| |
| |
| |
Waarneeming, wegens de prikkelbaarheid (Irritabiliteit) der zenuwen. Door Everard Home, Esq. F.R.S.
(Overgenomen uit de Philosophical Transactions van de Koninglyke Societeit te Londen, voor het Jaar 1801.)
De Zenuwen zyn, tot dus verre, beschouwd als koorden, die in zich zelven geene kragt van zamen trekking, of irritabiliteit, bezaten, maar alleen tot een middel dienden, door het welk de invloed der Herssenen tot de spieren wierd overgebragt, en wederkeeriglyk de indrukzelen der dingen, die buiten ons bestaan, op de verschillende zintuigen, aan het herssengestel wierden medegedeeld. De moeijelykheid der proeven, die genomen kunnen worden op de Zenuwen, geduurende het leven, en de onmogelykheid, om, aangaande deeze zaaken, eenig onderricht uit het ontleeden van lyken te kunnen bekomen, dient voorzeker tot verschooning voor eene dwaaling, welker ongegrondheid genoegzaam blykt, uit de Waarneeming, welke wy thans zullen mededeelen.
De eenige middelen, door welke wy eenig onderricht bekomen kunnen, met betrekking tot de Prikkelbaarheid (Irritabiliteit) der Zenuwen, zyn: 1o. Proeven, door middel van Chirurgicaale operatien, op Zenuwen genomen, die zich in een gezonden of in een ziekelyken staat bevinden. 2o. Gelykzoortige Proeven op levende Dieren, alleen tot dit oogmerk in 't werk gesteld. Myne aandagt wierd op deeze stoffe bepaald, door het volgend geval, 't geen verscheidene omstandigheden van de werking der Zenuwen, wanneer zy in een ziekelyken toestand zyn, opheldert, en aanleiding geeft tot de proeven en waarneemingen, in deeze Verhandeling vervat.
Een persoon, zes-en-dertig jaaren oud, van een zeer gevoelig en angstvallig gestel, en inzonderheid gekweld door eene gevoelige en onregelmaatig werkende maag, geduurende den winter van 1796, op het land, te paard rydende, wierd, door eene schielyke beweeging van het paard, uit den zadel geligt; en, werkende tot zyne behoudenis, kwam hy met de geheele zwaarte van
| |
| |
zyn lichaam neder op zyn duim, op den knop van den zadel; door welke geweldige schok het deel opzwol en pynelyk wierd. Na verloop van eenige dagen stootte hy zich weder; waardoor de reeds bedaarende zwelling op nieuw toenam, en de duim, geduurende twee of drie maanden, opgezet bleef, met een pynelyk gevoel. Vervolgens bedaarde het toeval; doch 'er bleef eene ongemaklyke en gevoelige stramheid, die hem geduurende 1797 en 1798 vooral hinderlyk was in het schryven, zo dat hy eenige letters bezwaarlyk op het papier kon brengen. Op den 16 October 1799, een koude en vogtige dag, met twee andere lieden in eene postchais zittende, liet hy het glas vallen, om den voerman eenige orders te geeven, waardoor de koude wind straks in het rydtuig blies. Dit willende verhinderen, trachtte hy het glas wederom op te haalen; doch ziende dat het glas niet volkomen wilde ryzen, duwde hy het naar beneden, met zyne hand, die hy voorts op zyne knie lag. De duim thans binnenwaards naar de palm der hand geboogen zynde, ondervond hy eene krampachtige buiging van den elleboog, en viel oogenbliklyk in eene flaauwte, van welke hy, na een kwartiers uur, volkomen by zich zelven kwam. Na verloop van eenige uuren willende onderzoeken, wat hem eigenlyk in het rydtuig gebeurd was, boog hy zyn duim nogmaals naar binnen, 't geen een nieuwen aanval van gevoelloosheid, geduurende eenige minuten, ten gevolge had. Na dien tyd bleef hy negen weeken lang vry van zyn ongemak, en wel tot den 18 December van dat jaar; wanneer hy zyne hand, met eenige snelheid, over zyn hoofd zwaaijende, om aan eenige lieden, die achter hem waren, een teken te geeven om hem te volgen, teffens de duim sterk naar binnen wierd geboogen. Dit had ten gevolge, dat hy straks in een staat van gevoelloosheid op den grond viel; en schoon dit toeval even spoedig eindigde als het voorgaande, ondervond hy een nieuwen aanval op den avond, en wel twee op den volgenden dag. Dewyl de buiging van den duim in deeze toevallen steeds
voorafging, bezorgden de oppassers van den Lyder een handschoen, met een vinger, styf genoeg, om het buigen van den duim te beletten; waardoor de aanvallen ook zeldzaamer wierden. Voorts wierd 'er een band gedaan om den beneden-arm, die straks wierd aangehaald, zo
| |
| |
ras de duim begon te beweegen, waardoor de krampachtige trekkingen in haaren loop gesmoord, en haar geweld een tydlang wierd beteugeld. Na dien tyd wierd 'er by aanhoudenheid een Tourniquet om den benedenarm gelegd, 't welk door een oppasser wierd aangeschroefd, zo ras men een toeval verwagtte, 't geen doorgaans wierd aangekondigd door een onaangenaam gevoel over 't geheele lichaam; wordende het werktuig, zo ras de aanval ophield, 't geen dan oogenbliklyk gebeurde, wederom losgeschroefd. Thans kwamen de krampen in den duim en beneden-arm zeer dikwyls wederom, doorgaans om de drie uuren, zomwylen ook spoediger, en maar eenmaal met eene tusschenruimte van zes-en-dertig uuren. Om den derden of vierden dag wierd de Electriciteit aangewend, met oogmerk om den Lyder daardoor verligting te bezorgen. Vonken, uit den duim getrokken, veroorzaakten trekkingen in de aangrenzende spieren; terwyl eene electrische schok, die door den wortel des duims ging, eene zeer geweldige kramp in den arm veroorzaakte; doch noch vonken, noch schokken, die door den gezonden duim gingen, deeden eenige uitwerking.
