Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1802
(1802)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– AuteursrechtvrijDe loteryen.(Naar het Engelsch.)
Fortune, that with malicious joy
Does man, her slave oppress,
Still various and inconstant stil,
Promotes, degrades, delights in strife
And makes a lottery of life.
dryden.
Aan de Schryvers der Vaderlandsche Letteroefeningen.
Medeburgers!
‘Een myner bekenden, een streng waarneemer der tyden, kon niet nalaaten, met een gefronst voorhoofd, on- | |
[pagina 220]
| |
langs zyne aanmerkingen te maaken op de vermenigvuldiging der Loteryen, thans in ons Vaderland, onder veelerlei gedaanten, plaats grypende. Ik deed myn best om hem in een beter luim te brengen; doch te vergeefs. Uit een gezelschap t'huis gekomen, waarin hy, op nieuw, tegen dezelve uitgevaaren, en de verregaande zugt daartoe als eene Dwaasheid onzer Natie hadt gehekeld, kreeg ik een onlangs in Engeland uitgegeeven Vertoog over dit onderwerp in handen. Ik las het, en vond daarin verscheide aanmerkingen, de zugt tot de Lotery, en de handelwyze der Menschen daaromtrent, betreffende, welker veele ook in ons Land t'huis hooren. Dezelve waren meer op een boertenden, dan ernstigen toon, gestemd; ik dagt ze vertaalenswaardig. Zy kunnen misschien strekken om Lieden van dien aart als mynen gemelden Vriend eenigzins te bevredigen, en althans die geneigdheid niet te doen aanzien als een zwak of eene verkeerdheid, onzer Natie meer dan eenige andere eigen. Ik heb de vryheid genomen, de Aanmerkingen, Engeland byzonder betreffende, agterwege te laaten, om het bepaalde doel des Schryvers zo verre algemeen te maaken, dat zyne aanmerkingen ook onze Bataafsche Natie betreffen; slegts weinig uitlaatingen, weinig verschikkingen waren daartoe noodig. Kan dit Vertoog in uw Mengelwerk eene plaats vinden, het zal my lief weezen, enz.
Ten tyde van de Uitschryving en Trekking eener Loterye kleedt de Geldzugt zich in allerlei gedaanten, en het Zelfbedrog speelt alsdan eene groote rol. De Gierigheid neemt zo veele vermommingen aan, en vertoont zich in zulk eene verscheidenheid van gewaad, dat men veelligt in de verbeelding zou komen, dat de oude plutus, de God der Rykdommen, op dien tyd, eene algemeene Masquerade hadt bevolen, waarop zyne Dienaars alles aanwenden om dezelve volheerlyk te maaken. Het is alsdan de tyd, waarop de Deelneemers zich verbeelden, dat 'er geen kwaad kan steeken in eene zekere maate van Geldzugt: want eene Lotery, van hooger hand uitgeschreeven, of met de goedkeuring des Landsbestuurs bekragtigd, merken zommigen aan als eene wettiging voor de Gierigheid; zy neemen den pligt van een goed Burger waar, en wenschen ryker te worden volgens een Staatsbesluit. De begeerte tot Rykdom, by deeze gelegenheden zo zigtbaar, is van eene byzondere soort. De Deelneemer in de Lotery is de man niet, die veel wil waagen; hy wil veel voor weinig winnen; daarom is hy zeer te onvrede, wanneer de Prys der Loten hooger loopt; hy voelt zich niet gedreeven | |
[pagina 221]
| |
door die Geldzugt, welke zich aan geen tyd bepaalt, en denkt, het leeven wel besteed te hebben, als hy steeds poogde, zyne schatten te vermeerderen; neen - met den tyd der Trekkinge is het afgedaan. Met één woord, deeze soort van Gierigheid is die, waarin de menschen zo gaarne zich toegeeven, dewyl zy veronderstellen, zulks met weinig kosten te kunnen doen, en het zeker binnen een zeer bepaald tydsbestek afloopt. Een Lot, of een Vrybriefje voor de Gierigheid, gekreegen hebbende, vormen de Deelneemers plans; doch vooraf hebben zy mogelyk reeds