| |
Eenige buitengewoone bedryven en gewoonten der Hindoos. Door Sir John Shore, Voorzitter van de Asiatische Societeit.
‘Veel hebben wy, van tyd tot tyd, in ons Mengelwerk geplaatst, de Hindoos betreffende; en zonder iets aangaande dit Volk te ontmoeten, 't welk zeer byzonder was, en op echte bescheiden steunde, zouden wy des niets meer geleverd hebben: dan het volgend Stuk van den Voorzitter der Asiatische Societeit, Sir john shore, het éénige, (behalven de Lofreden op Sir william jones, 's Mans Voorganger in het bekleeden van dien Post) 't welk van hem voorhanden is, ontmoetende, konden wy niet nalaaten, het onzen Leezeren mede te deelen. Zy zullen, twyfelen wy niet, het voor eene belangryke bydrage houden, strekkende om het Character der Hindoos in een licht te zetten, waarin het doorgaans niet beschouwd is door Europische Schryvers. Jammer, dat wy van 's Mans hand, waarschynlyk, in dit vak, niet meer te wagten hebben; dewyl de slegte staat zyner gezondheid hem noodzaakte, na Engeland terug te keeren. - Daarenboven voldoen wy, met dit te plaatzen, aan eene reeds jaaren geleden gedaane belofte, om, wat belangryks van deeze Asiatische Societeit ons voorkwam, onzen Leezeren mede te deelen.’
In eene voorbereidende Redenvoering, aan deeze Societeit voorgedraagen door wylen onzen Voorzitter w. jones, worden de Mensch en de Natuur vermeld als de veelbevattende hoofdvoorwerpen onzer naspeuringe. En, schoon ik geenzins oordeele, dat wy, uit kragte van dit wydstrekkend plan, ons hebben in te laaten tot het ophaalen van elke kleine byzonderheid in wyze van denken en doen, welke de Inboorelin- | |
| |
gen van Indie byzonder kenschetst, treft men by hun veele byzonderheden aan, even zeer geschikt om der nieuwsgierigheid voldoening te verschaffen, als om de aandagt te trekken van den Wysgeer en den Staatsman.
Van alle studien is die der Menschlyke Ziele de belangrykste; en, 't zy wy dezelve nagaan in derzelver volmaaking, of in haare vernedering, leeren wy dwaaling vermyden, of verkrygen voorbeelden van verbetering en navolging. By de beschouwing van Gebruiken en Gewoonten tot de beginzelen opklimmende, uit welke zy voortkomen, bepaalen wy, volgens den zekeren maatstaf der Ondervindinge, de uitwerkzels van natuurlyke of zedelyke oorzaaken op 's menschen ziel.
De Characters der Inboorelingen van Indie worden, ondanks alles, wat men deswegen in Europa geschreeven en in 't licht gebragt heeft, in geenen deele recht begreepen; en eene naauwkeurige, welingelichte naspeuring derzelve, gepaard met de behoorlyke onderscheiding van gewoonten en gebruiken, als enkel plaatslyk of algemeen, zou stoffe verschaffen voor eene nuttige, belangryke en onderhoudende Verhandeling.
Het is myn oogmerk niet dit ter hand te neemen. Ik beken, noch bekwaamheid, noch tyd te hebben tot het volvoeren van zodanig eene taak. Ik bragt het voorige alleen by, dewyl ik slegts ten oogmerke had, aan de Societeit eenige buitengewoone Bedryven, Gewoonten en Handelwyzen deezes Lands voor te draagen, die te myner waarneeminge gekomen zyn by het bekleeden myner bedieninge. Indien het verhaal te veel hebbe van den regterlyken styl, dan moge ter vergoedinge dienen, dat het ontleend is uit echte stukken en regterlyke bescheiden, in gevolge waarvan het volle aanspraak heeft op het vertrouwen der Leezeren.
