Valeie, die nog leeft in de nagedagtenis en de genegenheid der Inwoonderen van Corwen. Het voeglyk onthaal, en de beleefdheid der Bewoonderen deezer Herberge, maakte dezelve tot een geschikt verblyf.
Naa een langen en vermoeienden dag wenschte ik om alles wat verfrissen kon, en vroeg om een Barbier. Naa gewagt te hebben tot het avondeeten gereed en myn geduld bykans ten einde was, ontdekte ik, dat men myne meening verkeerd begreepen hadt. De Dienstmaagd, veronderstellende, uit den tyd des avonds en de gewoonte dier plaatze, dat ik verlangde, de zoetklinkende toonen der muzyk te hooren, bragt een blinden Harpspeeler in myn vertrek. Ik lachte; eenige blyken van misnoegen te betoonen, zou myn goeden smaak hier in twyfel hebben doen trekken, en was eene onheusche vergelding geweest van eene goede meening. Ik hield den Dorpsmuzykant by my.
Op eene nadere aanduiding van 't geen ik waarlyk gevraagd en noodig had, kreeg ik ten antwoord, dat 'er geen Barbier, in den omtrek van verscheide mylen, te vinden was; dat eene Vrouw te Corwen dit werk verrigtte; doch men veronderstelde, dat ik my door geene Vrouw zou willen laaten scheeren. Glimplachende over de hooge gevoelens, welke men veronderstelde dat wy Mannen ten aanziene der Vrouwen vormen, en het nederig denkbeeld dat zy van haare eigene Sexe hadt, stemde ik gereed toe, om my van deeze Barbierster te laaten bedienen.
De Dienstmaagd, die eerder myne gebaaren verstondt, verhaastte haare schreden; en binnen weinig minuuten verscheen 'er eene kloeke meid, van omtrent vyf-en-twintig jaaren, schoon van kleur. Met het gereedschap in de hand en een lach op haar weezen sprak zy in gebrooken Engelsch het gezelschap aan. In de eene hand hadt zy een koperen keteltje met heet water, in de andere een scheede met scheermessen en een zeep-doos: - men verwondere zich niet over dit laatste, als behoorende tot meer beschaafde oorden: het was, gelyk ik vernam, een geschenk van een Heer, wiens baard zy met zo veel handigheids weggenomen hadt, dat hy haar dit uit dankbaarheid ten geschenke gaf. Zy teeg te werk. Getroffen door de nieuwigheid der zaake, en de blykbaare gulhartigheid der Barbierster, uitgedrukt door glimplachen en den zoetvoerigen toon, op welken zy sprak, was myn baard weg, - zal ik zeggen, eer ik het wenschte? - zeker eer ik het dagt.
Nieuwsgierig te weeten wat 'er van deeze Barbierster was, verstond ik dat zy magdalene hughes heette, en de Dogter was van geen ongeagt man daar ter Stede; het geen hy bezat, en by zyn dood naliet, was genoegzaam, om, zo lang