reden gegeeven, waarom zy door het Lot willen beproeven, hunnen staat te verbeteren. Deeze redenen loopen wyd uiteen; doorgaans zyn ze aan den zedigen kant, doch daarom niet min belachlyk. - Deeze is geheel te vrede met zyn Huis in de Stad; maar veronderstelt, dat hy, een weinig meer bezittende, juist genoeg zou hebben om een Tuin of een Landverblyf te koopen of te huuren, waar hy althans den Zondag met genoegen zou slyten; dit zou het geluk zyns leevens niet weinig vergrooten. - Een ander vindt geen reden om te klaagen, dat zyn Koophandel of Bedryf slegt gaat; maar is nogthans van begrip, dat een hooge Prys, of een gedeelte daarvan, hem niet kwalyk zou voegen, daar zyn Gezin jaarlyks groeit. - Geene zou gaarne Paard en Chais houden; en komt een Lot met den gewenschten Prys uit, dan kan hy zulks zonder hinder doen. - Juffrouw Pronkgraag wagt; door een gunstig Lot zich in staat gesteld te zien, om, volgens haaren wensch gekleed, op deeze en geene openbaare plaatzen te verschynen; men kan den Man niet vergen, zo veel gelds, in deezen tyd, daaraan te koste te leggen. - Grooter zaaken wagten anderen van het Lot. Een der hoogste Pryzen, of een gedeelte daarvan, zal genoeg zyn om Trouwgraag in goeden doen te zetten, en in staat te stellen om het jawoord te vraagen van de Juffrouw, op welke hy van voorlang het minnend oog geslaagen heeft. En hoe veele onder de Sexe worden 'er niet gevonden, die, een Lot neemende, in haar denkbeeld den tyd vervroegen, op welken zy deezen en geenen knaap kunnen zeggen, om onder zyns gelyken na eene Vrouw uit te zien, en zich niet te vermeeten, de hand te bieden aan eene Vrouw van Middelen. - Met één woord, ontelbaar zyn de ingebeelde noodwendigheden, die zich in dit saisoen der hoope aan den geest opdoen. Eene Lotery, in de daad, mag met het Leeven zelve vergeleeken worden, 't welk waarschynlyk allen met zekere hoope, en voorwerpen van begeerte, aanvangen, terwyl weinigen slegts die voldaan zien; doch deeze weinigen steeken zodanig uit, dat zy aller aandagt trekken. Eenigen zien hun lot in | |
[pagina 222]
| |
weinige dagen beslist; anderen blyven langer in den droom der hoope; weinigen tot het laatste tydstip der lotsbepaaling: maar, wanneer alles is afgeloopen, hoe weinigen zyn 'er alsdan, die verwierven waarop zy hun hart gezet hadden! Schoon nu elk jaar, in de jaarlyks vernieuwde Loteryen, het zelfde tooneel oplevere, en gevolgd worde van dezelfde teleurstellingen, ontdekt men geene vermindering in de algemeene begeerte om het nog eens te beproeven. In tegendeel wordt het missen aangevoerd tot een drangreden om het andermaal en andermaal te beproeven. Het is niet zeldzaam, te hooren spreeken van vertrouwen op een gelukkig Lot, omdat men 'er tot nog toe geen getrokken hebbe; terwyl anderen geen minder hoope koesteren, dat zy, altyd eenig geluk gehad hebbende, ééns het bedoelde groote geluk zullen deelagtig worden. Ik heb menigwerf gedagt, dat eenige der belachlykste omstandigheden, welke de Loteryen vergezellen, de reden zyn, welke men geeft, waarom het eens moet gelukken, en uit welken hoofde men zich bykans van eenen gelukkigen uitslag verzekerd houdt. Het is, gelyk ik reeds begon aan te merken, of omdat zy nooit een gelukkig Lot getrokken hebbende, de Fortuin den eenen of anderen tyd van die ongunstige nukken zal aflaaten, of omdat zy altoos 'er schadeloos afkwamen, en dus het beproeven van hun Fortuin moeten voortzetten. Eenigen hebben daarenboven eene groote overhelling om te droomen van een gelukkig Nummer; en, kunnen zy dat bekomen, zy moeten het hebben. Anderen hebben