waaken; en my ter ruste begeevende, houdt eene soort van verdooving my van allen denken terugge.
Ik schep bykans zo veel genoegen by kleinverstandigen, als by mannen van kloek vernuft: want weinige menschen zyn zo verveelend, dat zy my niet eenigzins vermaaken, en dikwyls is 'er niets onderhoudender dan een aartige knaap. Ik heb geen afkeer om myzelven inwendig met anderen te vermaaken; laatende hun, op hunne beurt, het regt om van my te denken wat hun behaagt. Ik heb lang eene kinderagtige beschroomdheid gehad voor Groote Lieden in 't algemeen; doch toen ik hun heb leeren kennen, wist ik naauwlyks paal en perk te zetten aan myne veragting ten hunnen opzigte. Ik heb genoeg bemind om aartigheden aan de Vrouwen te zeggen, en haar die gunsten te betoonen, welke zo weinig kosten.
Natuurlyk had ik zugt voor het goede en de eer van myn Vaderland, maar weinig van 't geen men eerzugt noemt. Altoos voelde ik een heimlyk genoegen, wanneer men iets beraamde, 't welk ten algemeenen welzyn strekte. Wanneer ik in vreemde Landen reisde, voelde ik tot dezelve dezelfde verknogtheid als tot myn Vaderland. Ik nam een gevoelig deel in derzelver welvaaren, en wenschte die oorden in eenen beteren staat te vinden.
Ik heb gedagt talenten in Mannen te ontdekken, die gezegd werden 'er geene te bezitten. Ik beminde myne Familie genoeg, om alles te doen, wat aan dezelve voordeelig was, in zaaken van aangelegenheid; doch ik heb het der moeite niet waardig geoordeeld, tot kleinigheden af te daalen. Toornig wordende, 't geen zeldzaam gebeurde, liet ik zulks, zonder eenig agterhouden, blyken.
Altoos heb ik een laag gevoelen van myzelven gehad; ter oorzaake, dat 'er zeer weinig standen in dit leeven waren, voor welke ik berekend was: en ten aanziene van myne pligten als President; schoon ik een opregt hart bezitte, en de voorgedraagene geschilstukken genoeg begreep, verstond ik egter niets in 't geheel van den loop des pleitgedings, hoe zeer ik my zette om de zaak te doorgronden. Maar, 't geen my meest van alles mishaagde, was de bedenking, dat een hoop onkundigen en slegten deeze gave bezaten, welke ik my niet kon eigen maaken.