Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1802
(1802)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– AuteursrechtvrijIets, over de dwaasheid van het agtgeeven op droomen.‘Onlangs, in uw Mengelwerk, eenige Bedenkingen ontmoetende, over de sterke Gewaarwordingen van Blydschap en Droefheid in de DroomenGa naar voetnoot(*), vond ik my opgewekt, het volgende u toe te schikken, welk ik, myne papieren doorsnuffelende, onder dezelve aantrof. Hoewel aan het, in het slot, door uwen Korrespondent aangekondigd verlangen niet regelrecht wordt voldaan, ben ik, nogthans, van oordeel, dat Gy ook aan dit Iets, als loopende over 't zelfde onderwerp, een plaatsje in uwe nutte Verzameling wel zult willen inruimen.’ Droomen waren menigwerven het voorwerp der menschlyke weetgierigheid en naaspooringe; met eene soort van eerbied en ontzag vestigden lieden vooral van laagere klasse en geringe oeffeninge op dezelve hunne aandagt; op verre niet eenstemmig zyn de gevoelens der meer geoeffenden omtrent dit verschynzel. 'Er is 'er, die de Droomen aanmerken, als eener plaatze waardig op de lyst der bewyzen, dat de mensch begaafd is met een beginzel, onderscheiden en onafhanklyk van het stoffelyk bekleedzel. De leevendige voorstelling van | |
[pagina 175]
| |
voorwerpen, de nieuwe en verwonderlyke zamenvoegingen, de werkingen der driften, de aaneengeschakelde en zamenhangende redeneeringen, de speelingen der verbeeldingskragt - dit alles heeft, by wylen, een daadlyk bestaan, zo wel in den slaap, als wanneer wy waaken en in beweeging zyn. Als eene daadzaak en onlochenbaare waarheid mag het worden aangenomen, dat bykans ieder mensch, den eenen of anderen tyd, geduurende den slaap de bewustheid heeft ondervonden van ieder bedryf, 't welk hy waakende kon verrigten. Hy doorreist, in den slaap, uitgebreide gewesten; hy loopt, wandelt en rydt vry en onbelemmerd; met nieuwe en grootere kragten schynt hy niet zelden begaafd te zyn; hy zweeft omhoog en doorklieft de lucht, of, zagtjes nederdaalende, zult hy over het water - en dat alles met een zo volkomen zelfbestuur en even veilig, dat hy, by 't ontwaaken, naauwlyks zich kan verbeelden, dat het niets meer dan een Droom was. Tegen deeze waarneemingen heeft men ingebragt, dat lichaamsongesteldheid volmaakt de zelfde uitwerkzels voortbrengt; zulk eenen indruk verwekt eene krankte in onnoemelyke voorbeelden, dat de lyder even sterk wordt getroffen, als door de denkbeelden, welke hy van daadlyken indruk en by weezenlyke ervarenis kon ontvangen hebben. Dollen en uitzinnigen zetten boven hunne gewoone kragten hunne werkzaamheden voort, al dien tyd geene blyk vertoonende van eenigen twyfel, of zy op een rydtuig of te paard zich beweegen, den wapenhandel of andere krygsbeweegingen volvoeren, of met natuurkundige proeven zich onledig houden. In menigten zyn 'er dusdanige voorbeelden voorhanden. En men leidt hier uit af, dat, gelyk, in deeze gevallen, klaarblykelyk de ziel van het bedwang des lichaams niet ontheven is, dus ook, in het andere geval, geene reden is, iets daar van onderscheiden te onderstellen; zynde de toestand van slaap en van gevoelloosheid iets niet ongelyk aan lichaamlyke ongesteldheid, eenen staat der opschortinge van verscheiden werkzaame vermogens. Zommige Wysgeeren zyn van meeninge, dat de ziel nooit werkeloos is, dat de opeenvolging van denkbeelden onophoudelyk voortgaat, en de gedagte altyd werkzaam is. Intusschen zou men op dit gevoelen kunnen aanmerken, dat het hoogst onwaarschynelyk is, dat de Droomen, welke, volgens deeze onderstelling, telkens moeten voorvallen, zoo zelden en zoo flaauw zich laaten herinneren. Doch hierop dient tot antwoord, dat het zelfde terwyl wy waaken plaats prypt. Laat iemant eene proeve neemen, om zich de geheele aaneenschakeling van denkbeelden te herinneren, welke zyne ziel gehad heeft in de twaalf uuren, geduurende welke hy een gewoonen kring der bezigheden van den dag heeft rondgeloo- | |