geen minder vertrouwen op een grooten Prys, dewyl zy, op den eigensten dag dat zy hun Lot kogten, het zelfde getal op het tuig van een Sleeperspaard zagen, of dit hun byzonder in 't oog viel aan den post van een met talletteren gemerkte deur; of omdat het, in 't voorleden jaar, naast aan den hoogsten prys was; of omdat 'er altoos een prys op viel; of omdat het nooit, huns weetens, een' aanmerkelyken prys trok; en honderd andere even gewigtige steunpunten van hoope. In de daad, eene Juffrouw van myne kennis bezit eene zo diepe bedreevenheid in het verdeelen en ontcyferen van het getal, 't welk het Lot kenmerkt, dat zy, als met den opslag van het oog, kan zeggen, wat op een haar voorgehouden Lot zal getrokken worden. Het geheim deezer kunste houdt zy zorgvuldig verborgen; en ik vind niet dat zy veel waagt, dan alleen dat zy zich blootgeeft om allen geloof te verliezen: dan desniettegenstaande steunt zy dermaate op haare bedreevenheid in dit stuk, dat zy nimmer schroomt, uitspraak te doen, dat het eene Nummer gelukkig zal weezen, omdat het een mooi getal is, en dat een ander met niet zal uitkomen, dewyl het, zo ver haar geheugen reikt, nooit anders geweest is. | |
[pagina 223]
| |
Eene andere omstandigheid grypt 'er plaats, ten tyde dat het waagspel der Loterye begint, en die my dikwerf vermaakt heeft; naamlyk de Partyen van gemeenschaplyk te looten, om dus de verscheidenheden van het goed geluk veeler persoonen in eene soort van zekerheid te hervormen. Het is noodig, eenigen naam gekreegen te hebben als gelukkig in de Lotery, om toegelaaten te worden tot het deelgenootschap. Dan ik moet bekennen, dat de voorwaarden van toelaating niet zo wel zamenstemmen als iemand veelligt zou verwagten. Terwyl eenigen met genoegen in dit Lotdeelgenootschap ontvangen worden, omdat zy altoos een Prys getrokken hebben, laat men anderen toe om de tegenovergestelde reden, 't geen onze grootste Gelukspellers ons zeggen dat op Geluksverwisseling steunt. Ik heb ook opgemerkt, en niet zonder aandoening, dat talryke Deelgenootschappen zeer onzorgvuldig zyn ten opzigte van de geschikte vereischten. Met dit alles is het een teken van een menschlievenden aart, dat iemand geene Monopolie van het Geluk maaken, maar het liever met veelen wil deelen. Deeze gezellige geneigdheid onderscheidt den Loterygelukzoeker van den baatzugtigen schrok, die alles voor zichzelven wil, al zouden anderen van gebrek omkomen; wien het woord geeven hoogst wanluidend in de ooren klinkt. - Maar teffens, indien deeze gezellige Loteryminnaars niet altoos strikt zyn in de voorwaarden van toelaating, moeten zy onvermydelyk nu en dan ongeschikte persoonen onder hun tellen; lieden, die, om de spreekwyze, by hun gebruiklyk, over te neemen, ‘nooit gelukkig zyn, en elk Lot tot een Niet maaken.’ Ik ben niet genoeg bedreeven in de kunst der voorzegginge, om te kunnen bepaalen, of iemand verweezen is, of niet, om altoos in de Lotery ongelukkig te weezen; maar voorzeker, indien iemand kan ontdekt worden als een weezen, tegen wien het Lot zich bestendig verklaard heeft, zodanig iemand behoorde, ten beste van allen, als een andere jonas over boord geworpen te worden. Onder meer andere plans, om zich van een goede kans in de Lotery te verzekeren, vertelt men my, dat eenige Dagen gelukkiger zyn dan geene. Ik ken iemand, die nooit een Lot op Maandag zal koopen; omdat men nimmer op Vrydag trekt. Ik weet niet, op welke gronden deeze begrippen steunen; maar, vermids dezelve vry algemeen zyn, behooren wy te gelooven, dat ze op de algemeene ondervinding steunen; en zou het een weldaad voor de Loterygezinden weezen, indien 'er een Staatsbevel kwam, om geene verrigtingen, tot de Lotery behoorende, op die ongelukkige dagen te doen. Dit zou geen nadeel toebrengen aan de Koopers, noch ook aan den Staat; want, al waren wy dus verlost van die ongelukkige dagen, zou 'er een genoegzaam aantal ongelukkige minuuten | |