De Onschendbaarheid van eenen Brahman, of Priester, is een vast beginzel by de Hindoos. Een Brahman van het leeven te berooven, of door openbaar geweld, of door zynen dood eenigerwyze te veroorzaaken, is eene misdaad, welke geene verzoening toelaat. - Tot dit beginzel kan t'huis gebragt worden het bedryf, Dherna geheeten, voorheen niet zeldzaam te Benares. Men zou dit woord door Vasthouding, of Arrest, kunnen overzetten. Het wordt door de Brahmannen te dier Stede gebruikt, om eene zaak door te zetten, welke door geene andere middelen kan vervorderd worden. - Men gaat op de volgende wyze te werk. De Brahman, die dit middel ten voorschreeven einde aanwendt, vervoegt zich aan de deur van het huis des persoons, tegen wien hy het heeft, of ter plaatze, waar hy hem het zekerst zal ontmoeten. Hy zit daar in Dherna neder, met vergif, of een dolk, of eenig ander werktuig van zelfmoord, in de
| |
| |
hand, dreigende daarvan gebruik te zullen maaken, indien zyn Party het zich onderwinde, hem te moeijen of voorby te gaan. In deezer voege houdt hy deezen volkomen opgeslooten. De Brahman, zich in deezer voege tegen zyne Party gezet hebbende, vast; en uit kragte van eene gewoonte, welke zeldzaam overtreeden wordt, moet het ongelukkig voorwerp van dit Arrest ook vasten. In deezen staat verblyven zy beiden, tot dat de insteller van de Dherna voldoening kryge. Hierin mist hy zelden, dewyl hy het bykans nimmer onderneemt, zonder een vast besluit om te volharden: want indien de Party, dus opgeslooten, het zo verre liet komen, dat de Brahman, zittende in de Dherna, door honger omkwame, zou die zonde, voor altoos, zwaar op hem liggen. - Dit bedryf is zeldzaamer geworden in de laatste jaaren, zints de oprichting van een Geregtshof te Benares, in den Jaare 1783. Maar de tusschenkomst van dat Hof, en zelfs van den Resident aldaar, is niet genoegzaam geweest om het geheel af te schaffen; dewyl men het, over 't geheel, voorzigtig geoordeeld heeft, ten deezen opzigte geene dwangmiddelen te bezigen, uit vreeze dat eenig blyk daarvan hem, die in de Dherna zat, tot zelfmoord zou aanzetten. De smaad van dit bedryf zou niet alleen vallen op de handhaavers van het Geregt, maar op het Gouvernement zelve.
De gewoonte om in Dherna te zitten bepaalt zich tot manlyke Brahmans niet alleen. Het volgende voorbeeld, te Benares, in den Jaare 1789, voorgevallen, zal dit stuk volkomen bewyzen en ophelderen. - Beenoo bhai, eene Weduwe van den Brahmanischen Stam, hadt een Regtsgeding tegen haaren Schoonbroeder balhisken. Men zogt dit by bemiddeling te vinden. Het Regtsgeding en de Uitspraak werden door het Geregtshof te Benares nagezien, en men beriep 'er zich van. De zaak van beenoo betrof een eisch van eigendom, waarby haare Cast of Stam in aanmerking kwam, welken haar tegenstander beweerde dat zy verbeurd hadt. De uitspraak was ten haaren voordeele, maar zo gunstig niet als zy wenschte. Zy werd, overzulks, te raade, om haare zaak te winnen door de Dherna, en het verder te brengen dan de gebruikte regtsmiddelen het gebragt hadden. Overeenkomstig met dit besluit, ging beenoo voor de deur van balhisken in Dherna zitten. Naa het verloop van eenige dagen, begon hy te vreezen, dat zy van honger zou sterven, en ging met haar na den Hindootempel te Benares, waar zy beiden nog eenigen tyd zich van spys onthielden. Dertien dagen waren 'er verstreeken zints den aanvang van balhisken's Dherna, toen hy het opgaf, door te komen tot eene voorwaardlyke overeenkomst met beenoo, behelzende, dat, indien zy de echtheid van haare Cast bewyzen, en eenige agtenswaardige Leden van haaren eigen Stam
| |
| |
kon overhaalen om voor haar een onthaal te bezorgen, hy niet alleen de kosten daarvan zou betaalen, maar ook haare schulden voldoen. De voorwaarden werden aangenomen door beenoo, die haar aandeel in het aangegaan verdrag volbragt. Haar tegenpartyder betaalde, zonder verwyl, de kosten des onthaals; maar het niet volbrengen van zyne verbintenis, om haare schulden te voldoen, bewoog haar, een regtsgeding tegen hem aan te vangen; en de te werk gestelde Dherna, met de bewyzen daarvan, kwamen dus voor de Regtbank.
