Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1802
(1802)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– Auteursrechtvrij
[pagina 253]
| |
Verhandeling over de vroegste geschiedenis van den wyn; gepaard met aanmerkingen over de plaatzen, waar de wyn valt, en den aanleg van wyngaarden. Door C. Chaptal.(Vervolg en slot van bl. 201.)
Alle Lugtstreeken zyn niet geschikt tot het kweeken van Wynstokken: schoon dit Gewas met kragt schynt te groeijen in Noordlyke oorden, is het zeker, dat de vrugt aldaar nooit eene genoegzaame maate van rypheid kan verkrygen; en het is eene onveranderlyke waarheid, dat, boven de 50 Graaden Breedte, het sap van de Druif die gisting niet kan ondergaan, welke 't zelve tot een aangenaamen drank maakt. Het geval van den Wynstok, ten aanziene van de Lugtstreeke, is 't zelfde als met andere voortbrengzelen van het groeiend Ryk. Wy ontdekken in het Noorden een sterken groei, welgevoedde en sappige planten; terwyl het Zuiden ons voortbrengzels levert met geur, harst en vlugge oliedeelen: hier wordt alles in geest hervormd; daar alles aangewend om sterkte voort te brengen. De kenmerken, zo doorsteekende in den groei, doen zich ook op in het dierlyke: geest en aandoenlykheid schynen geschikt voor de Zuidlyke streeken; terwyl sterkte het deel is der Bewoonderen van het Noorden. Reizigers in Engeland hebben opgemerkt, dat eenige smaaklooze gewassen uit Groenland smaak en geur krygen in de tuinen omstreeks Londen. Beynier bevondt, dat de Steenklaver, die een sterken geur heeft in warme lugtstreeken, in Holland daarvan niets behieldt. Elk weet, dat het syn doordringend vergift van zekere Planten en Dieren allengskens verzwakt of vernietigd wordt in afzetzels, gekweekt onder Noordlyker lugtstreek. Zuikerriet schynt niet volkomen te groeijen, dan in warme Landen. Het Zuikerriet, in onze tuinen gekweekt, verschaft naauwlyks eenig zuikeragtig beginzel; de Druiven zyn zuur, wrang of onsmaaklyk boven de | |
[pagina 254]
| |
50 graaden Breedte. - Het geurige der Druiven zo wel als de Zuikerdeelen zyn de voortbrengzels van een helderen en bestendigen zonneschyn. Het wrange sap, in de Druiven voortgebragt in het eerste tydperk van derzelver groei, kan in het Noorden niet genoegzaam rypen; en dit oorspronglyk rauwe en wrange heeft 'er nog in plaats, wanneer de vroeg invallende vorst het verder rypen belet. Van hier dat de Druiven in het Noorden, ryk in beginzels van verrotting, naauwlyks iets bezitten van geestige gisting; en het uitgeperste sap van de vrugt, de gisting ondergaan hebbende, levert een zuur vogt, waarin men alleen vindt zo veel van den alcohol, als noodig is om eene tot rotting overslaande gisting te voorkomen. De Wynstok, derhalven, zo wel als de andere voortbrengzels der Natuure, heeft lugtstreeken, daaraan byzonder eigen; en het is tusschen de 40 en 50 graaden Breedte, dat dit Gewas met eenige maate van voordeel kan gekweekt worden. Het is ook binnen het gemelde perk, dat men de beroemdste Wynstokken vindt, en de beste Wynen aantreft; als Spanje, Portugal, Frankryk, Italie, Oostenryk, Styria, Carinthia, Hungarye, Transylvania, en een gedeelte van Griekenland. Maar van alle Landen biedt geen Land mogelyk eene zo gunstige ligging aan, voor den Wyngaard, als Frankryk; geen Land prykt met uitgebreider Wyngaardlanden, op onderscheide lugten. Van de oevers van den Rhyn tot den voet der Pyreneën wordt de Wynstok allerwegen aangekweekt; en in die groote uitgestrektheid treft men de aangenaamste en volgeestigste Wynen van Europa aan. Maar, schoon de Lugtstreek eene algemeene en onuitdelgbaare hoedanigheid aan de voortbrengzelen geeve, zyn 'er zekere omstandigheden, die de werking wyzigen en bepaalen: en het is alleen door zorgvuldig op 't geen elk deezer voortbrengt te letten, dat wy in staat zyn te ontdekken, welk het uitwerkzel van de Lugtstreek alleen is. Het is uit deezen hoofde, dat wy dikwyls de onderscheidene hoedanigheden van den Wyn vereenigd vinden onder dezelfde Lugtstreek; dewyl de grond, de ligging en de aankweeking de werking van die groote en algemeen werkende oorzaak wyzigen en veranderen. Aan den anderen kant zyn 'er eenige Wyngaarden, | |