[pagina 176]
| |
pen; weezenlyke zaaken zal hy zich inderdaad kunnen herinneren; maar, indien hy den geheelen hoop der denkbeelden pooge te verzamelen, welke geduurende dat tydverloop, of zelf een aanmerkelyk gedeelte daar van, elkander vervangen hebben, zal hy bevinden, een onuitvoerlyken arbeid te hebben ondernomen; vergeefs zal hy tragten, den schakel der denkbeelden aaneen te hegten; dezelfde afgebrokene, verwarde verzameling zal hy ontwaar worden, genomen zelf dat hy het sterkste geheugen bezitte, by zyn ontwaaken met die onvolkomene zelfbewustheid, welke men gemeenlyk eenen Droom noemt. Indien wy zoo uitvoerig, als ons geheugen toeliet, elk denkbeeld op het papier stelden, bezwaarlyk, indien niet onmogelyk, zou het vallen, zoo veel byeen te verzamelen, als een enkel uur leezensstoffe zou uitleveren. Het Volksgeloof, dat Droomen eene soort van bovennatuurlyke vermaaning zyn, ingericht om voor ons gedrag tot eenen leiddraad te dienen, is een hoogstschadelyk begrip. Doch dit begrip, als, daarenboven, van allen grond en steunzel ontbloot, behoorde met allen ernst te worden te keer gegaan. Ontelbaare redenen zouden, ten dien einde, kunnen worden aangevoerd; doch deeze ééne reden is daar toe genoeg; te weeten, dat iet dergelyks onbestaanbaar is met het algemeene ontwerp der Godlyke Voorzienigheid, en dat alle beginzels, welke voor de zamenleeving tot eene regelmaat verstrekken, daar door zouden overhoop geworpen worden. Nergens spreidt zich de weldaadige bedoeling des grootheerlyken Maakers van de Natuur luisterryker ten toon, dan in het verbergen van de zekere kennis van toekoomende gebeurtenissen.
Prudens futuri temporis exitum
Caliginosâ nocte premit Deus.
Zoo dagt 'er reeds een Heidensch Dichter over. Ware dit niet het geval, de ongelukkigste aller schepzelen zou de mensch zyn; onverschillig omtrent ieder bedryf, en onbekwaam tot eenig vlytbetoon zou hy worden; van de angsten des naakenden onheils overstelpt, zou hy de gemoedsfolteringen des boosdoeners verduuren, onder de verwagting der uitvoeringe van het aangekondigde doodvonnis. - Dat Droomen niet als Voorspellingen kunnen worden aangemerkt, kan ten ontegenzeggelyken en afdoenden bewyze dienen, dat 'er geene voorbeelden van derzelver gelukkigen uitslag kunnen worden bygebragt, zo wel ten aanzien der aanwyzinge van middelen om onheil te voorkoomen, als om de bereiking van een gelukkig einde te bevorderen. Eenige voor- | |
[pagina 177]
| |
beelden mogen 'er worden aangevoerd, waarin de overeenstemming van eenen Droom met eenige daarop volgende gebeurtenis zeer aanmerkelyk was; doch met dit alles schroom ik niet te beweeren, dat dusdanige ontdekkingen doorgaans naa de uitkomst plaats hadden, en dat inbeelding en vernuft, in het opspooren der overeenstemminge, en in het uitvinden der uitlegginge, geen onaanmerkelyk aandeel hadden. Toegestaan zynde dat de gedagten nooit stilstaan, en dat de ziel immer werkzaam is, verdient het veel meer bewondering, dat 'er zoo weinige voorbeelden van overeenstemminge zich laaten herinneren. Indien millioenen van het menschlyk geslagt, door den geheelen omvang des tyds, geduurende hunnen staat des slaapens immer aan Droomen onderhevig geweest zyn, zouden, veelligt, de Kansrekenaars overhellen om te beweeren, dat 'er, waarschynelyk, vry naauwkeurige overeenkomsten in grooter getale hebben plaats gehad, dan waarvan men aanteekening vindt, of die men zich kan herinneren. |
|