Op den 29 December zag ik den Lyder voor de eerste maal; en, na de toevallen, geduurende drie dagen, te hebben onderzocht, maakte ik de volgende waarneemingen over het ongemak: Dat het begin der aanvallen was eene onwillige beweeging in den duim en voorsten vinger, en dat dus het ongemak zyne zitplaats scheen te hebben in de zenuw, welke naar deeze beide deelen loopt, door winslow genoemd de Middenzenuw (Medianus). Dat het ongemak voortliep door den stam deezer zenuwe, tot in het hoofd. Dat eene drukking op deeze zenuw, in 't werk gesteld, eer de kramp zo verre was doorgedrongen, voldoende was, om haar te doen ophouden; doch dat, wanneer de spieren reeds in beweeging waren, die drukking niet in staat was om den aanval af te weeren. Dat, eindelyk, de krampachtige trekkingen met de volgende verschynzelen haaren loop volbragten, volgens den leiddraad der zenuwen. Vyf of zes trekkingen gingen vooraf in de buigers van den duim; dan volgden gelykzoortige stuipachtige beweegingen in de spieren van den beneden-arm; een oogenblik laater had hetzelfde plaats in de spieren van den boven-arm;
| |
| |
waarna het ongemak bespeurd wierd in de borstspier en in de nekspieren. De spieren der onderkaak waren waarschynelyk in den zelfden toestand, schoon de omstanders op derzelver werking niet gelet hadden. Het Hoofd wierd vervolgens met kragt getrokken naar de beledigde zyde, en aangedaan met eenige op elkander volgende schuddingen. Eindelyk hielden, na verloop van eenige seconden, de toevallen op; de deelen wierden stil; de staat van gevoelloosheid verdween, en de Lyder herstelde; hoewel met een, niet dan allengskens verdwynend, gevoel van matheid en lusteloosheid, over het geheele lichaam. Alle deeze waarneemingen bewyzen voldoende, dat de zitplaats van dit ongemak te zoeken was in de Middenzenuwe (Medianus); en dat de prikkeling, na haar begin te hebben genomen, ter plaatze, alwaar die zenuw zich in den duim en voorsten vinger verdeelt, van daar opklom, tot den oorsprong in de Herssenen.
Eerlang wierd voorgesteld, deeze zenuw, ter plaatze, daar zy te voorschyn komt, onder den band van de voorhand, om naar den duim te gaan, door te snyden, en dus, door alle gemeenschap te beletten tusschen den stam der zenuw en haare aangedaane takken, die opklimming der prikkeling, welke deeze ziekte uitmaakte, te verhinderen. Het was niet alleen uit de rede waarschynelyk, dat deeze konstbewerking aan het oogmerk moest voldoen, maar dit wierd ook in zo verre door de ondervinding bevestigd, als men eene gelykzoortige doorsnyding der zenuwe heilzaam bevonden had, in zommige gevallen der Gezichtsmert (Tie douleureux); een toeval, veel gemeens hebbende met deeze ongesteldheid.
