Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1802
(1802)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– AuteursrechtvrijOpmerkenswaardige geneezing van eene verlamming der bovenste en onderste ledemaaten, door het gebruik der baden in het badhuis te Amsterdam; waargenomen door D. Heilbron, C.Z. M.D. en F. Buchner, Chirurgyn, Oog- en Stads Breukmeester aldaar.Onder het groot aantal middelen, die zoo wel tot bewaaring der gezondheid als tot voorkoming en werkelyke geneezing van verschillende ziekten gebezigd worden, zyn misschien geenen vroeger bekend en in gebruik geweest dan de koude en warme Baden, uit eenvoudig water bestaande. - Reeds by de vroegste, ja by de eerst ons bekende Volkeren, werden ze, blykens hetgeen men deswegen in de gewyde Schriften, by de Geschiedschryvers, als ook by zommige Geneeskundigen, vindt opgetekend, als het geschiktste middel beschouwd, om de voor het Menschdom zoo noodige reinheid te onderhouden, den vermoeiden Reiziger te verkwikken, en het Physiek welvaaren over het geheel te bevorderenGa naar voetnoot(*). Het bleef echter niet alleen by dit Diatetisch gebruik der Baden; maar ook de vroegste Artsen vestigden hunne aandacht op dezelven als Geneesmiddel, en beloof- | |
[pagina 238]
| |
den zich de beste gevolgen van derzelver gebruik in onderscheiden ziekten, waarvan men reeds de duidelykste spooren vindt by hippocrates, celsus enz. Het welk intusschen geenzins te bevreemden is, wanneer men, door de laatere ontdekkingen voorgelicht, in ernstige overweeging neemt, welk een belangryk en gewigtig deel de huid van het menschelyk lichaam is; in welk een groot verband zy met de overige lichaamsdeelen staatGa naar voetnoot(*); welk een groot getal zenuwtjes onder dezelve gelegen zyn; hoedanig dezelve het geschiktste vehiculum oplevert, om onmiddelyk op het zoo gewigtig systhema Lymphaticum te werken, en van hoe veel belang, eindelyk, de uitwaasseming, die door dezelve geschiedt, voor de gezondheid is: uit welk alles natuurlyk volgt, dat men niet alleen door de uiterlyke aanwending van Geneesmiddelen groote veranderingen in de inwendige organen kan te weeg brengen, gelyk de ondervinding ons leertGa naar voetnoot(†), maar dat men ook, door op de huid zelve onmiddelyk te werken, verschillende inwendige ziekten en gebreken zou kunnen voorkomen en geneezen; ten welken einde, intusschen, niets geschikter schynt dan het gebruik der Baden. Met dit alles was het gebruik van dit, om verschillende redenen, zoo voortreffelyk middel by de Europische Volkeren aanmerkelyk afgenomen; waartoe in vroegere dagen waarschynlyk veel zal toegebragt hebben het invoeren van linnen onderklederen, waardoor het minder noodzaakelyk geworden was, de Baden als reinigend middel te gebruiken; de algemeene vermindering van alle Gymnastische oeffeningen; en eindelyk ook de zoo verschillende Geneeskundige leerstelsels, welke deeze weetenschappelyke kunst over het geheel zoo zeer verduisterd hebben. In laatere ty- | |
[pagina 239]
| |
