| |
Over het nut der ysplant, (Mesembryanthemum crystallinum) in moeilyke waterlozing, koorts, tering enz. Door Dr. Wendt, te Erlang.
De eerste, die van de geneeskundige kracht der Ysplant gewag maakt, is Dr. j.w.f. lieb (die Eispflanze als ein fast specifischer mittel empfohlen, Hof 1785); hy gebruikte dit in ziekten der piswegen, in den kinkhoest, slym- en galziekten. Ik had het volgend jaar reeds gelegenheid, deze krachten bevestigd te zien in een man van 72 jaren, die, aan een kramp der blaas, vooral des nagts, reeds jaren lang geleden hebbende,
| |
| |
daarvan door dit middel bevryd wierd. Men vindt omtrent deze Plant byna niets aangetekend, behalven een enkel woord by murray App. med. Vol. VI. p. 150. Fiechs in crels chem. annal. 1787. Vol. I. p. 503 en hofman alm. fur Scheidek. enz. 1788. p. 81. Lieb zag door dit middel een vermeerderde afscheiding van water, en een bezinkzel in hetzelve, geboren worden. Hy gaf het uitgeperste sap van deze Plant aan volwassenen tot de hoeveelheid van een eetlepel, daags eenmaal te nemen; aan kinderen gaf hy de helft daarvan. Hy schryft aan deze Plant een sterker pisdryvende kracht, dan aan de zeeuijen toe. Hy verhaalt vier gevallen van gelukkige genezingen: vooreerst van een oud man, die daardoor van een galkoorts genezen wierd; vervolgens van een opstopping van water op de helft der zwangerheid, welke daardoor op eens wierd weggenomen; voorts van een galkoorts en kinkhoest, die door dit middel hersteld wierden. Volgens het scheikundig onderzoek van c.a. hofman, bevattede deze Plant, waarvan hy 6 ℔ nam, Salpeter 19 gr., digestifzout 55 gr., Tart. vitriol. 19½ gr. By een nader en nauwkeuriger onderzoek vond hy daarin 48 gr. olie, 7 gr. sal Ammoniak, 44 gr. digestifzout, 153 gr. planten-loogzout, 87 gr. Salpeter, 1 gr. gevitrioolden wynsteen, 6 gr. Selenit, 14 gr. aluin, 8 gr. van een byzonder verkoelend zout. Zonderling is het, dat deze Plant zo snel tot rotting overgaat. Wanneer men dezelve als salaad gebruikt, purgeert zy sterk, en maakt een bezinkzel in het water. Zy heeft een verkoelenden smaak. Men kan het uitgeperste sap zonder eenig byvoegzel geven; by kinderen kan men 'er een weinig suiker of honig byvoegen. - By den eersten Zieke, waarvan ik te voren gesproken heb, by welken eerst toevallen van verstopping, en daarna grote benauwdheden, pyn op de blaas, moeilyke waterlozing en
droppelpis plaats hadden, die ik aan aambeijen der blaas en een ophoping van tajen slym in de piswegen toeschreef, gaf ik eerst krampstillende clysteeren, een afkookzel van uva ursi, en groene thee, met arabische gom, verzoeten zoutgeest en althaeastroop; waarop een dikke pis en veel winden geloosd wierden. Daar 'er geen Ysplanten meer voorhanden waren, moest ik tot het volgende jaar wagten; wanneer hy door dit middel veel dik, smerig, stinkend water kwyt wierd, en zich veel beter bevond. Hy gebruikte
| |
| |
dit sap des zomers met veel vrugt, en stierf, in een hogen ouderdom, aan een andere ziekte. - Van een zeer verschillenden aart was het volgend geval. Een man had, na herhaalde gonorrhoeën, by een zeer slap lichaam, een verharding der prostata gekregen, met een zeer moeilyke waterlozing. Hy had langen tyd dikke bougies gedragen, die hy echter by korte reizen, welke hy dikwyls deed, zogt in te houden. Eindelyk wierd de urethra zo nauw, dat hy de kleinste snaar niet konde binnen brengen. Vergeefs bezigde hy veele middelen, en lauwe baden gaven nog de meeste verligting. Meest behielp hy zich met den vinger in den endeldarm te brengen, het lichaam voorover te buigen, en het hoofd tegen den muur te houden, en op die wyze eenige droppelen uit de blaas te persen. Op eens hielpen alle deze middelen niet meer. Nauwlyks had hy eenige lepels van het vogt der Ysplant genomen, of de urine begon te droppelen, en hy geraakte in slaap, wanneer het water in een aangelegden doek afliep. Dit jaar, toen hy dit ongemak weder kreeg, geraakte hy door dit middel een grote menigte stinkenden etter kwyt.