[pagina 255]
| |
die ons de keuze niet laaten, om dezelve op allerlei breedte naar welgevallen te kweeken. Grond, lugtstreek, ligging, aankweeking moeten alle zich naar dien onveranderlyken aart schikken; en de minste schennis van dit natuurlyk character verandert weezenlyk het voortbrengzel. Zo zullen de Wynstokken, uit Griekenland in Italie overgebragt, niet langer denzelfden Wyn leveren; en die van Falernum, aan den voet van den Vesuvius, zyn van aart veranderd. De dagelyksche ondervinding wyst uit, dat de Wyngaard-ranken van Bourgondie, in het Zuiden overgebragt, niet meer zo aangenaame en keurige Wynen schenken. Het is, derhalven, uitgemaakt, dat de characters, waardoor zekere Wyngaarden onderscheiden zyn, op onderscheidene plaatzen niet kunnen hervoortgebragt worden: ten zulken einde is de bestendige invloed van dezelfde oorzaaken noodig; en daar het onmogelyk is, die alle te vereenigen, moeten veranderingen en wyzigingen de noodwendige gevolgen weezen. Wy mogen, overzulks, besluiten, dat warme Lugtstreeken, door het vormen van het zuikeragtig beginzel, zeer geestryke Wynen zullen voortbrengen; dewyl Zuiker ten dien einde noodzaaklyk is. Maar de gisting moet zodanigerwyze worden aangelegd, dat al het zuikeragtige van de Druiven ontbonden worde; anderzins zal men by de uitkomst Wynen hebben, die overzoet zyn; gelyk men zomtyds in eenige van de zuidlykste Landen heeft waargenomen, en in alle gevallen, waar het zuikeragtig sap al te zeer opeengepakt is, om eene geheele ontbinding te ondergaan. Koude Lugtstreeken kunnen alleen zwakke en zeer wateragtige Wynen opleveren, die zomtyds een aangenaamen smaak hebben; de Druiven, waarin naauwlyks eenig zuikeragtig beginzel bestaat, kunnen niets toebrengen tot de voortbrenging van den alcohol, welke alleen kragt aan den Wyn schenkt: maar dewyl, aan den anderen kant, de hitte, ontstaande uit de gisting deezer Druiven, zeer gemaatigd is, blyft het geurig beginzel daarin volkomen bewaard, en veroorzaakt dat die Wynen zeer aangenaam, schoon niet sterk, vallen. De Wynstok groeit overal; en, indien wy zouden mogen oordeelen over de hoedanigheid uit de kragt van groei, dan zou men Wynstokken moeten planten in een vetten welgemesten grond. Maar de ondervinding leer- | |
[pagina 256]
| |
aart, dat de goedheid of deugd van den Wyn nooit in evenredigheid staat met de kragt van den groei in den Wynstok. Wy mogen daarom zeggen, dat de Natuur, aan elke hoedanigheid van grond een byzonder voortbrengzel willende gunnen, een droogen en ligten grond aan den Wynstok toegeschikt, en het Graan aan vette en weltoegemaakte landen geschonken heeft.
Hic segetes, illic veniunt felicius uvae.
Het is in gevolge van deeze bewonderenswaardige verdeeling, dat de Land- en Akkerbouw met de onderscheidene voortbrengzels de oppervlakte onzes Aardbodems overdekt heeft; en niets is 'er noodig, dan het vermyden van het verwrikken deezer natuurlyke orde, en aan elke plaats de eigenaartige vrugten toe te schikken, om bykans overal ryke en verschillende inzamelingen te doen.
Nec vero ferre omnes omnia possunt.
Nascuntur steriles saxosis montibus orni,
Littora mirthetis laetissima; denique apertos
Bacchus amat colles.