den, echter, schynt nog eene geheel andere omstandigheid veel bygedraagen te hebben, om, niettegenstaande men het gewist der huid beter leerde kennen, het algemeen gebruik der eenvoudige Baden in vergetelheid te brengen; de ontdekking en bekendwording, naamelyk, der Minerale Baden. - Het was niet alleen uit hoofde van het meer werkdaadig vermogen, hetgeen deeze wateren volgens hunne zamenstelling schynen te bezitten, dat zy de eenvoudige Baden verdrongen; maar ook andere omstandigheden, die het gebruik derzelven verzellen, gaven vermoedelyk aanleiding dat men deezen de voorkeus gaf, en dat men ook indedaad dikwerf het bedoelde oogmerk beter door dezelven bereikte. Men verbeelde zich, welk een grooten invloed het reizen naar het Bad, zoo wel wegens de afleiding en verstrooijing van gedachten, als wegens de Physique uitwerking op het lichaam, het aangenaam gezelschap, de aanlokkende en opbeurende uitspanningen, de verwydering van alle huislyke zorgen, en een aantal dergelyke geneugten meer, welke de Bronplaatsen opleveren, op een ziekelyk lichaam moeten hebben, en hoe dit alles veel tot de geneezing van ziekten kan bydraagen, die zeer dikwyls door huislyke bekommeringen en andere gemoedsaandoeningen gevoed en onderhouden worden, en in welke de ziel ook zeer veel lydt, zoo als in veele langduurige sleepende ziekten meestal het geval is! Indien men echter in aanmerking neemt (toegegeeven, dat de Minerale Baden op zich zelf indedaad werkzaamer zyn dan die van eenvoudig water, hetwelk intusschen zommige Artsen niet in den volsten zin willen toestemmen, dewyl zy veele geneezingen, op het gebruik dier Baden gevolgd, voor een groot gedeelte aan de evengemelde bykomende genoegens op de Bronplaatsen toeschryven) dat een groot, ja het grootste gedeelte van het menschdom, door de te hoog loopende kosten, en andere veelvuldige hinderpaalen, van het gebruik dier Baden beroofd blyft; dat ook het nut der Baden, en byzonder der warme Baden, zich geenzins alleen bepaalt tot zoodanige ongemakken, by welke de Lyder van de eene plaats naar de andere kan gebragt worden, maar zich ook uitstrekt tot ziekten, in welke hy ter naauwernood uit het bed kan gedraagen wor- | |
[pagina 240]
| |
denGa naar voetnoot(*); dat men vervolgens ook des noods in staat zou zyn, om, door gepaste bereidingen, het eenvoudig water aan het Minerale zeer te doen evenaarenGa naar voetnoot(†); en daarenboven nog in het oog houdt, dat de aanwending van eenvoudig water op de huid al zeer aanmerkelyke uitwerkingen kan hebben; dan zal men, myns bedunkens, gaarne willen toestemmen, dat het aanweezen der Minerale wateren geenzins genoegzaame redenen oplevert, om de eenvoudige huislyke Baden geheelenal te verbannen. En het kan derhalven ook geenzins vreemd voorkomen, dat men, van dit vergroote begrip van de Minerale Baden terug gekomen, niet alleen de huislyke Baden van eenvoudig water (somwylen met het een en ander vermengd) meer en meer heeft getracht in gebruik te brengen, maar ook in de meeste Landen bedacht geweest is, om zoodanige publieke inrichtingen daar te stellen, waardoor het gemis van Minerale Baden te gemoet gekomen, of in zommige opzichten geheelenal zou kunnen vervangen worden. Het waren vermoedelyk ook dezelfde beweegredenen, die eenige Menschenvrienden, door deskundigen aangespoord, deeden besluiten, om ook in deeze aanzienlyke Stad het algemeen bekende Badhuis op te richten, waarvan ook ongetwyfeld, onder een goed geneeskundig toevoorzicht, zeer veel nut kan getrokken worden. Of echter de uitkomst aan de bedoeling beantwoordt? hieraan zou men met grond mogen twyfelen; daar men toch niet kan ontveinzen, en hetwelk zelfs onze Natie door buitenlandsche Geleerden verweeten wordt, dat het gebruik der Baden, in ons Land, over | |
[pagina 241]
| |
