Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1802
(1802)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– Auteursrechtvrij
[pagina 186]
| |
het Gebed des Here, Matth. VI:13, hetwelk van de Protestanten, en ook van de Grieksche KerkGa naar voetnoot(*), voor de eigene woorden van den Zaligmaker erkend wordt, ene genoegzame oordeelkundige zekerheid bezat, of dat hetzelve van alle bewyzen, die deszelfs echtheid staven, ontbloot ware?’ kwam het | |
[pagina 187]
| |
my zeer gepast voor, deze zaak naauwkeuriger, volgends myne geringe vermogens, te onderzoeken, en, zo mogelyk, tot zekerheid te brengen. Dit voornemen bleef by my zo veel te vaster, omdat ik zag, dat niet alleen j.j. griesbach, maar zelfs ook j.a. bengel, zynde beiden zeker twee grote Oordeelkundigen, dit Slot verwierpen, en uit den tekst uitroeiden; de laatste wel enigzints twyfelachtig, doch de eerste stellig; maar dat van den anderen kant de voortreflyke j.d. michaëlis verzekerde, dat de zaak van dit gedeelte nog niet geheel wanhopig staatGa naar voetnoot(*). Ja dit onderzoek scheen my ook om deze reden noodzakelyk, omdat in de toekomende veréniging der Christenen tot één ligchaam, waarop wy hopen, dit Gebed op deze of op ene andere, doch zeker gelyke wyze, eens zal moeten uitgesproken wordenGa naar voetnoot(†). | |
§ 2.Ik heb het volgende, toen ik dit onderzoek ondernam, geschiedkundig zeker bevonden. In byna alleGa naar voetnoot(‡) | |
[pagina 188]
| |
Grieksche Handschriften (Codices), tot hiertoe bekend, en door Oordeelkundigen onderzocht, worden deze woorden, als de tekst van den Euängelist, gelezen; doch het Alexandrynsch Handschrift, welks gezag hier veel zou afdoen, en nog twee andere, het zy men dezelve Handschriften, of brokken van Handschriften, noeme, zyn op deze plaats, het geen te beklagen is, gebrekigGa naar voetnoot(*). | |
§ 3.Onder de Vertalingen vindt men deze plaats in 1. De Syrische, die voorzeker de alleroudste, en ouder, wat de Euängeliën aangaatGa naar voetnoot(†), dan de Latynsche is. Zy heeft deze plaats in alle Handschriften en UitgavenGa naar voetnoot(‡). Men moet het als iets byzonders aanmerken, dat de eerste uitgave van dezelve, welke men te Rome wilde laten drukken, dewyl niemand in die Stad de kosten daarvan wilde dragen, te Weenen, onder begunstiging en bystand van Keizer ferdinand I, gedrukt is. Hiervan is het, dat zy op deze plaats bevryd is geble- | |
[pagina 189]
| |
ven van ene verandering naar de gewone Latynsche OverzettingGa naar voetnoot(*). 2. De Arabische van erpenius, welke, volgends het oordeel van michaëlisGa naar voetnoot(†), zeer zeker, wat de Euängeliën betreft, uit het Grieksch vertaald is, alhoewel 'er ook enige zaken uit de Syrische Overzetting zyn bygevoegd. 3. De oude Persische in de Londensche Polyglotta [veeltalige Bybel. Deze is door brian walton uitgegeven]. Zy is wel ene Vertaling van de Syrische Vertaling; maar zy is even daarom hier van een byzonder gewigt, omdat zy bewyst, dat de Syriërs eenstemmig deze woorden gelezen hebben. 4. De Ethiopische, welke men gelooft, dat onmiddellyk uit het Grieksch vertaald isGa naar voetnoot(‡); zy is derhalve ene gewigtige getuige voor de lezing der Grieksche Handschriften. 5. De Armenische, welke tweemaal uit het Syrisch en ten derdenmale uit den Griekschen Grondtekst vertaald is, verdient ene byzondere oplettendheid in die plaatzen, waar haitho, Koning van Armeniën, die zeer sterk aan Rome verknocht wasGa naar voetnoot(§), dezelve niet naar de Latynsche Overzetting hervormd heeft; hetgeen hy nogthands als eenen pligt zichzelven had opgelegd. 6. De Gothische, welke desgelyks, volgends michaëlisGa naar voetnoot(**), uit den Griekschen Tekst, doch met behulp der Latynsche Overzetting, vervaardigd is. Dit strekt weder ten bewyze, dat de Grieksche Handschriften, tot dit werk gebruikt, zeer zeker dit Slot gelezen hebben, omdat zy hier van de Latynsche Overzetting afwyken. 7. De Russische of Slavonische, welke in de negende Eeuw uit het Grieksch vervaardigd isGa naar voetnoot(††). Deze, het- | |
