Dan het is in de toebereiding van dranken, dat de mensch in 't byzonder de grootste maate van schranderheid en vinding gebezigd heeft: alle dranken zyn het werk van zyne eigene schepping; Water en Melk alleen uitgezonderd. De Natuur zelve verschaft geene geestige dranken; deeze laat de Druiven aan den Wynstok, indien ze niet versch geplukt worden, wegrotten: terwyl de kunst van dezelve een Vogt vormt, 't welk aangenaam, verkwikkend en versterkend is; den Wyn naamlyk.
Zeer moeilyk valt het, den juisten tyd te bepaalen, wanneer de menschen begonnen Wyn te maaken. Deeze gewigtige ontdekking schynt zich in de duisterheid der lang verstreekene eeuwen te verliezen; en de oorsprong van den Wyn heeft zyne Fabelleere, even als alle andere dingen, die voorwerpen van algemeene nuttigheid geworden zyn.
Athenaeus verhaalt ons, dat orestes, de Zoon van deucalion, te Ethna regeerende, den Wynstok plantte. De Geschiedschryvers stemmen overeen in te stellen, dat noach de eerste was, die Wyn in Illyria maakte, dat saturnus het op Creta, bacchus in Indie, osiris in Egypte, en Koning geryon zulks in Spanje deedt. Een Dichter, die alles aan Godlyken oorsprong toeschryft, gelooft, dat god, naa den Zondvloed, den Wyn aan 't Menschdom schonk, om hem ten troostdrank te strekken in zyn ongeluk; als hy ten aanziene van den oorsprong zich dus laat hooren:
Omnia vastatis ergo cum cerneret arvis
Desolata Deus, nobis felicia vini
Dona dedit, tristes hominum quo munere fovit
Reliquias; mundi solatus vite ruinam.
Zelfs de afleiding des woords Wyn heeft verschillende gevoelens by de Schryvers doen gebooren worden: dan uit de lange reeks van fabelen, waarmede de Dichters, die altoos slegte Geschiedboekers zyn, den oorsprong des Wyns verdonkerd hebben, mogen wy eenige gewigtige waarheden opzamelen, en onder deeze aan de volgende plaats geeven.
De vroegste Schryvers verklaaren niet alleen, dat men wel bekend was met de kunst om Wyn te maa-