Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1802
(1802)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– AuteursrechtvrijVerslag eener nederdaaling in den crater of mond van den berg Vesuvius, door agt Franschen, in den nagt tusschen den 18 en 19 van hooimaand des jaars 1801.Den top van den Berg Vesuvius, 3600 voeten boven het waterpas der Zee verheven, te beklimmen, is eene onderneeming van zeer veel moeite, naardemaal men de helft dier hoogte bykans moet opklauteren tegen eene steilte tot de kniën toe in de assche. Eenige Mannen van naam, egter, hebben zulks ondernomen, als spallanzani, dolomieu, Dr. moore, en zyn die moeilykheden te boven geworsteld. Sir william hamilton, die, geduurende zyn lang verblyf te Napels, den Vesuvius in veelerlei gedaanten aftekende, beklom | |
[pagina 155]
| |
dien bergtop twee-en-zestig keerenGa naar voetnoot(*): dan niemand, ten minsten zints de Uitbarsting in den Jaare 1779, waagde het immer, in den Mond van deezen Volcaan neder te daalen; zelfs Sir william hamilton niet, die 'er zo veele maalen by was. Het bleef bewaard voor agt Franschen, dit hoogst hachlyk bestaan te beproeven, en daarin gelukkig te slaagen, ondanks de vrees hunner Gidsen, en de onmogelykheid, hun te Napels voorgehouden, alsmede de bygebragte voorbeelden van te veel waagende Reizigers, die het leeven by dit bestaan inschooten, daar de Vesuvius hun inzwolg. Om het gevaar van dusdanig eene onderneeming recht te begrypen, is het noodig, een juist denkbeeld te hebben van de gedaante en gelegenheid van den Vesuvius, alsmede van de Stoffen, die dezelve uitwerpt. Deeze Volcaan heeft de gedaante van een geknotten Kegel; en een gedeelte van den Voet, die in 't geheel drie mylen in den omtrek haalt, wordt bespoeld door de Middellandsche Zee: de Mond, of het bovenste gedeelte, die een weinig na den as helt, heeft 5722 voeten in den omtrek. De grond van den voet, tot de halve hoogte, bestaat uit groeizaame aarde, gemengd met Lava, en Steenen, die niet geleden hebben door het vuur, alsmede uit tuf-, puim- en kalkagtigen steen, verschillend van aart en kleur, naar de verschillende graaden van indruk, door het vuur daar op gemaakt. De helft van de hoogte naast by den top bestaat meest uit asch, doch grover dan onze gewoone asch. Tot heden toe wordt 'er in de Geschiedenis van vier-en-twintig Uitbarstingen gesproken. De eerste hadt plaats in het 79 Jaar der Christlyke Jaartelling. Door deeze Uitbarstingen zyn de Volcanische stoffen steeds opeengehoopt; maar door die van den Jaare 1779 werd de gesteldheid des Craters geheel veranderd. Deeze ligt thans 200 voeten beneden den opperkant des monds van den Volcaan. Om by den Crater te komen, en de ontelbaare openingen, lange spleeten en vuurstraalen, die 'er op ver- | |
[pagina 156]
| |
scheide plaatzen uit komen, waar te neemen, alsmede de veelerleie en nog smookende stoffen, uit welke de Crater bestaat, was het noodig, deeze ruimte van 200 voeten af te leggen. - De binnenzyden van den Volcaan zyn bykans rechtstandig, of zeer steil, en bestaan uit asch, lava, en groote kalkaartige steenen; maar deeze lava en steenen, in geen verband altoos staande met de assche, kunnen tot geen steunpunt in 't geheel dienen; en wanneer iemand onvoorzigtig genoeg mogt weezen, om op deeze soort van rots te vertrouwen, hy weete, dat de minste beweeging, en de geringste verplaatzing van eenig gedeelte, het geheel in stukken doet vallen. Daarenboven is van den top van den Vesuvius tot den Crater de schuinte zeer steil, zo dat men op handen en voeten moet kruipen, en zich laaten nederglyden te midden van een stroom asch en lava. Doch de gevaarlykste hinderpaalen zyn de schriklyke uitholingen, waarover men niet heen kan komen dan met veel moeite en bezwaarlykheid. De Franschen, die het gemelde stoute bedryf bestonden en volvoerden, hebben 'er deeze beschryving van gegeeven. - Geen acht slaande op alles, wat de Napolitaanen aanwendden, om ons van den Tocht af te schrikken, ontvingen wy hunne afscheidsgroete op eene wyze, alsof onze scheiding voor eeuwig zou weezen, en gingen in rydtuigen, 's avonds over half elf uuren, op