[pagina 190]
| |
geen opmerkelyk is, behoudt, schoon zy in de nieuwere uitgaven, op sommige plaatzen, naar de Latynsche Vulgata veranderd is, (uit dezelve is zeker de plaats I joh. V:7 overgenomenGa naar voetnoot(*)) hier de oude lezing. | |
§ 4.Verder. - Men leest ook dit Slot in de zogenoemde Constitutiones ApostolicaeGa naar voetnoot(†) (Instellingen der Apostelen) welke, schoon zy de tyden der Apostelen niet bereiken, nogthands omtrent de Niceensche Kerkvergadering in de IV Eeuw in het licht zyn gekomen; zy leveren ons de Liturgie (Kerkdienst) van dien tyd op. Daarteboven vindt men dit Slot onder de Grieksche Kerkvaders by chrysostomus Homilia XX in Matthaeum; hy heeft dit Slot in ene openbare Leerrede, te Constantinopolen gehouden, als enen tekst des Bybels verklaard. Zie zyne woorden in het Latyn by h. witsius in Expositione Orat. Domin. Excercitat. XIV. § 7Ga naar voetnoot(‡). Het is derhalve zeker, ja zeer zeker, dat dit Slot in den Kerkelyken Constantinopolitaanschen CodexGa naar voetnoot(§) | |
[pagina 191]
| |
(die zeker allerbest wasGa naar voetnoot(*)) gelezen, en als woorden, door den Zaligmaker zelven uitgesproken, erkend is. Chrysostomus kon ten minsten maar alleen in de voetstappen van die Handschriften treden, die vóór zynen tyd te Constantinopolen in gereedheid waren, en welke, zo al niet ouder, ten minsten onder die allernauwkeurigste afschriften behoorden, welke, op bevel van constantyn, tot gebruik der Kerken geschreven waren. Zie eusebius de vita constantini, Lib. IV. C. 36, 37. Chrysostomus had immers den tekst van dat Kerkelyk Handschrift geschreven noch verbeterd. Isidorus, bygenoemd Pelusiota, een Leerling van chrysostomus, heeft in de V Eeuw ook dit Slot gelezen; zo ook theöphylaktus, Eerstbisschop der Bulgariërs, in de XI Eeuw, die zeker, dewyl hy te Constantinopolen geboren was, aan zyne Bulgaren die dingen zal geleerd hebben, welke in zyne Geboortestad als echt werden aangenomenGa naar voetnoot(†). Hierby voeg ik eindelyk germanus, Patriärch van Constantinopolen, in de XIII Eeuw. | |
§ 5Nu moet ik die Getuigen aanhalen, welken het Slot van het Onze Vader niet lezen. | |
[pagina 192]
| |
Onder de Handschriften, tot heden toe bekend, zyn 'er maar vier: 1. Het Cambridgsch HandschriftGa naar voetnoot(*), welks oudheid wel niet kan ontkend worden, maar het welk nogthands zeer sterk naar den Latynschen spreektrant overhelt of veranderd is [Latinizeert]; ook is 'er de Latynsche Overzetting bygevoegd. 2. Het Baselsche Handschrift, bygenoemd het Handschrift van reuchlinus; erasmus stelde reeds, dat hetzelve latinizeerdeGa naar voetnoot(†). Dit erkende wetstein ook eindelyk, schoon hy het eerst ontkend had. 3. Een Parysch HandschriftGa naar voetnoot(‡), op welks kant men de Latynsche Overzetting ziet. 4. Het Handschrift van marsch, waarvan men verder niets weetGa naar voetnoot(§). Hier komt by Het Grieksch Euängelistarium. Hiervan weten wy niets anders, dan dat het niet in zyn geheel gevonden wordt. Vyf Handschriften, waarvan 'er twee te Weenen zynGa naar voetnoot(**), hebben dit Slot 'er als ene randtekening bygevoegd; welke randtekening, of glosse, volgends treschow, in één der Weenensche Handschriften, van dezen inhoud is: Let wel! want uwe is het Koningryk enz. ontbreekt in vele HandschriftenGa naar voetnoot(††). Bengel verze- | |