Het is niet te onpasse, hier aan te merken, dat eenigen van de Pundits, daarover geraadpleegd, de voldingendheid van eene verpligting, door een Dherna afgevergd, erkenden; mits het voorwerp daarvan ware het verwerven van eene regtmaatige zaak, of het verkrygen van een regt, verkeerd en snood door de andere party geweigerd; doch in geene andere gevallen. - Doch anderen verwierpen de duchtigheid van eene op die wyze afgeperste verbintenis, zo dezelve, in 't vervolg, niet bekragtigd werd door den Geregtsschryver, of geheel, of gedeeltlyk, naa dat het aangewende dwangmiddel was opgeheeven.
Van dit vermelde gebruik is geen geheel gelykvormig voorbeeld in Bengale of Behar ter myner kennisse gekomen; schoon het bekend is, dat Brahmannen zelfs in Calcutta, liefdegaven tot leevensonderhoud van Hindoos gekreegen hebben, door zich voor de deuren van hunne huizen te plaatzen, onder verklaaring, dat zy daar zouden blyven tot dat hunne verzoeken vervulling bekomen hadden. De gemaatigdheid van den eisch brengt doorgaans eene bewilliging te wege, die agter zou blyven indien dezelve te hoop liep.
In het zekere ben ik onderrigt, dat voorbeelden van deeze Gewoonte nu en dan voorkomen in eenige gedeelten van des Viziers heerschappye, en dat men Brahmannen daar met vrugt gebruikt heeft om schulden betaald te krygen; den Schuldenaar betaaling afvorderende, onder bedreiging, dat zy zouden vasten tot dat de schuld zou betaald weezen. De Schuldenaars, indien zy geld of crediet hadden, bleeven nooit in gebreke, om een eisch, deezerwyze tegen hun ingerigt, te voldoen.
Een ander Landsgebruik, van een zeer zonderlingen en wreeden aart, noemt men het oprichten van een Koor. Door deeze benaaming verstaat men een ronden Houtstapel, gereed om in brand gestooken te worden. Op deezen wordt zomtyds eene Koe of anders eene Oude Vrouw, geplaatst, door de vervaardigers van dien Houtmyt, om te gader verbrand te worden. Men bedoelt met dit bedryf de Officiers van het Gouvernement of anderen af te schrikken van groote eischen;
| |
| |
naardemaal de volvoering deezer Offerande gesteld wordt een groote zonde op den hals te laaden van de zodanigen, wier gedrag den bouwer van zodanig een Koor tot dit uiterste de toevlugt doet neemen.
Een voorbeeld van deeze zo wreede als vreemde Gewoonte zag men in de Provincie van Benares, in den Jaare 1788. Drie Brahmannen hadden een Koor toegesteld, waarop eene oude Vrouw zich liet plaatzen. Het oogmerk, om voor een tyd schrik aan te jaagen werd 'er ten vollen door bereikt; en een tydige tusschenkomst van gezagbetoon voorkwam de volvoering der offerande. - Het is der moeite waardig, de zaak te weeten, welke deeze drie Brahmannen aanzette om de toevlugt te neemen tot dit wanhoopig en wreed middel. Hunne eigene verklaaring komt hoofdzaaklyk hier op neder: Dat zy landen in gemeenschap hadden met anderen; maar dat de openbaare belasting ongelyk aan hun was opgelegd, dewyl hunne deelgenooten minder dan zy, naar evenredigheid, betaalden; zy weigerden, uit dien hoofde, eenig gedeelte op te brengen, en vervaardigden een Koor, om de Officieren van het Gouvernement vrees aan te jaagen in het voortzetten van hunnen eisch. Hun eenig doel was, gelyk zy met zo veele woorden verklaarden, om eene gelyke verdeeling in het betaalen der belasting tusschen hun en hunne medelandeigenaaren te bewerken. - Eene Vrouw, bykans blind van ouderdom, hadt zich, te deezer gelegenheid, op de Koor geplaatst. Zy werd gedagvaard voor den Engelschen Superintendent der Provincie, doch weigerde volstrekt te komen; betuigende, dat zy, veel liever dan te gehoorzaamen, zich zou verdrinken in de eerste waterwel. Men drong het stuk niet verder aan.
Dit is het éénige voorbeeld der vervaardiginge van een Koor, in veele jaaren vóór 1788 vermeld. Men wil, dat het in vroegeren tyde veel algemeener in gebruik was. Geen berigt is my ter hand gekomen van eene herhaaling deezer Regtsvordering in Benares, of het bestaan daarvan in eenig ander gedeelte van de Bezittingen der Compagnie. Men wil ook, dat het nooit algemeen geweest hebbe in Benares; maar verzekert, dat het zich bepaalde tot een gering gedeelte van die wyduitgestrekte Provincie.