het geheel, nog onder de zeldzaamheden behoort. Wel wordt 'er nu en dan, in navolging der Engelschen, die daartoe door hunnen Landgenoot floyer (en misschien al te onbepaald) wierden aangespoord, van de koude Baden gebruikt gemaakt; echter bepaalt zich dit tot zeer weinigen, en heeft nog veel minder plaats omtrent de warme Baden, die noch als Diatetisch, noch als geneezend middel, in genoegzaam gebruik zyn, niettegenstaande de laatere ontdekkingen zoo veel aanleiding tot derzelver gebruik geeven, en de beroemdste Artsen op derzelver aanwending zoo zeer aangedrongen, en het nut daarvan met proeven gestaafd hebbenGa naar voetnoot(*). Zo ik my intusschen niet bedriege, (en dit is ook reeds door anderen aangemerkt) is dit zeldzaam gebruik der warme Baden in ons Land een natuurlyk uitwerkzel van de gevoelens, welke de meeste vroegere Inlandsche Artsen aangenomen hebben, omtrent de uitwerkingen der koude en warme Baden op het menschelyk lichaam, en wel byzonder ten aanziene van derzelver versterkende en verzwakkende eigenschappen. Het stelsel van den anderzins grooten boerhave, en de nader bekend gewordene proeven van den Franschen Geneesheer maret, die ondervonden had, dat een lederen riem in warm water langer en slapper, in koud water daarentegen korter en steviger wierd, deeden de Artsen het onbepaald gevoelen aanneemen, het welk zy by het algemeen voortplantten, dat de warmte en koude dezelfde uitwerkingen op het leevend lichaam hadden, en dat dus het warme Bad, door de vezelen uit te zetten en te verslappen, het menschelyk lichaam verzwakte en de koude, door de zamentrekking der vezelen, hetzelve versterkte; hetgeen dan ook ten gevolge moest hebben, dat de warme Baden, by de meer en meer toeneemende voorgeschiktheid tot verzwakking, als Diatetisch middel niet meer in aanmerking kwamen, en dat | |
[pagina 242]
| |
men dezelven ten hoogsten moest vermyden, in alle ziekten, in welke verzwakkende Geneesmiddelen nadeelig geoordeeld wierden. By een nader inzien blykt echter, dat dit gevoelen, hetwelk op de zinnelyke begrippen van de werkingen der warmte en koude op het menschelyk lichaam gegrond is, even zoo weinig in den volsten zin kan aangenomen worden, als de in den eersten opslag vlak tegenovergestelde, en op het leerstelsel van de quantitative prikkelbaarheid berustende stelling van brown, (van welke de verstandigsten zyner aankleevers echter merkelyk terug gekomen zyn) dat de warmte, door nieuwe prikkeling voort te brengen, versterkt, en de koude, door berooving van warmte enz., verzwakt. Immers worden wy, door eene onbevooroordeelde beschouwing en navorsching van de verschynselen in de bewerktuigde lichaamen, ten sterksten overtuigd, dat het aan de eene zyde niet te ontkennen is, dat 'er wel degelyk Physische en Chemische bewerkingen in dezelve plaats hebben en waargenomen worden, maar dat het echter, aan de andere zyde, ook niet minder waar is, dat dezelve, door een zeker ons onbekend iets, (men noeme het leevenskracht, prikkelbaarheid, enz. - of beschouwe het, naar zyn aangenomen gevoelen, als beginzel, grondkracht, oorzaak of gewrocht, enz.) op een geheel afzonderlyke wyze gewyzigd, en als 't ware geanimalizeerd worden. En hieruit volgt dan natuurlyk, dat 't volstrekt onmogelyk is, om, uit hetgeen men in doode of onbewerktuigde lichaamen ziet gebeuren, onbepaalde sluitredenen, omtrent soortgelyke verschynselen of derzelver uitwerkingen in leevende lichaamen, te maaken; even weinig als men in staat zou zyn, alle verschynselen in het bewerktuigde