Vaste leemagtige aarde is geheel niet geschikt voor den Wynstok: want niet alleen worden in dezelve de wortels belet, zich in takken uit te breiden; maar de gemaklykheid, met welke het water daar in dringt en daar op staan blyft, brengt een doorgaanden staat van vogtigheid te wege, die de wortels doet rotten, en den Wyngaard verzwakt; eene verzwakking, welhaast van den dood gevolgd. 'Er zyn eenige soorten van vaste aarde, die de gemelde schadelyke hoedanigheden niet hebben. Daar groeit en tiert de Wynstok weelig: maar die sterkte van groei doet weezenlyk nadeel aan de goede hoedanigheid der Druiven, die bezwaarlyk ryp worden; zo dat de Wyn, daarvan geperst, geest noch geur hebbe. Deeze soort van gronden worden, nogthans, zomtyds tot Wyngaarden bestemd; dewyl de menigte van Wyn, daar op voortgebragt, het voor de hoedanigheid goed maakt, en het dikwyls voor den Landman voordeeliger is, Wyn te perssen, dan Koorn te zaaijen. Daarenboven, deeze slappe maar overvloedige Wynen verschaffen | |
[pagina 257]
| |
een drank, geschikt voor arbeiders van allerlei rang, en gaan gepaard met voordeel ten opzigte van het overhaalen, en zy eischen weinig oppassens. Het is allen Landbouweren bekend, dat een vogtige grond niet geschikt is voor het kweeken van den Wynstok. Indien de grond steeds vogtig, en van een vetten aart is, kwynt de plant, rot en sterft: in tegendeel, wanneer de grond los, ligt en kalkagtig is, moge de groei sterk en kragtig zyn; maar de Wyn, op zulk eenen grond vallende, kan niet missen wateragtig, slap en zonder geur te weezen. Steenagtige aarde, in 't algemeen, is geschikt voor den Wynstok: lugtig, droog en ligt zynde, is dezelve genoegzaam om de plant te draagen; het water, van tyd tot tyd daar op vallende, heeft doortocht, en verspreidt zich gereedlyk door geheel de bedding heen; de veelvuldige takschietingen der wortelen drinken het in iedere opening: in alle deeze opzigten is eene steenagtige aarde zeer gunstig voor den Wynstok. Over 't algemeen zyn de Wynen, op dusdanig een grond geteeld, volgeestig, en de aankweeking gaat te gemaklyker, dewyl de grond ligt is en niet zamengepakt. Daarby heeft men nog op te merken, dat dusdanige drooge gronden by uitstek geschikt zyn voor den Wyngaard: het gebrek aan water en bemesting strydt met het denkbeeld van elk ander gedeelte des landbouws. Dan 'er zyn eenige gronden, nog gunstiger voor den Wynstok; de zodanige naamlyk, die teffens ligt en steenagtig zyn: de wortel schiet gemaklyk door den grond, die, door het mengzel van ligte aarde en steentjes, zeer gereeden toegang vindt. De bedding van Galets of Steengruis, gelyk men 't noemt, welke de oppervlakte van den grond bedekt, beschut denzelven voor het verschroeiend opdroogen der Zon; en terwyl de Ranken en de Druiven den heilzaamen invloed van dat hemellicht ondervinden, zal de voeglyk met vogt verzadigde wortel het noodig nat verschaffen tot den groei. Grond van deezen aart noemt men Steengrond, Zandgrond, enz. Volcanische grond brengt desgelyks smaaklyke Wynen voort. Ik heb gelegenheid gehad, om, in verscheide deelen van het Zuiden van Frankryk, waar te neemen, dat de sterkste Wyngaarden en de heerlykste Wynen | |
[pagina 258]
| |
voortkwamen te midden der overblyfzelen van Volcanos. Deeze nieuwe aarde, langen tyd bereid in den schoot des aardryks door onderaardsche vuuren, levert een onnavolgbaar mengzel op van alle bestanddeelen van den grond: derzelver half glasagtig zamenweefzel, ontbonden door de vereenigde werking van lugt en water, verschaft alle de beginzels van weeligen groei; en het vuur, waarmede deeze aarde is bezwangerd geweest, schynt vervolgens over te gaan in alle de planten, aan dezelve toevertrouwd. De Tokayer- Wyn en alle de beste Wynen van Italie worden op Volcanischen grond geteeld. De laatste Bisschop van Agde roerde den grond des ouden Volcanos van den Berg, en plantte Wyngaarden aan den voet der plaatze, waar de oude Stad gelegen was; en deeze beplanting is tegenwoordig een der rykste Wyngaarden van dien oord. 'Er zyn plekken op den zo zeer verschillenden grond van onzen aardbodem, waar de Graniet niet langer die hardheid en onveranderlykheid heeft, welke, over 't algemeen, het character van die oorspronglyke bergen uitmaakt: op die plaatzen is dezelve als tot stof vermaalen, en doet zich aan het oog niet anders voor dan als dor zand van groover en fynder korrel. Het is in deeze dermaate vermorselde overblyfzels, dat de Wynstok, op veele plaatzen in Frankryk, geteeld wordt; en, wanneer eene gunstige ligging daar by komt, is de Wyn van eene voortreflyke hoedanigheid. De beroemde Hermitagie Wyn teelt men op gronden van dien aart. Uit deeze beginzelen valt gereedlyk op te maaken, dat een grond gelyk die van Frankryk allergunstigst moet weezen tot de teelt van goeden Wyn: daar heeft men die ligtheid van grond, die aan de wortelen vryheid geeft om zich uit te breiden, en het water om door te zypelen, alsmede aan de lugt om 'er in te dringen; daar is die steenagtige korst, welke de hitte der Zonne maatigt; dat dierbaar mengzel van beginzelen, welker zamenvoeging zo voordeelig is voor elk soort van groei. Dus zal de Wyngaardenier, die 'er meer op uit is om goeden Wyn te maaken, dan om denzelven in groote hoeveelheid te perssen, zynen Wyngaard aanleggen in een ligten steenagtigen grond; hy zal geen vetten ryken grond verkiezen, ten zy hy het oogmerk | |
[pagina 259]
| |
hebbe, de hoedanigheid aan de veelheid op te offerenGa naar voetnoot(*). |
|