[pagina 193]
| |
kert van denzelfden Codex (doch die buiten twyfel een andere is), dat de randglosse in het Grieksch dus luidt: έν τίσιν ὀυ κεῖται [in sommigen wordt het niet gevonden]. Doch dewyl deze Handschriften onder de nieuwere, en vooral onder die van de XI Eeuw, die volgends de Oordeelkundigen latinizeren, behoren, zo heeft deze randglosse niets te betekenen. Ja dewyl deze randtekening in het eerste Handschrift, het welk vele Handschriften noemt, Latyn is; zo schynt de Aucteur van dezelve my zeer sterk overeen te komen met de Uitgevers van den Complutensischen Bybel, die den Paus vleiden; en deze glosse is 'er misschien in dien tyd bygeschreven, toen de Latynen Constantinopolen in bezit hadden. Men moet ook in aanmerking nemen, dat de Handschriften, die deze kanttekening hebben, in den tekst zelven dit Slot lezen; het geen ene zeer sterke bevestiging is voor het bovenstaande bewys § 2. | |
§ 6.De Overzettingen, die dit Slot niet hebben, zyn de volgende: 1. De Koptische, welke, volgends michaëlisGa naar voetnoot(*), met de Latynsche Vertaling en het Cambridgsch Handschrift merkelyk overeen stemt. Ik ontken nogthands niet, dat dezelve uit een Grieksch Handschrift, waarin dit Slot ontbrak, kan vervaardigd zyn; want dat 'er zulke Handschriften, alhoewel hun getal niet groot is, oudtyds geweest zyn, zal, uit het geen ik vervolgends zal bybrengen, klaar blyken. 2. De Arabische Overzetting van de vier Euängelisten, die te Rome in 1591 en 1619 in het licht kwam. Deze kan voor een gedeelte, het geen men ten minsten van de Openbaring gelooft, uit de Koptische Overzetting ontleend zyn, of ook, met de Koptische, uit een Grieksch Handschrift, waarin deze plaats niet gevonden wordt. Volgends deze Romeinsche uitgave zyn de Euängeliën in de Parysche en Londensche veeltalige Bybels gedrukt, waarom men ook dit Slot in dezelve niet vindt. De latere Latyn-arabische uitgave, die te | |
[pagina 194]
| |
Rome in 1671 door de Congregatie de Propaganda fide in het licht verscheen, is met opzet naar de Latynsche Vertaling veranderdGa naar voetnoot(*). Een zekere Mediceïsche Codex in het Arabisch heeft deze plaats ook niet, maar kirsten heeft denzelven met streepjens onderscheiden. 3. De Persische, door abr. wheloc in 1652 te Londen uitgegeven, tot welken arbeid hy drie Handschriften gebruikt heeft. Maar deze wordt voor veel nieuwer gehouden dan de andere PersischeGa naar voetnoot(†), welke in de Londensche Polyglotta te vinden is, en waarin men het Slot van het Onze Vader leest. Zie boven § 3. Doch wat 4. De Latynsche Vertaling betreft, het is zeker, dat dezelve nooit dit Slot gelezen heeft, alhoewel hetzelve in twee Latynsche Handschriften by griesbach gevonden wordt. Maar deze uitlating kan zeer oud en nogthands algemeen zyn, gelyk matth. V:44. openb. XVII:17, waar zelf bengel, die deze Overzetting zo hoog acht, (en hier alles op haar bouwt) ene zeer oude gaping erkent. En het schynt my toe, dat deze Overzetting, welke eertyds uit vele Vertalingen samengesteld is, in deze plaats uit Grieksche Handschriften, of een Grieksch Handschrift, waarin dit Slot ontbrak, vertaald is. Dit Slot is in het begin, even als andere zaken, van den tekst afgekort, opdat de tekst van mattheus aan dien van lucasGa naar voetnoot(‡) zoude gelyk zyn. Eindelyk ook 5. De Angel-Saxische heeft dit Slot niet. Zy is uit de oude Latynsche Vertaling overgenomen, en bewyst derhalve niets. |
|