lichaam alleen door de vermeerderde of verminderde prikkelbaarheid en prikkeling te verklaaren, zonder den invloed der natuur- en scheikundige bewerkingen in aanmerking te neemen; waarom dan ook de meeste zinnelyke gewaarwordingen in een bewerktuigd lichaam alleen in een betrekkelyken zin kunnen genomen worden, gelyk ook indedaad het geval is by het denkbeeld van sterkte en zwakte, en dus ook van versterken en verzwakken van het menschelyk lichaam; zoo dat het zelfde middel, 't welk in het eene geval versterkend kan genoemd worden, in eenen anderen zin | |
[pagina 243]
| |
als verzwakkend te beschouwen is, en zoo ook omgekeerd. Voegt men nu by dit alles, dat zelfs het Physiek begrip van warmte en koude nog zeer onbepaald is, ten minsten dat wy de koude niet anders dan in eenen negativen zin, in een verminderden graad van warmte, kennen, en het dus ook vry moeijelyk, zo niet onmogelyk is, om juist dien graad te kunnen bepaalen, by welken de warmte in een volstrekten zin ophoudt en de koude begint; zoo zal men, behalven dat dit juist de bronnen aantoont, uit welke de verschillende gevoelens omtrent de uitwerkingen van koude en warmte op ons lichaam hunnen oorsprong hebben, ook ligtelyk inzien, dat het nut der Baden, die zoo veele veranderingen in de dierlyke huishouding kunnen te weeg brengen, uit zeer verschillende oogpunten moet beschouwd worden, en dat vooral het verondersteld versterkend en verzwakkend vermogen derzelven geenzins de eenige maatstaf moet weezen, naar welken men zich in deezen hebbe te richten; al hetwelk intusschen door verscheide Geneeskundigen, maar byzonder zedert dat de Dynamische leerwyze meerder ingang gevonden, en men begonnen heeft, het gemelde leerstelsel van brown nader te ontzenuwen, zoodanig uitvoerig voorgesteld en met proeven bevestigd is, dat ik het voor deskundigen overtollig, en voor het algemeen te omslagtig oordeele, daarvan meer te zeggenGa naar voetnoot(*). Ik | |
[pagina 244]
| |
zal dus, in de veronderstelling dat dit weinige misschien iets zal kunnen bydraagen tot nadere navorsching en behartiging van dit zoo belangryk onderwerp, hier nog alleen laaten volgen eene Waarneeming, door den kundigen Heelmeester f. buchner en my onlangs waargenomen, door welke het hier voorgestelde eenigzins nader bevestigd wordt.
Den 27 Mey 1801 wierden wy gevraagd by het ruim zesjaarig Zoontje van wylen T.B., hetwelk, naar men ons berichtte, zonder de minste voorafgegaane ongesteldheid, zedert 36 uuren, op het alleronverwachtst, aan armen en beenen geheel verlamd was geworden; gelyk wy dan ook het Lydertje, tot onze verwondering, in den volsten zin in dien staat aantroffen; want daar het Kind geene de minste beweeging, zelfs niet met de vingertjes, konde maaken, en de Ledemaaten, en vooral de onderste, byna gevoelloos waren, kon het ook ter naauwernood op een stoel zitten, zonder door kussens enz. ondersteund te worden; zoodat de ziekte by- | |
[pagina 245]
| |
