Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1802
(1802)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– Auteursrechtvrij
[pagina 411]
| |
De North-Walesche landlieden, voorbeelden van hulpvaardigheid.(Ontleend uit j. evans Tour through Part of North-Wales, in the Year 1798.)
Wanneer men de Inwoonders van North-Wales, heden ten dage, te recht beschouwt, en hun Character nagaat, zal men ontwaaren, dat eene te verregaande Beschaaving alsnog hunne natuurlyke aandoeningen niet gedood, noch de ongevoeligheid voor anderen te wege gebragt heeft, welke men onder zo veele meer beschaafde Menschen aantreft. De zugt, die zy hebben voor hunnen geboortegrond, de verkleefdheid, welke zy betoonen voor de moedertaal, daar in gebruik, zyn niet doorsteekender dan hunne zonderlinge gehegtheid aan elkander. Hunne kunde en bedryf in den Landbouw steeken niet byzonder uit; maar hun gedrag ten opzigte van elkander, in den Oogsttyd, is zo zonderling als edelaartig. In gevolge van de schraalheid des gronds en den staat des Landbouws onder deeze Lieden, valt de Oogst vry laat in; en dikwyls veroorzaakt het ongestadige weêr eene zwaarigheid, om het schraale Gewas, waarvan hun leevensonderhoud afhangt, t'huis te brengen. Dikwyls gebeurt het, dat aller handen arbeid het werk niet af kan, en dus een arme Boer gevaar loopt van geheel 'er onder te geraaken. Doch daar is eene natuurlyke medegevoeligheid onder deeze Lieden, welke in die omstandigheden tusschenbeide treedt. Bewust van het onheil, ontstaande uit een schraal Gewas, slegt ingeoogst, hebben zy Societeiten van onderlingen bystand, daar te lande Cymmorthean Cynhauf geheeten. - Zo ras een of twee Landlieden hun eigen Oogst binnen hebben, of reeds verre met hun eigen arbeid gevorderd zyn, keeren zy terstond weder te veld met dienstboden en paarden, om den agterlyker Buurman te helpen. Zy doen dit zonder eenig ander loon te vorderen dan het eeten, welvoldaan door de bewustheid, ontstaande uit het volbrengen eener daad van broederlyke trouwhartigheid. Wy hebben 'er veelen gezien, bezig in dien liefderyken arbeid; en het genoegen, 't welk zy smaakten, mogten wy afneemen uit hun luidrugtig vreugdegeroep. Indien de lugt betrekt, en de zamenpakkende wolken een regenbui breigen, die hunne vriendlyke oogmerken zou ver- | |
[pagina 412]
| |
ydelen, verdubbelt het landgejuich, en tevens het reppen der handen; en zy schynen meer bezorgd om 's nabuurs Graangewas in veiligheid te brengen, dan hun eigen. Het beoogde en verlangde einde bereikt zynde, keeren zy met vreugdegeroep na 't huis des geholpenen, waar zy, hem met den behouden t'huisgebragten Oogst geluk wenschende, hun onderling geluk te kennen geeven door vrolyke feesthouding. - Eer ik ooggetuige geweest was deezer tooneelen van broederlievenden arbeid, verstond ik niet in volle kragt de fraaije zinspeeling van den Propheet, als hy, spreekende van de geneugten eens door god begunstigden Volks, verklaart: ‘Zy zullen blyde weezen voor uw aangezigte, gelyk men zich verblydt in den OogstGa naar voetnoot(*).’ |
|