den 18 July, van het Hotel des Franschen Gezants, veertien in getal, voorzien van touwen en andere zaaken, welke wy oordeelden te zullen kunnen behoeven, allen welgemoed; en die moed begaf ons niet, zelfs in de oogenblikken van het oogschynlykst gevaar. Wy kwamen omtrent middennagt aan den voet van den Vesuvius. Onze rydtuigen verlaatende, beklommen wy welafgerigte muilezels, en gingen agter elkander den Berg op. De Adjudant dampierre was aan ons hoofd. In de grootste donkerheid des nagts bereikten wy den Berg ter halve hoogte. Wy hadden een groot aantal Gidsen by ons; hunne brandende toortsen zetteden aan onzen optocht iets deftigs by, 't welk zeer afstak by de vrolykheid, welke onder het gezelschap heerschte. Wanneer wy omtrent ten halven wege gekomen waren, vonden wy ons genoodzaakt af te stappen, om het steilste en moeilykste gedeelte van den Vesuvius te beklimmen, tot de kniën toe in de assche gaande; tot dat wy, | |
[pagina 157]
| |
van vermoeienisse afgemat, en met zweet geheel overdekt, den top ten half drie uuren in den morgenstond bereikten. Het eerste, 't welk ons trof, toen de dageraad begon aan te breeken, was het allerschoonst tooneel, 't welk zich aan ons oog opdeedt; - een heerlyk gezigt der Stad Napels en van de Haven; van de fraaije Bergen, die dezelve omringen, en van de uitgestrekte Zee, die deeze bespoelt. - Naa een gedeelte der opening van den Volcaan rondgegaan te hebben, om de gemaklykste plaats ter nederdaaling op te speuren, daalden de Adjudant dampierre en de Schilder wickar het eerst na beneden, en bereikten, zonder eenig ongeval, de bedoelde plaats. Toen zy omtrent een derde gedeelte van den weg hadden afgelegd, vonden zy zich, op 't onverwagtst, gestuit door eene diepte van vyftig voeten, welke zy noodwendig over moesten. Naardemaal zy bevonden, dat het onmogelyk was, een vast punt te krygen, of een steunzel, op de zo ligt beweegbaare assche, en zich verzekerd houdende, dat de schuuring der touwen welhaast beide het steunpunt en de daaromstreeks gelegene klompen, zelfs op eenen vry grooten afstand, zou in beweeging gebragt hebben, beslooten zy, terug te keeren. Daarenboven veroorzaakten, ten tyde dat zy met elkander raadpleegden over de middelen om neder te daalen, eenige steenen, van de hoogte afkomende, eene algemeene schudding, waar zy zich ook heen begaven. De Adjudant dampierre voelde den grond onder zyne voeten schudden, en hadt die plek naauwlyks verlaaten, en den Burger wickar toegeroepen, dat hy hem zou volgen, of dezelve zonk weg. Korten tyd daarnaa zonk de geheele plaats, waar zy gestaan hadden, en de omstreeks liggende kleine hoogten, de eene naa de andere, binnen een half uur tyds, weg, en veele, met een ontzetting baarend gedruis, in de diepte des Craters. Eer wy van onze onderneeming afzagen, om na Napels terug te keeren, vol spyts wegens het mislukken van ons oogmerk, wandelden wy nogmaals den rand des Craters rond; eindelyk ontdekten wy eene uitgebreide schuinte, vry gelyk, doch zeer diep, welke na het Focus geleidde. Zonder onderzoek te doen op de hoogten, welke men noodzaaklyk zou moeten overgaan, eer men ter bedoelder plaatze kon komen, bestondt de Burger debeer, Secretaris van den Afgezant, vergezeld van | |
[pagina 158]
| |
een Lazzaroni, het eerst, dien toegang te beproeven. Wanneer zy den weg half afgelegd hadden, onder een stortvlaage van assche, die hunne voetstappen verwekten, vonden zy gelegenheid om zich staande te houden op den kant van eene steilte, twaalf voeten hoog; deeze moesten zy over, eer zy de laagere schuinte konden bereiken. De Lazzaroni, verschrikt, weigerde, een voetstap verder te gaan; maar hem een dubbele ducaat beloofd zynde, overwon zyne geldzugt zyne beschroomdheid. In alle haast maakte hy kruissen over geheel zyn lichaam; en naa Madonna en St. Anthony van Padua aangeroepen te hebben, ging hy met debeer na den grond van de eerste steilte: welhaast kwamen zy aan eene andere; doch deeze min hoog zynde, ging dit gemaklyker toe. Eindelyk bereikten zy, onder een gestadigen vloed van nederstortende Lava, asch en steenen, den bodem des Craters. Zy hieven hunne armen tot ons