na de gedaante had van eene Paraplegia. Voor het overige scheen hetzelve, schoon van een zeer tenger en zwak gestel, taamelyk gezond, klaagde over niets, had een natuurlyken eetlust, en alle ontlastingen waren als gewoonlyk. Het eerste werk was, dat wy ons alle moeite gaven, om de voorafgegaane omstandigheden en gebeurtenissen na te vorschen, ten einde daardoor in staat gesteld te worden, eenig denkbeeld te kunnen vormen van de eerste oorzaak deezer zoo spoedige als onverwachte verlamming. Dan wy konden niet alleen, doordien het Kind ouderloos is, en thans, onder vreemde handen, in een Kostschool opgevoed wierd, geene de minste opheldering krygen omtrent den staat zyner gezondheid in zyne eerste jaaren; maar ook waren de berichten, ten aanziene van het gebeurde kort vóór en by het ontstaan van het toeval, van dien aart, dat wy 'er niets met zekerheid uit konden afleiden. Men sprak b.v. van een val of sprong, welken het Lydertje kort vóór den aanval zou gedaan hebben; dan, behalven dat wy, by een allernaauwkeurigst onderzoek, hoegenaamd geen letzel of iets tegennatuurlyks aan eenig deel des lichaams konden bespeuren, en dat het ook aan de toevallen ontbrak, welke een beledigd ruggemerg anderzins verzellen, zoo wierd ons ook van eene andere zyde nader verzekerd, dat die voorgegeevene sprong van zeer weinig beduidenis was geweest, en dat het Kind, na denzelven, zonder het minste ongemak, zeer wel geloopen, en zelfs verscheide trappen op- en afgeklommen had: kortom, men wist zich naauwelyks het juiste tydstip, waarop het toeval begonnen was, te herinneren. Men begrypt uit dit alles ligtelyk, dat het ons vry moeijelyk viel, in dit duister geval, eene gegronde indicatie te bekomen. Wy herinnerden ons wel aan het zoogenoemde gebrek van pot; aan de gevolgen van het drinken van met looddeelen bezwangerd water, en aan andere dergelyke uit de ziektekunde bekende omstandigheden meer. Nadien wy echter niets konden ontdekken van alle de toevallen, welke met soortgelyke verlammingen gepaard gaan, en dezelve ook, voor zoo verre wy te weeten konden komen, geenzins voorafgegaan waren, moesten wy deeze gedachten laaten vaaren. Het eenige, waarby wy konden blyven stilstaan, was, dat, daar het Kind, naar men ons berichtte, zich | |
[pagina 246]
| |
vóór eenige dagen sterk verhit had en zeer bezweet geweest was, dit toeval mogelyk zyn oorsprong verschuldigd was aan eene eensklaps plaats gehad hebbende belette uitwaasseming, Op deeze vooronderstelling beslooten wy dan ook (en ik mag 'er byvoegen niet dan na zeer ryp overleg) om ons Lydertje volgens deeze indicatie te behandelen, en de volgende mixtuur voor te schryven: ℞ Gum. Guajac. ℈ii. Het Kind, echter, zeer tegen deezen drank zynde, lieten wy het, den volgenden dag, het anderzins zoo werkzaam Extract. Aconitum, met het pulvis doveri en de noodige hoeveelheid zuiker vermengd, by tusschenpoozing gebruiken. Daar zich echter, weinige dagen daarna, eenige kentekenen van ongesteldheid der eerste wegen opdeeden, en de buiksontlasting niet haaren gewonnen gang ging, lieten wy met deeze middelen ophouden, en het Lydertje zagt zuiverende en oplossende middelen gebruiken; waarop deeze toevallen dan ook onmiddelyk verdweenen, en wy dus met de voorgemelde Geneeswyze konden voortgaan. Daarby wierd de Ruggegraat, de Lendenen enz. vlytig gesmeerd met een mengsel van Tae Cantharidum, ol. laurin. enz.; naderhand met een mengsel van de Spir. sal. Ammoniac en Bals. Peruvian., waarby op het laatst nog de ol. Cajaput gevoegd wierd. Vervolgens lieten wy het Kind ook een Kruider-thee drinken, van de in dergelyke gevallen anderzins zoo vermogende Flor. arnicae, en de Stipit. dulcamarae. Dit alles bragt echter, niettegenstaande het Lydertje in eene geduurig vermeerderde uitwaasseming gehouden wierd, geene de minste verandering te weeg in de gemelde omstandigheden; de verlamming bleef in dien zelfden graad, en overigens kon men niets ziekelyks by het Kind bespeuren. Ofschoon nu de tot dus verre mislukte pooging ons in den eersten opslag misschien had behooren aan te spooren om | |
