Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1802
(1802)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– Auteursrechtvrij
[pagina 195]
| |
Waarneeming, wegens de schadelyke uitwerking van het zaad der Datura Stramonium. Door H. van den Bosch, Stads Med. Doctor te Wageningen, enz.De schadelyke uitwerkingen der Datura Stramonium zyn, van de oudste tyden, door alle Kruid- en Geneeskundigen erkend; hoewel dezelve van tyd tot tyd, onder behoorlyke voorzorge, als Geneesmiddel in zommige ziekten is gebezigd geworden. Men behoeft slechts de Werken van den Hoogleeraar murrayGa naar voetnoot(*) en van de Geneesheeren van der eem en van leeuwenGa naar voetnoot(†) op te slaan, om zich met de verschillende waarneemingen deswegen bekend te maaken. Ik had onlangs ook de ongelukkige gelegenheid, om de droevige toevallen, door 't gebruik van het zaad dier plant veroorzaakt, waar te neemen, doch was teffens zo gelukkig, van zeer spoedig in de Geneezing derzelve te slaagen. Op Zondag, den 8sten November 1801, wierd ik, des avonds omstreeks zeven uuren, geroepen by een kind van ruim twee jaaren, buiten een der poorten deezer Stad, 't welk men my verhaalde, dat in den namiddag eenige korrels zaad eener plant, in den Hof agter 't huis groeijende, al speelende had opgegeeten, waardoor het vervolgens door hevige stuiptrekkingen was overvallen. Na onderzoek bleek my, dat het 't zaad was der straks genoemde plant. Ik vond 't kind door hevige stuiptrekkingen afgemat, en nog aanhoudend met dezelve worstelende. De oog-appels waren verwyderd; de pols was zeer ras en klein; de tanden knarsten; 'er had een klam zweet plaats, en de Cardia scheen hevig aangedaan te zyn. Ik deed een en andermaal lavementen van water met koemelk en wat keukenzout appliceeren, zuurdeeg om de voeten leggen, en steeds het aangezicht en de handen met wyn-azyn wasschen. De azyn my, volgens het getuigenis van eenige SchryversGa naar voetnoot(†), als een tegengift | |
[pagina 196]
| |
voor de nadeelige uitwerkzels deezer plant bekend zynde, schreef ik ook een Julapium, rykelyk met denzelven en wat Rob sambuci bedeeld, voor, van welk ik elk half uur een a twee lepels liet gebruiken. Den volgenden morgen, by 't aanlichten van den dag, begaf ik my naar het Lydertje, en vond het speelende op 's moeders schoot. Men verhaalde my, dat de stuiptrekkingen tot omstreeks middernacht geduurd hadden; dat de middelen yverig waren toegediend; en dat 'er op dien tyd sterke buiks-ontlastingen en braakingen ontstaan waren, waardoor 'er van onderen nog eenige korrels zaad ontlast waren, welke men my vertoonde; dat 'er vervolgens slaap ontstaan was, die tot 's morgens omstreeks half zes uuren geduurd had; wanneer het kind, onder eene zachte huids-uitwazeming, wel te vreden was wakker geworden. - Ik liet dien dag met het gebruik van 't voorgeschreeven Julapium aanhouden; en het kind bevond zich des anderendaags even wel en gezond als te vooren. Ik heb de mededeeling van dit Geval belangryk genoeg geoordeeld, om een ieder te waarschuwen, hoe onvoorzichtig het is, kinderen in Hoven te laaten speelen, waar planten van verschillenden aart groeijen, zonder naauwlettend toe te zien, dat zy niets aanraaken, als van welk de schadeloosheid genoeg bekend is; terwyl 't altoos verkieslykst is, de toegangen behoorlyk af te sluiten. Zo treft men in veele Hoven in en om deeze Stad de Aconitum Napellus (Monniks-kappen in 't gemeen genoemd) dikwils aan. - Hoe ligtelyk zouden kinderen, door 't cierlyke van de fraaije hemels-blaauwe bloem, welke, wanneer zy door de zonnestraalen bescheenen wordt, nog des te luisterryker is, uitgelokt kunnen worden, die in den mond te neemen, en alzo door toevallen aangetast worden, van welke men de oorzaak ter naauwer nood zou kunnen uitvorschen; daar 't toch elken Geneeskundigen genoegzaam bekend is, welke nadeelige krachten die plant, onvoorzichtiglyk gebruikt, bezit. - Ik zal niet uitweiden over de Atropa Belladonna (Nachtschade), welke men zomtyds ook | |
[pagina 197]
| |
in Hoven aantreft, en welker besien, in de maanden Augustus en September ryp zynde, zo ligtelyk kinderen en onkundigen zouden kunnen bedriegen. Meerdere planten van dien aart zoude ik kunnen optellen; maar zulks myn bestek niet zynde, gebruike ik ten slotte nog de vryheid, een ieder te waarschuwen, om, zo voor zich zelven, als byzonder voor kinderen, te zorgen, dat zy geene planten, aan de wegen, velden, weiden of bosschen groeijende, onvoorzichtiglyk in den mond neemen of uitzuigen, op dat zy niet het slachtoffer deezer roekeloosheid worden. - Ik kan niet afzyn, by deeze gelegenheid, een ieder, wiens omstandigheden zulks maar eenigzins gedoogen, aan te raaden, zich een Werk aan te schaffen, van 't welk reeds eenige bundeltjes het licht zien, en de keurigste en fraaiste afbeeldzels onzer Vaderlandsche Planten, met derzelver naauwkeurige beschryving, en vermelding der groeiplaatzen en krachten, bevat; welk Werk, onder den titel van Flora Batava, door de kundige Boekhandelaaren sepp en Zoon, te Amsterdam, onder de zorg en 't bestuur van onzen verdienstelyken Landgenoot jan kops, wordt uitgegeeven: waardoor men zich dus met weinige moeite, en als tot eene aangenaame uitspanning, bekend kan maaken met de voortbrengzels, welke de wyze Natuur voor onzen Vaderlandschen Grond zo rykelyk verordend heeft. |
|