op, en een vreugdegejuich aan, 't welk wy met de uiterste voldoening en geestdrift beantwoordden. De Burger houdouart volgde onmiddelyk den Burger debeer; en naa dezelfde moeilykheden ontmoet, en dezelfde gevaarlyke plaatzen overgetrokken te zyn, kwam hy by hun aan den bodem des Craters. Beiden zich daar bevindende, en overtuigd van de bykans ontebovenkomelyke bezwaarlykheid om weder op te klimmen, wierpen zy zich in elkanders armen, even als twee vrienden, die, zich op een verlaaten eiland bevindende, zonder eenige hoope om 'er af te komen, denken, daar hunne dagen te zullen moeten eindigen. Hierop begonnen zy, doch met de uiterste omzigtigheid, de ontzaglyk groote stookplaats, welke op veele plaatzen rook uitgaf, rond te wandelen. De onverzaagde wickar, die sterk verlangde om in hun lot te deelen, riep hun toe, dat zy iemand zouden zenden om hem te helpen in het trekken over de twee zo gevaarlyke plaatzen; doch niemand ziende komen, en brandende van ongeduld, streefde hy heen, en ging na beneden, onder een vloed van steen, asch, en Volcanische stoffen. De Adjudant dampierre, bagneris, Legerarts, fressinet en andreas, Fransche Reizigers, en moulin, de Opziender der Posten, volgden welhaast, en bereikten den Crater, naa dezelfde gevaaren geloopen te hebben. - Wickar, de Schilder, zette zich terstond | |
[pagina 159]
| |
neder op een hoop Scoriae, en schetste, met de uitsteekende bekwaamheden, hem byzonder eigen, in volkomene gelykvormigheid, de Pourtraiten der agt Franschen, in die ontzettende diepte nedergedaald. Elk hunner zamelde een weinig op van de onderscheidene Volcanische voortbrengzels aldaar, die hun nieuw of schoon voorkwamen, en poogde nieuwe waarneemingen te doen. Hadden wy op een goeden uitslag mogen vertrouwen; waren wy niet vertraagd geweest in onze toerustingen door onze beschroomde Gidsen, en zommigen onzer niet wederhouden geworden door mangel aan tyd, zo even eerst te Napels gekomen zynde; dan zeker zou deeze onze nederdaaling meer nuts aangebragt, en wy ons in staat bevonden hebben om voldoender berigten te geeven. Dan, met hoe weinig ook voorzien om waarneemingen te doen, mogten wy de volgende maaken: Reaumurs Thermometer, het éénig werktuig, 't geen wy bezaten, stondt op twaalf Graaden op den top van den Vesuvius; de lugt was koud, en eenigzins vogtig. In den Crater rees de Kwik tot zestien Graaden, en wy voelden eene gemaatigde lugtsgesteltenisse. De oppervlakte van deeze plaats, met het bloote oog van boven gezien, vertoonde zich geheel vlak; doch behelsde, toen wy beneden waren, niets dan eene groote uitgestrektheid van oneffenheden. Wy moesten by aanhoudenheid gaan over eene Lava, die zeer poreus, en in 't algemeen vry hard was; doch op zommige plaatzen, en byzonder daar wy ingingen, was dezelve vry zagt, en boog onder onze voeten. Meest trof ons het gezigt van de veelvuldige tochtgaten, door welke, of aan den bodem des Craters, of aan den binnenkant des Bergs, de dampen uitgaan. Toen wy aan den Crater kwamen, verlangden wy te weeten, of deeze dampen eene schadelyke eigenschap hadden: wy wandelden 'er door heen, ademden ze verscheide keeren in, doch werden 'er geen ongemak van gewaar. De Thermometer, geplaatst in een deezer tochtgaten, rees tot vier-en-vyftig graaden; in een ander slegts tot twee-en-twintig. By het doen deezer proeven vonden wy steeds onzen Thermometer bedekt met eene vogtige stoffe, doch die, in de open lugt, terstond verdween, zonder eenig overblyfzel agter te laaten. By het trekken over de oppervlakte van den Crater, ontdekten wy een Focus, half overdekt door een groo- | |
[pagina 160]
| |
