| |
Aanmerkingen, over eenige driften; byzonder voor de vrouwen ingerigt.
(Uit het Engelsch.)
Geen waarheid is 'er, duidelyker en van allen meer erkend, dan dat de Menschlyke Natuur onderhevig is aan eene menigte van Driften. Eenige deezer mogen deugdzaam heeten; andere zal men niet schroomen met een tegenovergestelden naam te bestempelen: dan 'er is een groot aantal tusschenbeide staande Neigingen, ook wel, en mogelyk niet ten onregte, met den naam van Driften bestempeld. Deeze laatstgemelde kunnen, door eenen geschikten invloed der Rede, zeer dienstbaar worden aan de Deugd, wanneer zy zich in gevaar bevindt om door belaagers overweldigd te worden: maar zy loopen even zeer gevaar om in dienst genomen te worden door de belaagers der Rede; en, eens opgeschreeven onder het vaandel der vyanden, mist het zelden, of zy doen de kans keeren, en richten eene deerlyke slachting aan by de aangevalle Deugd.
Het blykt hieruit, dat deeze Tusschensoort van Neigingen, als 't ware, eene soort van in evenwigt brengende magten zyn, die, 't is waar, eene onzydigheid in zedelyke zaaken schynen te houden, maar, dit met wapenen in de hand doen- | |
| |
de, niet verondersteld kunnen worden, onzydige aanschouwers te zullen blyven; zy moeten of met of tegen ons weezen.
Ik zal my klaarder doen verstaan, wanneer ik ze nader en byzonderder onder 't oog breng; en een aanvang maaken met die Drift, welke men den naam van algemeen heerschend heeft gegeeven: de Zugt tot Beroemdheid, of om als boven andere bekend uit te steeken.
Ik vermoed, geen Juffrouw zal deeze Neiging lochenen: ik zou haar dit ook geenzins aanraaden: laat zy egter die Neiging onderzoeken, en, eer zy zich aan 't geleide daarvan overgeeve, nagaan, waartoe dezelve haar waarschynlyk zal brengen. Zal die Zugt haare Leidsvrouw alleen weezen tot die Bekendheid, welke verworven wordt door uit te steeken in de losbandigheden deezes tyds, door te schitteren in de eerste kringen der vrolyk huppelende wereld, en die ten zeilsteen strekt, om elken aanzienlyken losbol tot zich te trekken; dan, in de daad, is zy eene allerverleidelykste Gids, in staat, om haar, die dit geleide volgt, op eene steilte te voeren, van welke de val haar in het graf des onheils zal doen nederstorten. - In tegendeel, zoekt die eigenste Zugt haar af te maanen van deeze allergevaarlykste najaagingen; pryst zy haar aan, het bewandelen van paden, misschien min uitlokkende voor het oog, maar uitloopende op weezenlyke genietingen des leevens: dan mag zy veilig een geleide volgen, 't welk haar niet zal bedriegen, en eene Drift inwilligen, die ten springveer van alle haare bedryven zal strekken, en by welker mangel het haar aan veerkragt zou ontbreeken, en haar character zich niet anders onderscheiden, dan door het vermyden der ondeugd, zonder de bevalligheid en verdienste van eenige stellige deugd. - Ik kan bezwaarlyk anders veronderstellen van eene Juffrouw, wanneer het haar ter keuze gegeeven werd, by haare intrede in de woelige wereld, door welk soort van Vermaardheid zy zich zou wenschen te onderscheiden, eene goede of eene kwaade, of zy zou de eerste kiezen. Ik moet gelooven, dat zy veel meer zelfvoldoening zou vinden in de onderscheiding van de beste Huisvrouw, de beste Moeder, de voorbeeldlykste Egtgenoote van haaren tyd te weezen, dan in alle verkeeringskringen aangeduid te worden als de grootste Modenpop, en de weelderigst opgeschikte van haare Kunne. Indien ik hier wel gegist heb, waarom zal dan iedere Vrouw, die haare leevenskeuze
nog te doen heeft, haare Eerzugt niet na dien kant heenen wenden, en op die voorwerpen vestigen, welke, verkreegen zynde, haar de meeste voldoening moeten schenken? Geen reden voor het tegendeel kan 'er weezen, dan omdat zy op deezen weg het doen eeniger zelfverlocheningen ontmoet, welke haar te hard toeschynen; en het strekt ten blyke, dat zy haar' goeden naam niet
| |
| |
genoeg lief heeft, om 'er eenige moeite voor aan te wenden; haare Eerzugt heeft geen edele voorwerpen; en haar trek om geroemd te worden is in den grond niet beter dan die van een Hansworst, die, om anderen in 't oog te loopen, zich veragtlyk aanstelt.