Alle deeze omstandigheden aan den Lyder medegedeeld zynde, besloot hy, in hoope van daardoor verligting te zullen bekomen, tot de Konstbewerking, welke op den 1 January 1800 op volgende wyze wierd in 't werk gesteld. De Zenuw wierd, ter plaatze, daar dezelve van onder den band te voorschyn komt, meer dan ter lengte van een duim ontbloot, en losgemaakt van alle zydelingsche aanhangzels, waarop onder dezelve een scherpsnydend bistoury wierd gebragt, en, gelyk alle toekykers konden zien, vryelyk heen en weder bewoogen. Toen wierd de Zenuw in eens afgesneeden, met dit gevolg, dat de beide einden op eene aanmerkelyke wyze wierden terug getrokken; 't
| |
| |
geen veel verwonderings baarde, om dat de Zenuw ontdaan was van alle zydelingsche aanhangzels, en 'er teffens geenerlei deel was afgesneeden, aan welks inkorting men, met eenigen schyn van reden, dit verschynzel kon toeschryven. Dat doorgesneedene Zenuwen zich terug trekken, is niet onbekend in de Heelkunde; doch doorgaans schryft men dit toe aan de veerkragt der nevens liggende deelen, die teffens worden vernietigd. Edoch zulks kon hier de reden niet zyn; en dus moet men eerder stellen, dat 'er in de Zenuwen eene zamentrekkende kragt bestaat, welke, door den invloed der ziekte veel vermeerderd zynde, aanleiding gaf, om deeze eigenschap thans veel duidelyker te ontdekken, dan in den gezonden toestand plaats heeft. Op het oogenblik van de doorsnyding der Zenuw bespeurde men eene algemeene kramptrekking over het geheele lichaam, met eene oogenbliklyke flaauwte. De geduurende de bewerking doorgesneedene bloedvaten wierden niet afgebonden, maar aan zich zelven overgelaaten, om dus het geneezen-der wonde, door middel van zamengroeijing der lippen, zonder verettering, mogelyk te maaken; waarom de lippen der wonde, door middel van een geschikt verband, zo na aan elkander, als mogelyk was, gebragt wierden.
Geduurende agt uuren na de konstbewerking bleeven de deelen stil, en zonder eenige stuiptrekking; doch thans kwam 'er gevoel van hette in de wond, eveneens alsof dezelve met een gloeijend yzer gebrand was. Om aan dit gevoel verligting te bezorgen, wierd het buitenst verband losgemaakt, 't geen straks trekkingen in de Zenuw ten gevolge had; bevindende de Lyder zich teffens zeer ziekelyk, gevoelig en prikkelbaar. Met het vyftiende uur na de konstbewerking ontstond 'er eene geweldige stuiptrekking, die langs den arm naar boven opklom, zonder echter de herssenen aan te doen. Een uur laater kwam 'er een tweede aanval, by welken ik tegenwoordig was: de pols sloeg toen honderd-en-vyf maalen in eene minut; de tong was wit beslagen; ten blyke der algemeene zenuwprikkeling bespeurde men trekkingen over het geheele lichaam, doch voornaamelyk in den arm en het been der aangedaane zyde. Thans wierd de styve handschoen aangetrokken, om dus den duim op zyne plaats te houden.
| |
| |
Op den vyfden dag begon de etterwording in de wonde; waarop de zwelling der hand verdween, en de Lyder nu in staat geraakte, om zich zonder stuipen te kleeden en te scheeren; hebbende hy thans alleenlyk eenige trekking in de vingers, en beeving in den beneden-arm. Op den zestienden dag was de wonde geheelenal geslooten; en dewyl men thans geene stuiptrekkingen of beevingen meer vernam, hield men den Lyder voor volkomen geneezen.
Edoch op den vier-en-twintigsten dag, na den avond, op welken men de laatste stuip had vernomen, wierd de Lyder, 's morgens ten negen uuren, overvallen door eene allergeweldigste stuiptrekking, die aanstonds na de herssenen ging, en eene volkomene flaauwte daarstelde; zynde dit de eerste reis na de konstbewerking, dat het herssengestel wierd aangedaan. Het wederkeeren der stuipen, na dat de wonde geneezen was, bewees thans duidelyk, dat de doorsneede der Zenuw niet aan het oogmerk voldaan had, 't geen men daarvan had verwagt. Waarschynelyk was de reden deezer teleurstelling het mislukken van de geneezing der wonde, door de enkele zamengroeijing zonder verettering; hebbende de bygekomene ontsteeking het afgesneeden einde der Zenuw in een staat van ongemeene gevoeligheid gelaaten; terwyl de opsluiting van dit gevoelig deel, in het hard en dik lidteken, hetzelve vatbaar maakte voor prikkeling, op elke beweeging van den duim, het geen ras stuiptrekkingen ten gevolge had.
Na dien tyd bleef de Lyder niet langer onder myn opzicht; doch ik vernam, dat hy groote giften van Heulzap gebruikte, hoewel zonder eenig goed gevolg. Vervolgens overreedde men hem, om de Electriciteit te beproeven, 't geen ook niets baatte. Eindelyk stierf hy in een overval, 't welk eene beroerte genoemd wierd, vyf maanden na het doen der konstbewerking. Edoch, daar het lichaam niet geopend wierd, kan men den aard van dat overval niet zeker bepaalen.
|
|