[pagina 224]
| |
overblyven, om de Loten met voordeel van den Staat aan den man te helpen. 'Er is ook eene wyze om Loten te koopen, die 'er eene zekere waarde aan byzet. De regelen hiervan zyn egter alleen bekend aan eenige weinige bevoorregten; en de onverlichte in dit geval kan 'er niet wel iets van maaken: want somtyds wordt 'er een Lot gekoozen uit een grooten hoop, naa lang bekyken en overweegen van het getal, en de gedaante der Cyferletteren; deeze geeft de voorkeus aan ronde, geene aan staartletteren; op andere tyden neemt men, op het geval aan, een Lot uit den hoop, dat eerst in handen valt. Nu eens pryst men aan, dat elk zyn eigen Lot koope; dan weder wil men, als verre het beste, dat een Juffrouw, een Meid, of een Kind, de keuze doe: tot aanpryzing van het laatste hoorde ik beweeren, dat, in den voorleden jaare, een Kind van drie jaaren het Lot verkoos, waarop de hoogste Prys viel. Wat heeft men niet te wagten van zulk eene, ik had bykans gezegd, te vroegtydige schranderheid! - Eindelyk heeft men my in vertrouwen verzekerd, dat men, om vast een gelukkig Lot te neemen, dat Lot verkiezen moet, 't geen een ander verworpen heeft. Ten deezen einde pryst men aan, het gaan by een Loteryhandelaar, waar veel drukte is, en veele koopers zyn, en het door een ander verworpen Lot ontwyfelbaar als het gelukkigste te neemen. Eene voorzorge staat nogthans hierby in acht te neemen: hy, die het verwerpt, moet geen vriend of een bekende weezen, dewyl hy zo wel als gy mogelyk weet waar het om te doen is, maar een vreemde, en gevolglyk iemand, dien gy binnen weinig weeken zult houden voor een dwaas in zyne gedaane keuze. Het is eene bedroevende waarheid, dat, ondanks de opgedaane kunde in het weeten der gelukkige Getallen, allen, waarop groote Pryzen, in de laatste jaaren, getrokken zyn, door eene groote menigte handen gegaan, weder en weder verworpen waren, eer zy ten laatsten een Kooper vonden, - en deeze - deeze was misschien een Philosophische Domoor, die nooit op alle die stukken dagt, en verrascht werd door het goed Geluk, om 't welk te verkrygen hy geen voorbehoedzel hoegenaamd gebruikte. Hoe dit mogelyk zy, staat my niet te ontwikkelen; maar het is te hoopen, dat de oorzaak daarvan moet toegeschreeven worden aan de onoplettenheid der anders zo wel bedreevene Kooperen, en niet aan onkunde; want het zou jammer weezen, dat, naa den afloop van zo veele hoogst aangepreezene ondervindingen, en de kennis van zo veele middelen om tot de weetenschap van het toekomende door te dringen, en zo veele eenvoudige opgegeevene regelen om daartoe te geraaken, eenig mensch zo blind zou weezen, om een Lot te koopen, waarop | |
[pagina 225]
| |
Niets viel, en een Pryslot, als zodanig bekend, te verwerpen. Teffens wil ik hoopen, dat, daar iedere Lotery den voorraad onzer ondervinding en de maate onzer schranderheid vermeerdert, 't geen tot hier toe enkel een stuk van toevalligheid geweest is, met den tyd een stuk van zekerheid zal worden, en dat de dag moge aanlichten, waarop de Mensch aan Mejuffrouw fortuin bevel geeve, en zy hetzelve met zo veel stiptheids uitvoere, als nu het geval is, wanneer wy last geeven aan een Koopman; in één opzigt, althans, moet zy stipter weezen, dewyl zy in de meeste