Vriendschap is een woord, 't welk een zeer inneemenden klank heeft, maar in geenen deele eene bepaald besliste hoedanigheid; deeze kan vriend of vyand weezen, naar gelange rede en oordeel daarover uitspraak doen. Alle vrouwlyke Vriendschappen met eene en dezelfde zwarte kleur te overstryken, zou zeker wat hard zyn; nogthans zal het voor alle Ouders eene zaak van het uiterste aanbelang weezen eene strikte wagt te houden over deeze Neiging, by de eerste beweegingen van het vrouwlyk hart. Ik heb niet ten oogmerke, over deeze gevaaren zeer byzonder te weezen: ze zyn genoegzaam bekend by alle Lieden van oordeel en ondervinding. Die verbintenissen moeten by den aanvang beperkt worden. Men hebbe van zyne Dogters, als de pest, te weeren, Romaneske Meisjes, Sentimenteele Schriften, die het hoofd op hol en het hart in de war helpen, nevens de betuigingen van Vriendschap, die op eene niet verstaanbaare, maar gevoelige, verderflyke geestdrift uitloopen. Draagt de ouderlyke zorg geen vroeg toevoorzigt tegen den aangroei van zulke neigingen, het zal in 't einde vrugtloos weezen, zich te verzetten tegen dien maalstroom, welke alles met zich voert.
Gevoelig- of Aandoenlykheid is eene zeer geliefde zaak by de Schoone Sexe; maar teffens eene beminnelyke Vriendin, of eene hoogstgevaarlyke Vyandin, der Deugd. Dat, derhalven, de Vrouw, die des belydenis doet, zorge draage, hoe zy deeze haare zwakheid zal laaten werken: want het is eene zo zeer zagte en indringende neiging, dat ze in de meeste Woordenboeken der Vrouwen een zelfde benaaming is als Liefde: in de daad, zy is weinig anders, dan een Kunstwoord, 't welk die ligt verleidende hoedanigheid bezigt in haare eerste aannaderingen; een woord, 't welk, mag ik my dus uitdrukken, een Pas geeft tot alle die voorbereidende schermutzelingen, welke jonge lieden op elkanders genegenheden doen, eer zy tot eene verdere ontdekking komen: het is, als 't ware, de Wetsteen, op welken de Liefde haare pylen scherpt. Indien eene Juffrouw in gezelschap eenig soort van Aandoenlykheid betoont omtrent haar' Bewonderaar, moet hy een opperzotskap weezen, indien hy niet weet zich van dat wapentuig tegen haar te bedienen. - Dan de Gevoeligheid neemt een geheel ander character aan, wanneer zy in dienst treedt van Goedwilligheid, of ter wagt strekt aan de Zedigheid. In het eene geval is zy eene aandryfster tot mede- | |
| |
lyden; en in het andere maakt zy bescheidenheid waakzaam. Maar, wanneer zy het hart aanvalt, om door zagte vervoering dat medelyden te betoonen, in gevallen waar de bescheidenheid niet op de hoede is, dan moet die aandoening gehouden worden voor een spion, die, onder het masker van liefde, de ligtgeloovigheid tot de slegtste oogmerken tragt te verleiden, en het hart door listige inboezemingen ten val te brengen.
Ydelheid is eene Drift, omtrent welke ik denk zeer beleefd te handelen, als ik dezelve rangschik onder deeze wenden bruikbaare Neigingen: want het is zo veel ik ten uitersten kan doen, als ik haar eenige werkzaamheid geef in de bescherming der Deugd. Misschien had ik haar deeze plaats niet toegeschikt, zo ik vanissa niet gekend had. Zy kan egter eenige ondergeschikte diensten doen in de huishouding der Edelmoedigheid, der Gastvryheid, en andere agtenswaardige dienstbetooningen. Zy is weinig meer dan een dienstvaardig, beleefd en aartig ding, dat op iets beters doelt, en te vrede is met een glimplach voor haare goedwilligheid door de zodanigen, die te veel verstand hebben om 'er eenige daadlyke hulde aan te betoonen: wanneer zy schadeloos is, zou het hard weezen, haar uit baldaadigheid te beledigen; wanneer zy schadelyk wordt, dan verdient zy met de geesselroede der belachlykheid getugtigd te worden. Een schoothondje kan men dulden, als het zich stil houdt en het gezelschap niet aanblaft; maar een keffertje verdient, schoon op den arm van eene Dame, by de ooren getrokken te worden, ter straffe van het onbescheid.
