| |
Aanmerkingen over verschillende gedaanten van menschen-hoofden.
(Naar het Engelsch.)
In het zamenstel van den Mensch is het Hoofd bestemd tot Opperbestuurder van de overige Leden. Wanneer wy de zaaken behoorelyk onderzoeken, zullen wy bevinden, dat 'er, in dit kleine Bestuur, weinig misslagen begaan worden, indien alle deeler in de behoorelyke ondergeschiktheid blyven aan derzelver wettigen Opperbestuurder. In gevalle, by voorbeeld, het Lichaam zich overgeeft aan alle buitenspoorigheden van Vraat- en Zuipzugt, moet zulks het Hoofd niet geweeten worden; dit geraadpleegd zynde, zou duidelyk alle de heillooze gevolgen van buitenspoorigheid, in een en ander geval, aangeweezen hebben.
Te meermaalen heb ik, met leedweezen, waargenomen, dat een Vader zelden onderzoekt, of zyn Zoon het meest zal uitmunten in de Pleitzaal, op den Predikstoel, of in het Oorlogsveld: de vraag is, of hy grooter invloed hebbe by zulk een Veldheer, zulk een Geestlyke, of zulk een Regtsgeleerde; en des Zoons leevensbezigheid wordt diensvolgens bepaald.
Het gebeurt zomtyds, ik moet het toestaan, dat eenige Hoofden gebooren worden onder zulk een gunstig gestarnte, dat dezelve even zeer geschikt zyn tot het bekleeden van alle posten in de Maatschappy; doch het zou eene zeer valsche en hoogst gevaarlyke gevolgtrekking weezen, hiervan tot alle Hoofden te besluiten. Daarenboven twyfel ik zeer, of zulke algemeene Verstanden wel tot iets bepaalds geschikt zyn; volgens eene welbekende en afgesleetene waarneeming, doch die egter gronds genoeg van waarheid heeft. Naardemaal het, derhalven, van het grootste aanbelang is voor het welzyn des algemeens, welk soort van Hoofden tot het bekleeden van Posten gekoozen worden; zal men, zo ik hoop, eenige algemeene aanmerkingen, dit onderwerp betreffende, niet overboodig vinden.
In de eerste plaats moet ik gewaagen van het Mathematisch Hoofd; zo genaamd, dewyl het lengte, breedte en dikte heeft; welke drie afmeetingen, te zamen genomen, datgeen uitmaaken, 't welk de Wiskundigen een Vast Lichaam heeten. Het Mathematisch Hoofd mag men eigenaartig verdee- | |
| |
len in twee soorten; de harde Hoofden en de zagte Hoofden. Men merke op, dat ik het woord hard hier niet neem in een Philosophischen zin; want ik acht het zeer mogelyk, zodanig een Hoofd met een hamerslag te vermorsselen. Ik meen 'er alleen mede, dat dusdanig een Hoofd, door de Natuur wel versterkt zynde, meer dan gewoone kragt noodig heeft om ingedrukt te worden. Naar myn gevoelen zouden zodanige Hoofden zeer goede Landbouwers, Matroozen en Soldaaten uitleveren. Deeze hebben, als 't ware, in het laatste geval, eene natuurlyke toerusting, die de kosten van eenig hoofdbeschermend dekzel in den kryg, tot voordeel van den lande, kan uitwinnen. Men heeft opgemerkt, dat dusdanige Hoofden eene groote hoeveelheid sterken drank kunnen verdraagen; eene begaafdheid, welke men, zints onheuchlyke tyden, voor een Krygsman een onontbeerelyk vereischte geoordeeld heeft. Het zou, derhalven, myns oordeels, een proef kunnen weezen van de onderscheide graaden van Hardheid, te onderzoeken, hoe veel sterken drank een Mensch met zulk een hard Hoofd kan verdraagen; doch dit laatste wil ik gaarne aan ryper oordeel onderwerpen.
De tweede afdeeling van het Mathematisch Hoofd noemden wy een zagt Hoofd. Eenigen, 't is waar, betwisten de juistheid en eigenaartigheid van deeze verdeeling, dewyl, naar hun zeggen, deeze soort van Hoofden alleen breedte en lengte, en geen dikte heeft, en gevolglyk alleen eene Oppervlakte, en geen Vast Lichaam uitmaakt; waarom men het zomtyds een Papieren Harssenpan noemt: doch dit is enkele vittery; want ik durf met het vol vertrouwen van een waarheidspreeker beweeren, dat 'er geen Hoofden van die verregaand dunheid in de natuur bestaan. Het eenig onderscheid tusschen het harde en zagte Hoofd bestaat daarin, dat het laatstgenoemde uit eene min vaste en dikke stoffe gevormd is dan het eerstgemelde, schoon het alle de afmeetingen van lengte, breedte en dikte, in eene even groote volkomenheid, heeft.