Niet minder vermogend vertoonde zich dit middel in andere ongemakken der piswegen, vooral in dat soort van onvermogen om het water op te houden, 't welk men zo dikwyls by oude lieden vindt, en Enuresis spastice pleeg te noemen. Dit toeval vertoont zich ook wel by door ziekte verzwakte menschen, ook by zwaarlyvigen, en die veel spyzen of dranken gebruiken, die op het water werken. Zomtyds openbaart zich dit ongemak door eene gedurige neiging tot wateren; zomtyds begint het water reeds te droppelen voordat de Zieke de waterpot heeft kunnen bereiken; zomtyds blyft het water nog wel een kwartier of half uur door droppelen, nadat de Zieke meent de blaas reeds volkomen geledigd te hebben; by anderen wisselt het onvermogen om het water in te houden met een opstopping van pis af. (Men zie hierover desault Journ. de Chir. en morgagne Epist. XXXIX. art. 33, 34.) Deze ziekte hangt, zo als bekend is, van velerleije oorzaken af. Ik zal hierby nog eenige voorbeelden voegen van genezingen dezer ziekte door de Ysplant. Een sterk, gezond oud man van 70 jaren (die, behalven dat hy door zyne zwaarlyvigheid by het opstygen der trappen wat
| |
| |
hoestede en ook rode oogen had, gezond was) had zedert drie jaren het ongemak gehad, dat hy schielyke persingen op het water kreeg, en dan hetzelve niet konde ophouden. Ik liet hem meer beweging nemen, het koude bad en het sap der Ysplant gebruiken, die, daar hy dezelve niet zonder ongemak der maag gebruiken konde, met 60 droppen van het El. stom. temp. Hofm. gemengd wierd. Hy genas alleen door de Ysplant, dewyl hy het bad niet verdragen konde.
De twede had onder de ligte Cavallerie gediend, en den geheelen Zevenjarigen Oorlog mede bygewoond. - Naderhand kreeg hy een post, waarby hy altyd zitten moest. Toen begon hy eerst te gevoelen het nadeel, 't welk hy hierdoor (te weeten door 't stilzittend leven) aan zyne gezondheid geleden had. Aanvanglyk kreeg hy jigtpynen, waartegen hy met nut de dulcamara gebruikte; daar hy een vogtig vertrek bewoonde, en altyd koude voeten had, gaf dit gelegenheid, dat hy eerst dysuria, daarna stranguria, en eindelyk een gedurigen drang op het water kreeg, en de pis niet konde houden tot dat hy de waterpot had. Daar ik hier vooral een onderdrukte uitwazeming vermoedde, gaf ik hem eerst halve baden in het gummi guajec. Daar de Zieke zich niet warm konde houden, hielp dit weinig. Hy had de meeste verligting van een koud aftrekzel van de serpentaria; dan de ziekte week niet, voordat hy de Ysplant gebruikte. Ik had op dien tyd slegts één Plant over, die ik met suiker tot een conserf liet maken, welke hy langzamerhand opgebruikte; krygende ik onder het gebruik derzelve van tyd tot tyd tyding van zyne toenemende, en eindelyk volkomene herstelling.
De derde Zieke was een Nagtwaker van 69 jaren, die in zyn jeugd veel ongemak geleden had. Door zyn beroep kreeg hy jigtpynen, oogontstekingen, en hardnekkige hoesten. In het jaar 1795 voegde zich hier koorts en zulk een sterke ophoesting van slym en vermagering by, dat ik niet twyfelde of hy had een slymtering. Tegen myne verwagting wierd hy hiervan bevryd door ℞. Boleti suaveol. summ. millefol. Herb. Hierac. Pilosell. ã ʒvj. m.p. spec. waarvan een lepelvol in een pond water gekookt en met honig vermengd gedronken wierd. In den winter van 1799 en 1800 verloor hy onder het roepen op eens zyn stem, welke even schielyk op eens naderhand terug kwam. Door ouder- | |
| |
dom, ziekte en armoede wierd hy nu telkens zwakker, waardoor hy by tyden zyn water niet houden konde. Hy droeg dit ongemak zes weken met geduld, zonder het te kennen te geven. Eindelyk kreeg hy een zeer pynlyke strangurie, en verzogt myne hulp. Ik gaf hem het sap van de Ysplant met honig, waarvan hy nauwlyks eenige lepels genomen had, of het ongemak verliet hem. Hy bleef agt dagen wel. Naderhand kreeg hy dit ongemak in minderen trap weder: ik hoopte hem door hetzelfde middel te herstellen; dan door het schielyk overlyden van zyne Vrouw kreeg hy een hevige koorts, welke hem in den tyd van agt dagen wegnam. Ik wist op dien tyd nog niet, dat dit middel de hitte der koortzen matigde; anders zoude ik het ook by dezen Lyder beproefd hebben.
(Het slot in een volgend Stukje.)
|
|