Het laatstgemelde gebruik loopt zeer aan tegen die zagtheid en menschlievenheid, in welke de Schryver van The Historical Disquisition, regarding ancient and modern India, verzekert, dat de Inwoonders van dit Land, door alle eeuwen heen, uitstaken. Als eene algemeene stelling, aan uitzonderingen onderhevig, heb ik geen regt om dezelve tegen te spreeken; dan men zal nogthans moeten toestemmen, dat byzondere Persoonen in Indie dikwyls door geringe tergingen
| |
| |
zich laaten vervoeren tot het pleegen van bedryven, welke door geene tergingen kunnen gewettigd worden; en zonder my te beroepen op het gedrag van baarblyklyke roovers, kan men voorbeelden aanvoeren van naauwlyks geloofbaare wreedheden, de gevolgen van wraakzugtigen trots en onbeteugelde gewelddaadigheid van inborst.
Ten bewyze van deeze verzekeringen, zal ik drie merkwaardige voorbeelden bybrengen, gestaafd door onlochenbaare baarblyklykheid. Ten Jaare 1791 werd soodishter mier, een Brahman, de bewoonder van een verpagt land, en eigenaar van een land, vry van belasting, in de Provincie van Benares, opontboden om te verschynen voor een Officier, een Inbooreling des lands, een afgevaardigd Inzamelaar in het District waar deeze Man woonde. Hy weigerde voluit, te gehoorzaamen aan de dagvaardingen, die vrugtloos herhaald werden; naa verloop van eenigen tyd werden verscheide persoonen afgevaardigd om het geding voort te zetten, en hem tot verschynen te noodzaaken. Toen deezen zyn huis naderden, sneed hy het hoofd af van de Weduwe zyns overleden Zoons, en wierp het buiten deur. Zyn eerste oogmerk was, zyne eigene Vrouw om 't leeven te brengen; dan het bleek, dat zyns Zoons Weduwe, dit verneemende, hem verzogt, haar van kant te maaken of te onthoofden; gelyk hy deedt. - In dit geval nam het Regtsgeding tegen soodishter een geregelden loop; zyne ongehoorzaamheid ging met versmaading gepaard; zyn leevensstand geregtigde hem niet om byzonder uitgemonsterd te worden; hy hadt niets te vreezen van het voldoen aan den eisch; en hy mogt zich verzekerd houden van herstel in regten, indien hem ongelyk ware aangedaan.
Een ander Brahman, genaamd baloo paundeh, werd, in den Jaare 1793, overtuigd, zyne Dogter vermoord te hebben. Zyn eigen verslag van die daad, en van de beweegreden hem daartoe aanspoorende, komt hier op neder: Dat, omtrent twaalf jaaren vóór den begaanen moord, hy baloo en een ander Man te zamen Huurders en Bebouwers waren van een plek gronds, toen de Deelgenoot aan baloo zyn aandeel afstondt. Met den Jaare 1793 kwam zyn voorige Deelgenoot te voorschyn met een eisch op aandeel in deezen grond; de eisch werd aan goede Mannen gelaaten, die ten voordeele van baloo uitspraak deeden. Hy ging gevolglyk na dat land, en was bezig met het te ploegen, wanneer hy daarin gestoord werd door zyn tegenstander. Hierop werd baloo, naar zyne eigene bekentenis, ‘toornig en woedende, en bragt myne eigene kleine Dogter apmunga, die slegts een en een half jaar oud was, in het veld, en doodde haar met myn eigen zwaard.’ - Dit geval gebeurde ook in de Provincie van Benares.
| |
| |
Het laatste voorbeeld, 't geen ik zal aanvoeren, is eene daad van Moedermoord, gepleegd door beechuk en adher, twee Brahmannen en Zemindars of Eigenaars van Landgoederen, welker uitgestrektheid die van agt Acres niet te boven ging. Het Dorp, waarin zy woonden, was de eigendom van veele andere Zemindars. Een geschil, 't welk ontstondt uit mededinging wegens het algemeen toevoorzigt op de inkomsten van het Dorp, hadt langen tyd plaats gehad tusschen de twee Broeders en een persoon, gowry genaamd, en den Officier van het Gouvernement, die dit bezwaar op den laatsten hadt overgebragt; hy werd aangezet tot eene herroeping daarvan door de bedreigingen der Moeder van beechuk en adher, om vergif te drinken, en om de behandeling aan de twee Broeders over te brengen. Door dezelfde bedreiging werd hy afgeschrikt van gehoor te geeven aan de klagten van gowry, die door een hooger magt tot dit onderzoek was aangesteld.