[pagina 247]
| |
van de gemaakte indicatie af te gaan, wierden wy echter daarvan wederhouden, eensdeels dewyl ons niet onbekend was, hoe ingeworteld en hardnekkig somtyds gebreken van dien aart zyn, en anderdeels dat wy voor als nog geen uitzicht hadden, om op goede gronden een anderen weg in te slaan, althans dat wy het zeer gewaagd oordeelden, ons Lydertje aan eene Empirische Geneeswyze te onderwerpen; weshalven wy op dezelfde wyze, nu en dan met eene kleine verandering, (onder anderen wierd, uit hoofde dat het Kind over het geheel eenigzins verzwakt scheen, tusschenbeide de Kina met de Serpentaria voorgeschreeven) voortgingen, en daarenboven aan de Voogden en de Familie voorstelden, van de warme Baden, in het Badhuis alhier, gebruik te maaken; bedoelende hiermede voornaamelyk, om, door de geheele huid, de onder dezelve gelegene zenuwtjes, het Systhema Lymphaticum enz. onmiddelyk aan te doen en te prikkelen, misschien eene algemeene verandering te weeg te brengen. - Het Kind gebruikte dan ook, op gemelde plaats, den 16 Juny, het eerste Bad van 87 a 88 graaden; en, tot onzer aller verwondering, bemerkten, wy reeds by het derde Bad, dat het, terwyl het in het warme water was, met de vingeren, ja zelfs met beide de armen, een flaauwe beweeging konde maaken. Door dit vleijend vooruitzicht aangemoedigd, wenschten wy, dat men met het baaden voortginge. Wy moesten echter tot ons leedweezen ondervinden, dat men, door bykomende omstandigheden, die echter met het Kind, qua Lyder, in geene betrekking stonden, met het vyfde Bad ophield. Vermits wy evenwel te zeer verzekerd waren, dat het ophouden met de Baden geenzins in eenig mistrouwen in onze behandeling gelegen was, en daarenboven reeds te veel moeite aan dit Kind aangewend, en ook te veel gevoel hadden voor deeze ongelukkige Wees, dat wy hetzelve zouden verlaaten; volhardden wy met andere middelen tot herstel uit te denken, en stelden dus voor, om van de hier misschien in meer dan één opzicht te pas komende Electriciteit gebruik te maaken. Het Kind wierd dan ook door den kundigen barnevelt op verschillende wyzen (negativ en positiv) geëlectrizeerd, doch met geen beter gevolg dan de voorige middelen; waarom wy wederom op het gebruik | |
[pagina 248]
| |
der Baden aandrongen. Men stelde ons toen voor, het advies van den beroemden Hoogleeraar a. bonn in te neemen; welk voorstel wy des te greetiger aannamen, daar wy ons vleiden, dat onze poogingen door de toevoeging van welgemelden Hoogleeraar aanmerkelyk zouden ondersteund worden; waarin wy ons ook niet bedroogen hadden, daar zyn Ed., na het Lydertje onderzocht te hebben, het geval met ons als zeer duister erkende, en het door ons gedaane voorstel, wegens het gebruik der Baden, ten sterksten bevestigde. Het Kind wierd dan, na de wegruiming van verschillende zwaarigheden, op den 14 July, in het Badhuis besteedGa naar voetnoot(*), en gebruikte dagelyks de Baden van min of meer de bovengemelde warmtegraaden, waarby naderhand, op voorstel van gemelden Hoogl., eenige welriekende kruiden gedaan wierden. Het gevolg was, dat het Kind, na de eerste 6 of 7 Baden, zonder steunzel kon blyven zitten; dat de armen zoo wel als de voeten hun gevoel wederkreegen; dat 'er dagelyks meer en meer beweegingsvermogen, zelfs buiten het Bad, in de