ten hoop Puimsteen, en 't welk in den geheelen omtrek eene groote hette verspreidde. De Thermometer, eerst geplaatst aan den ingang, en vervolgens zo diep ingedompeld als de aart van den grond en de diepte gehengden, rees niet hooger dan tot twee-en-twintig graaden. Deeze byzonderheid verbaasde ons; doch wy vonden ons niet in staat om dezelve te verklaaren. De Volcanische voortbrengzels, welke wy in den geheelen Crater ontdekten, waren Lava, zeer poreus, en welke het vuur, op zommige plaatzen, in Scoriae veranderd hadt. Dezelve was van eene donkerbruine kleur, zomtyds roodagtig; zeldzaam trof men witte aan. De zelfstandigheden, digtst by de tochtgaten, waren alle bedekt of doortrokken van zwavel. Dit Mineraal vonden wy menigmaal in een staat van Oxygenatie. Het is zomtyds wit, en zomtyds geelagtig van kleur; het laat een scherpen en prikkelenden smaak op de tong agter, en deeze ontdekt genoegzaam, in welk een staat het is. De brandende Focus, waarvan ik gesproken heb, levert dezelfde verschynzels op. Men vindt desgelyks, schoon in kleine hoeveelneid, basaltagtige Lava: een enkel stuk, van vry groote zwaarte, en zeer schoon, trok onze aandagt. Aan de Noordzyde van den Crater doen zich twee groote spleeten op: één deezer is twintig voeten diep; de andere omtrent vyftien. Zy hebben de gedaante van een omgekeerden kegel. De stoffe, waarmede ze bedekt waren, is geheel gelyk aan die van het overige der oppervlakte. Zy gaven noch rook, noch hette uit: eenige zwavelagtige voortbrengzels, nogthans, toonden genoegzaam, dat het vuur niet lang geleden hier eerst was uitgedoofd. Wanneer wy deeze weinige waarneemingen gedaan hadden, was het tyd om op onzen hertocht te denken. De nederdaaling is veel minder moeilyk dan het opklimmen: want het valt zeer bezwaarlyk, hoogten te beklimmen, waar de steunpunten zo ligt beweeglyk zyn. Daarenboven was het niet mogelyk, dat 'er meer dan één te gelyk opklom, en wel naa een geruimen tyd wagtens, uit vreeze van anderzins begraaven te zullen worden onder een vloed van Volcanische stoffe, losgemaakt door de voeten des voorgangers; welke losmaaking zich tot een afstand van dertig voeten in 't rond uitstrekte. | |
[pagina 161]
| |
Toen wy by de twee bovengemelde steilten kwamen, vonden wy ons genoodzaakt, te klimmen op de schouders van een man, beneden staande, en vast te houden aan een stok, door een ander aan den top vastgehouden, en nergens met onzen voet dan zeer zagt te drukken. Eindelyk bereikten wy, met veel om- en voorzigtigheids, den top van den Vesuvius, zonder eenig ongeluk, doch geheel vermoeid en afgemat, en zodanig met asch en rook overdekt, dat wy naauwlyks kenbaar waren. Onze zes medgezellen, die niet in den Crater waren nedergedaald, betoonden zich geheel vreugde, als zy ons wederzagen, en onthaalden ons op eenige ververschingen, welke wy zeer noodig hadden. Wanneer eene groote zwaarigheid is te boven gekomen, worden de mindere, als van geen belang altoos, over 't hoofd gezien. Binnen minder dan vyf-en-twintig minuuten vingen wy de afdaaling aan; naa, door het bezigtigen van verscheide steenen, de waarneeming bekragtigd gevonden te hebben, dat de Vesuvius de éénige bekende Volcaan is, die uit zyne ingewanden oorspronglyke zelfstandigheden uitwerpt, zonder dat zy door het vuur eenige verandering ondergaan hebben, en zodanig als men ze op de oevers en in de bergaderen aantreft. 's Morgens ten half agt uuren kwamen wy te Portici: de Inwoonders stonden zeer versteld, ons allen behouden weder te zien. Hunne aangenaame vrugten, en hun voortreffelyke wyn, onder den naam van Lacryma Christi bekend, deeden ons welhaast onze vermoeienis vergeeten. Wy keerden welgemoed te Napels terugge. De uitslag van deezen tocht, welke slegts eene proeve was, kan van geene verdere nuttigheid weezen, dan om de mogelykheid te toonen van den Crater te bereiken, en den weg derwaards open te stellen voor Wysgeeren, Natuur- en Scheidkundigen, die, door het beschouwen en nagaan van deeze ontzettende Stookplaats der Natuure, aldaar eene veelvuldige verscheidenheid van stoffe zullen vinden, welke hun een ruim veld zal openen voor hunne Scheidkundige waarneemingen, en in staat stellen om ontdekkingen te doen, allerbelangrykst voor de Kunsten en Weetenschappen. De naamen der agt Fransche Burgers, in de orde, waarin zy deeze nederdaaling bestonden, zyn: De- | |
[pagina 162]
| |
beer, Secretaris van den Afgezant alquier; houdouart, Opper-Ingenieur, behoorende tot het Leger van Italie; wickar, Schilder; dampierre, Adjudant Commandant; bagneris, Arts van de Observations Armée; fressinet en andreas, Fransche Reizigers; en moulin, Opziender der Posten. |
|