My dunkt het loopt elk in het ooge, dat de zelfstandigheid, waaruit het zagte Hoofd gevormd is, geen kragts genoeg heeft, om houwen en hakken, of kogels, te weder staan. Ik raad, derhalven, den draager van zulk een Hoofd, geen Krygsman te worden. Heeft zyne geboorte hem met middelen van bestaan beschonken, dan moet hy alle zyne talenten besteeden aan de verbetering der kleeding, byzonder in dat gedeelte, 't welk betrekking heeft tot zyne natuurlyke zwakheid; als, by voorbeeld, de gedaante van de paruik, het bezetten van den hoed met vederen, en wat voorts kan dienen om dit teder maakzel voor den aanval van lugt en koude te beschutten. - Byaldien een Zagthoofdige het ongeluk heeft van onbemiddeld te weezen, hy kan, in zulk een geval, een goed Kleermaaker of Hoedestoffeerder worden. Hy heeft ook de keuze van eene menigte andere beroepen, die
| |
| |
voor hem openstaan; doch dat hy nooit eenig beroep aanvaarde, 't welk eenig diep en lang denken vordert: voor zulk een bedryf, durf ik vryuit zeggen, is de Zagthoofdige zo min geschikt als de Hardhoofdige.
Allernederigst wil ik ook in overweeging geeven, of de Zagthoofden niet opgebragt zouden kunnen worden zodanigerwyze, dat zy by de Dames de plaats bekleeden van Schoothondjes, Aapjes, Inkhoorntjes of Pappegaaijen. Ik houd my ten vollen verzekerd, dat een Zagthoofd van eene draaglyke vatbaarheid zou kunnen leeren, zo veele aartige dingen en kunstjes te doen, als eenig Schoothondje of Aapje; en het is te hoopen, dat de Schoone Sexe (als beide deeze even verdienstlyk waren, of, om met de Geleerden te spreeken, caeteris paribus) een Menschlyk Dier den voorrang zoude geeven. Indien men dit ontwerp volvoerbaar keurde, zou ik voorstellen het oprichten van eene Kweekschool ter opvoeding van arme Zagthoofden; waar de rykeren onder hun, (die wy veronderstellen reeds in deeze soort van Studie uitgeleerd te zyn daar zy 'er hun geheele leeven in besteed hebben) zeker uit medelyden met hunne armer Broederen, hun in de noodige Kunsten zouden onderwyzen, ten einde zy daardoor, voor het toekomende, een zeker en genoegzaaam bestaan zouden hebben.
Ik wil nu eenige van de weezenlyke eigenschappen van deeze twee soorten van Hoofden vermelden. Ik kon zelden in een van beiden eenige beginzels van zedigheid, voegelykheid, rede, of oordeel bespeuren; en ik kan, volgens myne bevinding, verzekeren, dat ik Hoofden van die beide soorten in virgilius, horatius, swift of pope heb zien leezen met dezelfde maate van gevoel en smaak, als in de werken van de jammerhartigste Pruldichters.
Ik zal tragten eene natuurkundige oplossing te geeven van dit vreemde verschynzel, welke ik nederig hoop, dat door den welgezinden Leezer zal geoordeeld worden zo redelyk te weezen als menig eene veronderstelling, door de Natuurkundigen bygebragt, ter oplossing van een en ander wonderbaarlyk verschynzel in de Natuur. - Wat, in de eerste plaats, de harde Hoofden betreft; indien wy veronderstellen, dat het inwendige gedeelte van een hard Hoofd gevormd is door iets gelykaartigs aan die zelfstandigheden, welke alle de straalen der zonne terugkaatzen, is het openbaar, dat alle de dunne en fyne straalen van verstand, uit gemelde Schryvers schitterende, wederstuitende op zekere ondoordringbaare blaadjes in de holte van het bekkeneel, (door zommigen verkeerdlyk voor Harssens genomen) moeten terug gestooten worden met eene snelheid, gelyk aan die, welke dezelve aanvoerde; of, met andere woorden, dat de hoek der wederkaatzing gelyk moet weezen aan den raakhoek.