Loteryen met gereed geld handelt. Het hedendaagsch vermenigvuldigen der Loteryen moet het aanbreeken van dien heildag verhaasten, - de gelegenheden, om proeven te neemen, verdubbelen. Over 't algemeen moeten, wy nog aanmerken, dat de Liefhebbers, by den aanvange eener Loterye, daarvan meer hoopen dan van iets anders. By eene speculatie in den Koophandel kunnen zy bykans tot een penning toe berekenen, wat winst 'er mede te doen is; zodat zy over den uitslag zich niet grootlyks kunnen verwonderen. Dan hier is het geval geheel anders: en misschien dat de kortheid des tyds, binnen welken alles afloopt, medewerkt tot die verschillende aandoeningen. Een Schryver, die, reeds lang geleden, over de Loteryen geschreeven heeft, stelt daaromtrent het volgende voor: ‘Eenige Schoolgeleerden hebben het geval voorgesteld; Indien een Ezel geplaatst werd tusschen twee hoopen hooi, welke diens zintuigen op eene gelyke wyze aandeeden, en even sterk aantokkelden; of het dit Beest mogelyk zou weezen, van een van beiden te eeten? De meesten beslissen dit Vraagstuk ten nadeele van den Ezel; zy willen dat hy van honger zou sterven, te midden van den overvloed, daar hy geen zier vryen wil heeft, om hem te doen besluiten, aan den eenen of anderen kant zich te wenden tot verzadiging. De Hooibundels aan wederzyden doen zyn reuk en gezigt gelykmaatig aan; dit houdt hem in gestaage opgetooenheid; hy blyft in dien staat, even als de Kist van mahometh, tusschen de twee Zeilsteenen, de eene in den vloer, de andere in de zoldering van diens Begraafplaats, steeds (zo als de Reizigers vertellen) tusschen die beide los in de lugt zweeft. Wat het gedrag des Ezels, in den gemelden neteligen toestand, betreft; ik zal het niet op my neemen te bepaalen, of hy liever zou willen sterven, dan zyne onzydigheid tusschen de twee Hooibundels schenden; maar alleen het oog vestigen op het gedrag van ons, Menschen, in dezelfde verlegenheid. Wanneer iemand van zins is om zyn Geld in de Lotery te waagen, is voor hem ieder Lot even aantrekkelyk, als dezelfde kans staande met een ander. Zy alle hebben even grooten eisch op een hoo- | |
[pagina 226]
| |
gen Prys; en geen reden kan 'er met grond gegeeven worden, waarom iemand, vóór de trekking, de voorkeus aan het een boven het ander Lot geeft.’ Ik moet hier opmerken, dat deeze opheldering van de Gelykheid der Nummers geschreeven werd ten tyde dat de Loteryen eerst begonnen, en dus vóór de verlichte Eeuw, waarin men gelukkige Nummers, gelukkige Koopers, gelukkige VerkoopersGa naar voetnoot(*) heeft leeren kennen, en men desgelyks zints dien tyd ontdekt heeft, ‘dat, ter oorzaake van de hoope om overvloed te krygen door hulpmiddelen, veel kortbondiger dan die van arbeid, en ligter algemeen aan te wenden dan die van verstand, de algemeene neiging ontstaan is om het Lot te beproeven, en die geneigdheid, om alle gelegenheden aan te grypen, die ons by geval ryk kunnen doen worden, welke, wanneer zy eenmaal de ziel vermeesterd heeft, zelden of door bewysredenen uitgedreeven, of door den tyd geneezen wordt, maar ons het leeven doet doorbrengen in geduurige begocheling, doorgaans eindigende in behoefte en elende. - Dan de dwaasheid van ontydige blydschap en harssenschimmigen voorspoed is egter niet by uitsluiting eigen aan de Koopers van Loterybriefjes; veelen worden 'er gevonden, wier leeven niets anders is dan eene bestendige Lotery; die altoos eenige maanden van overvloed en geluk beleeven, en die, hoe menigmaal ook zy in hun geval met een Niet uitkomen, een hoogen Prys verwagten van eene volgende onderneeming.’ |
|