deelen kwam; en dat het Kind eindelyk, na 25 a 30 Baden gebruikt te hebben, alleen kon eeten, en over het geheel zyne armen en handen tot zyn wil had. Met de voeten ging het eenigzins langzaamer: wel kon het Lydertje, zoo wel in als uit het Bad, allerleie beweegingen met dezelve maaken; doch het staan, en nog veel meer het gaan, viel hem echter moeijelyk; waarvan misschien de voornaamste oorzaak was, dat het Kind, in het begin van September, eene tusschenpoozende koorts gekreegen hebbende, wy, om verschillende redenen, en byzonder om de mogelyke gevolgen dier koorts niet te stooren, eenigen tyd met het baaden lieten ophouden. De koorts had echter, zoo als van achteren bleek, geen den minsten invloed op het gebrek, en verdween ook, na eenige weinige middelen (buiten welke het Kind, geduurende al dien tyd, weinig of geene Geneesmiddelen ge- | |
[pagina 249]
| |
bruikt heeft); waarom wy dan ook wederom met de Baden voortgingen. Daar wy echter thans, aan de eene zyde, geloofden, dat de hoofdoorzaak der verlamming, ten minsten voor een groot gedeelte, was weggenomen, en, aan de andere zyde, vreesden, dat het zoo lang aanhoudend gebruik der warme Baden eene werkelyke plaatselyke verzwakking, of eigenlyk eene atonia in de onderste ledemaaten, zoude veroorzaaken, lieten wy den warmtegraad der Baden langzamerhand verminderen tot op 50 a 48 graaden. Daarenboven bemerkten wy, dat het plat der voeten, waarschynlyk door het langduurig zitten van het Kind, eene zoodanige tegennatuurlyke richting had gekreegen, dat het de teenen niet, zoo als gewoonlyk, opwaards konde buigen, en dus, staande, alleen op de teenen rustede, zonder dat de hielen den grond raakten; waarom wy dan ook beslooten, op voorstel van den Heer bonn, het Kind een zeker soort van laarsjes te laaten maaken, waardoor de voeten wederom in hunne voorige natuurlyke richting konden gebragt worden. Op dit een en ander vorderde het Kind langzamerhand zoodanig, dat het in de maand November l.l. taamelyk konde loopen, en zedert drie maanden zyne handen en voeten op de gewoone wyze tot zyn dienst heeft. Deeze Waarneeming, die wel moet onderscheiden worden van soortgelyke, echter in den aart zeer verschillende, geneezingen van opgekrompene en verkorte ledemaaten, waardoor de beweegingsvermogens gestoord wierden, levert, onder andere theoretische denkbeelden, tot welke dezelve a posteriori aanleiding geeft, (die ik echter, om niet uitgebreider te worden, onaangeroerd zal laaten) in de eerste plaats, het duidelykste bewys op, dat het in die gevallen, in welke men het gebruik der Baden oordeelt van dienst te kunnen weezen, altoos der moeite waardig is, vooral voor min gegoeden, vooraf de eenvoudige Baden te beproeven, alvoorens men het gebruik der natuurlyke Minerale Baden onderneemt; en in de tweede plaats, dat men in die gebreken, in welke de warme Baden schynen te pas te komen, zich niet altoos van dezelve moet onthouden, door het algemeen begrip van het verzwakkend vermogen derzelven, even weinig als men de koude Baden, alleen om hun versterkend vermogen, onbepaald in zoodanige gevallen behoort aan te pryzen; staaven- | |
[pagina 250]
| |
de dezelve intusschen te gelyk de reeds zoo dikwerf herhaalde erinnering, dat men zich aan het Ziekbed niet naar den naam of de gedaante der ziekte moet richten, maar, om in de geneezing wel te slaagen, de gestoorde werking, of zoo veel mogelyk de eerste oorzaak, behoort op te speuren. |
|