Kieschheid is eene zagte naam; en fraaije Dames, die eene haar eigene veragting hebben van het gemeen, zyn 'er zeer op gesteld om aangezien te worden als bedeeld met zintuigen, veel tederder en veel eerder aangedaan dan die van het gemeen, en dan de Natuur ooit beoogde haar te schenken: haare zenuwen zyn aandoenlyk in de hoogste maate; en haar gestel is zo ten uitersten aandoenlyk, dat de wind haar aangezigt met geene harde vlaag mag bewaaijen. - Ik heb die lieveling der Vrouwlyke Sexe met eene meer dan oppervlakkige aandagt nagegaan, en vind my nog buiten staat om ééne haarer goede hoedanigheden aan te wyzen. Ik ontdek de verdienste niet van zulke uitgezogt tedere zenuwen, en heb nooit waargenomen dat de slapste snaaren in staat zyn om de welluidendste klanken voort te brengen, als zy op speeltuigen gesteld worden. Ik verbeeld my dat het vrouwlyk hart zulk een welgestemd speeltuig is, als het getokkeld wordt door de hand van den Vader, van den Vriend, van den Egtgenoot: maar hoe kunnen deezen verwagten, eene zamenstemming van welluidende klanken te zullen hooren
| |
| |
van een speeltuig, 't welk door elk veranderlyk windje van den toon gebragt wordt? Men mag vry zulk een speeltuig, als een ouderwets speel-instrument, waarop niemand weet of wenscht te speelen, in de kas opsluiten: het kan nooit dienen in een Familie-concert, maar moet aan den wand gehangen worden, of ten minsten het moet altoos tot een solo dienen.
Schaamte, wanneer deeze zich met Zedigheid paart, zal altoos met een gunstig oog beschouwd en met een lach van goedkeuring aangemoedigd worden: maar Schaamte is eene huurling; men ontmoet haar zomtyds in de kleeding der trotschheid, zoms in den versleetenen opschik van gemaaktheid. Gemaaktheid is zeer gereed om haar in gezelschap te brengen, en heimlyke bewustheid zal zich dikwyls schaamen omdat zy het weet. - Ik heb niet veel ten haaren laste; want zy is niet in staat om lastig te vallen in beschaafde gezelschappen. 'Er is, ik beken het, veel van het roode in den kring der Jufferschappe; maar dan is het een zo algemeene blos, en zo bestendig, dat ik verre ben van het altoos aan Schaamte toe te schryven, wanneer de wangen der Schoonen met roozen beschilderd zyn. - Nogthans, schoon dezelve zomtyds een bedriegster is, en, om die reden, mag weggezonden worden, kan ik niet nalaaten eenig deel te neemen in het lot van haar, die, in vroegeren tyde, een handlangster der schoonheid was: en daarom, wanneer Verdienste Zedigheid in haaren dienst genomen heeft, zou ik het der Onkunde aanraaden, de Schaamte ten vollen in dienst te neemen.
Beleefdheid is eene bekoorelyke neiging; en wenschte ik gaarne, dat de Sexe haar geleide opvolgde, al ware het alleen om een contrast te maaken tusschen haar en veele Heeren, met welken zy verkeeren. Beleefdheid bestaat, zo ik het wel begryp, daarin, dat men de zodanigen, met welken men verkeert, genoegen geeft, en in hunnen omgang genoegen schept. Dan de tegenwoordige handelwyze, vrees ik, is maar al te geschikt om deeze stelling om te keeren: want ik heb opgemerkt, dat men, ook in zommige vrouwlyke gezelschapskringen, beleefd genoeg is, om alles te doen, wat tot eigen genoegen strekt; maar ik bespeur zeer weinig werkzaamheid om ook het genoegen geeven aan andere in acht te neemen. Dit ging oudtyds voor, en die orde hadt men niet moeten omkeeren.
|
|