Aangaande de Zagthoofden; de stoffe, welke dezelve uit- | |
| |
maakt, mag men begrypen dezelfde gedaante in de deeltjes te hebben als die lichaamen, welke aan alle de lichtstraalen een vryen doortocht gunnen, en 'er geene terugkaatzen. De aart deezer Lichaamen is, dat ze van een donkere, zwarte, of duistere kleur zyn; zy eclipseeren (mag ik my zo uitdrukken) door te veel lichts. Indien deeze redenen, gelyk ik denk, als voldoende worden aangenomen, mogen wy, in stede van harde en zagte Hoofden, spreeken van wederkaatzende en doorlaatende Hoofden.
Ik zal nu, zo kort my mogelyk is, nog spreeken van ronde Hoofden en lange Hoofden. - De ronde Hoofden waren zeer algemeen en hooggeacht in de dagen van cromwell; te welker oorzaake, kan ik niet op my neemen stellig te bepaalen. Niet onwaarschynlyk is het, dat men die gedaante des Hoofds ten dien tyde bewonderde, wanneer men 'er op uit was, om alle Persoonen en Zaaken tot eene gelykheid te brengen. Dewyl nu alle lynen, uit het middelpunt eens zodanigen Hoofds getrokken, tot den omtrek alle gelyk zyn, heeft geen deezer een voorrang boven de andere: dit zette misschien die Rondhoofden aan, om in alles die Gelykheid in te voeren. Ik weet niet of 'er thans veele Rondhoofden bestaan; doch men heeft my berigt, dat, by de ontleeding van zulk een Hoofd ten dage van cromwell, de Harssens diep in 't middelpunt gevonden werden: hieruit ontstondt, dat alle de grove vogten in het hoofd derwaards heenen zakten, en dat geene voorwerpen gereedlyk door zulk eene zwaare middenstoffe heen konden dringen, dan die van een zwaarwigtigen aart waren, en met veel snelheids van beweeging werden aangevoerd.
Ik heb nog iets te zeggen van het lange Hoofd; 't zelve moet van eene elliptische, en niet van eene kegelagtige gedaante zyn, gelyk zommigen maar al te voorbaarig beweerd hebben. Het lange Hoofd heeft eene algemeene goedkeuring en toejuiching in de wereld ontmoet. Eenigen schroomen niet, te verzekeren, dat wy aan Hoofden van deeze gedaante de uitvinding en aankweeking der Kunsten en Weetenschappen te danken hebben. Dit moge, over het algemeen, te stout gesproken weezen; maar ik denk, dat een lang Hoofd eerst beweezen heeft, dat de Hemelsche Lichaamen van een langwerpig ronde, en niet van een klootsche gedaante zyn; dat men derzelver loopkringen als ellipsen, en niet als cirkels, hebbe aan te merken. 't Is lang geleden, dat ik by plato geleezen heb, (en ik verzoek des verschooning, indien ik in de opgave een enkel woord misse) ‘dat de patroonen van alle uitwendige voorwerpen eerst in de harssenen bestaan: deeze zyn eene soort van pakhuis, waar dezelve alle verstrooid liggen, de een boven de ander gestapeld, even als de goederen in het pakhuis eens Koopmans. Maar, wanneer het eigen voorwerp van eenig pa- | |
| |
troon de zinnen treft, dan komt het daaraan beantwoordend denkbeeld ten voorschyn uit deeze voorraad-verzamelplaats, en staat aan de deur in alle zyne afmeetingen.’ - Uit deeze Leer oordeel ik het bewysbaar, dat de Langhoofden eerst de wandelkringen der Planeeten ontdekt hebben, daar de twee brandpunten eerst in zulk een Hoofd bestonden. Uit deeze twee bronnen begryp ik ook dat ontstaat het dubbel deel van verstand en geleerdheid, 't welk de lange Hoofden boven alle andere Hoofden hebben.
In deezer voege heb ik de gedaante van eenige Hoofden overwoogen; en dewyl het al te moeilyk zou vallen, de inwendige gesteltenissen te onderzoeken, zou ik gaarne zien, dat men eenige gedaanten van Hoofden tot een maatstaf stelde, om daarvolgens te beoordeelen, welk Hoofd geschikt is tot deeze of geene bezigheid, tot het bekleeden van dit of dat ampt. Dit in zwang gebragt zynde, zou het voordeel baaren, dat men minder morren en klaagen hoorde onder de Burgers, die, indien zy niet slaagden op den weg ter bevorderinge, de schuld daarvan geheel op de Natuur moesten leggen, en niet op het, zo zy anders veelligt denken, verkeerd oordeel der amptverzorgeren.
|
|