Maar de onmiddelyke oorzaak, die de Brahmannen aanzette tot den moord van hunne Moeder, was eene daad van geweld, welke gezegd werd gepleegd te zyn door de Afgezondenen van gowry, met of zonder diens last, en door hem gebruikt tot een ander oogmerk, in hun huis indringende, wanneer zy niet t'huis waren, by nagt, en veertig Ropyen, de Eigendom van beechuk en adher, wegneemende uit de vertrekken hunner Vrouwen.
Beechuk keerde eerst t'huis weder, waar diens Moeder, Vrouw en Schoonzuster hem het gebeurde verhaalden. Onmiddelyk bragt hy zyne Moeder na een niet ver afgelegen beek, waar hy op dien tyd, in den morgenstond, met zynen Broeder adher, overluid tot het Volk des Dorps riep; dat, schoon zy de intreede in huis, als eene daad die niet hersteld kon worden, wilden over 't hoofd zien, de veertig Ropyen moesten wedergegeeven worden. - Op deezen uitroep bekwamen zy geen antwoord; en 'er is geen zekerheid altoos, dat dezelve door iemand gehoord is. - Beechuk trok, zonder marren, zyn zabel, en sloeg met éénen slag 's Moeders hoofd van den romp, met het beleden oogmerk, als afgesproken en erkend door Moeder en Zoon, dat 's Moeders geest, opgewekt door het slaan op een grooten trommel veertig dagen lang, voor altoos gowry zou vervolgen en plaagen tot diens dood toe, en ook allen, die zyne deelgenooten geweest waren. De laatste woorden, die de Moeder sprak, waren, dat zy gowry en de zynen zou plaagen.
De gewelddaadigheid, den Afgevaardigden van gowry ten laste gelegd, dat zy met overmoed ingedrongen waren in de Vrouwen-vertrekken van beechuk en adher, mogt eene schennis heeten, die groote gramschap baarde; maar zy schy- | |
| |
nen die mishandeling minder gerekend te hebben, dan het verlies van hun Geld, 't welk zy, tot hun vol genoegen, zouden hebben kunnen wederkrygen, door zich te vervoegen by het Geregtschof in Benares.
De daad, door hun gepleegd, hadt geene andere wettiging, dan die ontleend werd uit de vooroordeelen, standgrypende op de plaats hunner wooninge; het was een misdryf tegen hunnen Godsdienst; en de beide Broeders bragten een voorbeeld by van een Brahman, die, zeven of agt jaaren geleeden, zyne Cast verlooren hadt, en alle gemeenschap met andere Brahmannen, door eene daad van dezelfde natuur. Dan, om de waarheid te zeggen, beechuk en adher, schoon Brahmannen, bezaten geen kennis, en hadden geene opvoeding genooten, beantwoordende aan de hooge onderscheiding van hunne Cast, waarvan zy den trots alleen bezaten, zynde zo onkundig en bevooroordeeld, als de geringste landbouwers in eenig deel van de wereld. - Zy scheenen ten uitersten verbaasd, wanneer zy hoorden dat een Pundit hun verwees tot de verbeurte van hunne Cast, en erkenden openlyk, dat zy zo verre waren van te denken eene barbaarsche daad gepleegd te hebben, dat zy beiden, zo wel als hunne Moeder, dit bedryf aanmerkten als eene verdeediging van hunne geschondene eer, en niet onderhevig aan eenige Godsdienstige straffe.
De Societeit zal met eenige bevreemding ontdekken, dat de Pleegers van de onderscheidene bedryven, door ons opgegeeven, Brahmannen waren. Deeze bedryven greepen ook alleen plaats in drie Districten van Benares. Ik neem deeze dingen in opmerking, ten einde ik niemand tot de dwaaling vervoere, waartoe men zo dikwyls vervalt, om algemeene besluiten uit byzondere omstandigheden af te leiden. In Bengale en Behar, waar de driften van jalousy, hoogmoed, en wraak, zomtyds zeer heillooze gevolgen te wege brengen, herinner ik my geen één voorbeeld, waarin de uitwerkzels van derzelver gewelddaadigen aart overgebragt werden van de voorwerpen, die deeze driften opwekten, tot andere, die onschuldig waren, gelyk in de boven vermelde gevallen.
(Het Vervolg en Slot hiernaa.)
|
|