laatsten een rottigen reuk van zich gaven. Zomwylen zaten de fluimen vast; doch dan was de hoest ook sterker, en de koorts, die zich allengskens daar by gevoegd had, heviger. Geduurende de laatste maand hoestte het Kind steeds geweldig, zonder ophouden en zonder nachtrust; waardoor het noodwendig vrolykheid, eetlust. en kragten verloor; ja zomwylen lag het, door dat geweldig hoesten uitgeput, uuren lang, als dood. In het midden van Sprokkelmaand 1789 was het Kindje zodanig uitgeteerd, dat de Geneesheer en de Ouders, van dag tot dag, den dood te gemoet zagen. De natuurlyke ontlastingen liepen van zelven af, zonder dat het Meisje daarvan iets gevoelde; het kon geen voet meer beweegen, lag plat te bed, en een weinig soupe was haar eenigst voedzel. Op den 21 dier maand wierd het Kind, in den morgenstond, door eene allergeweldigste vlaag van hoesten overvallen, met eene zo groote magteloosheid, dat men thans den dood voorzeker verwagtte. De Vader, deeze laatste oogenblikken van 't leven zyns Kinds zo gemakkelyk, als mogelyk scheen te zyn, willende maaken, nam het op zynen schoot. Intusschen wierd de hoest steeds erger, met eene verschrikkelyke benaauwdheid; tot dat het Kind eindelyk, als in eene stuiptrekking vervallende, een groot stuk slym uitwierp, 't geen geweldig stonk, en in 't midden eene bruine vlek had. De Vader, die deeze vreemde zelfstandigheid in een zakdoek opving, verschrikte niet weinig, dewyl hy dezelve voor een worm aanzag; want aan de Koffyboon dagt niemand meer. Straks na dit voorval geraakte het Kind, 't geen nu, geduurende vier etmaalen, geen rust genooten had, in een zoeten slaap; terwyl de Vader 'er zyn werk van maakte, om de laatst geloste fluim nader te onderzoeken,
met dit gevolg, dat hy dezelve bevond te bestaan uit de opgezwollene Koffyboon, die in eene laag taaije slym was ingewikkeld; zynde dezelve de zwarte vlek en de vermeende worm. Na verloop van eenige uuren wierd het Kind gezond wakker, en vroeg naar spyze, 't geen in geen