| |
| |
| |
Clara du Plessis en Clairant; zynde eene Familiegeschiedenis van Fransche Geëmigreerden; door August la Fontaine. Te Zwolle, by J. de Vri, 1802. In gr. 8vo. II Deelen; te zamen 612 bladz.
‘Wanneer ik,’ aldus laat de Schryver zich uit over den Held van dit Werk, ‘aan de waereld eenige gebeurnissen van sommige Fransche huisgezinnen verhaale, moet zy niet denken dat het slegts verdichtsels zyn. Helaas neen! Als zy my hier aan myn schryftafel zag zitten, met de echte stukken dezer gebeurnissen voor my, de oogen, waarmede ik deze papieren doorloop, vol traanen; ô! men behoefde geen andere bewyzen der waarheid, dan dezen aanblik; en hadt men, zo als ik, de aandoenlyke geschiedenis, die ik hier afschryf, uit den mond van den ongelukkigen zelven aangehoord, men zou myn verhaal zeer ligt kunnen ontbeeren. Want, kan de grootste Dichter ooit zo verhaalen, als een gebroken hart, een oog vol traanen, een' blik vol jammers? Ach, ik gevoel het, een zucht, eene langzaame kommervolle hoofdschudding, gevouwen handen, een vochtige blik naar de wolken gekeerd, zyn geheel andere figuuren, dan die de Rhetorica leert.’ En verder: ‘Wie dus hier een Roman hoopt te vinden, wie geen smaak aan de kleine onbeduidende huislyke tafreelen, die door liefde en vriendschap zo veel beduidend, zo aandoenlyk werden, vindt, die werpe gerust dit boek ter zyde. Voor hem is het niet geschreeven.’ En deze stellige verzekeringen van derzelver echtheid zyn het, die dezer treurgeschiedenis, in ons oog, een verdubbeld belang byzetten. Zie hier ene schets:
Clairant werd opgevoed door zynen Oom, enen achtingwaardigen Geestlyken, en was als kind reeds de lieveling van een' ieder', ook by de Familie du plessis, op het adelyk huis; de jonge du plessis, met hem van denzelfden ouderdom, was zyn speelgenoot en boezemvriend. Natuurlyk had geen dezer jongens enig denkbeeld of gevoel van den afstand tusschen hen door hunne geboorte; dat zal zich met den tyd wel vinden, dacht de Markgraaf, en liet de jonge lieden geworden. Naauwer nam hy het toch ten opzichte van zyne Dochter, toen deze uit het Klooster kwam, daar zy was opgevoed; en echter duurde het lang, eer de ouders ontdekten, dat clairant en clara, niettegenstaande alle die voorzorg, elkander beminden. Clara werd toen naar ene Tante gezonden, en clairant, dien men tot geen huwlyk dwingen kon, aarzelde niet, toen hy kiezen moest: - hy Soldaat, of clara ene Non, - om den Dienst te kiezen. Men
| |
| |
wist haar te doen geloven, dat clairant haar vergeten had, en zyn fortuin zou maken met ene ryke Weduwe. Na verloop van enigen tyd werd zy nu weder het vrolyke meisjen: doch het geval doet de gelieven elkander ontmoeten; en nu is het bedrog ontdekt. De Markgraaf was toen in de Vergadering der Notabelen te Parys, en de Moeder gemaklyker om den tuin te leiden, ook meer toegevende. De jonge du plessis zag nu wel verder; dan, hy beminde zyne Zuster, en clairant was zyn Vriend. By de tehuiskomst van den Markgraaf had deze nu het hoofd met de grote gebeurenissen en staatkunde al te zeer vervuld, dan dat hy de gelieven, die zich zeer in acht namen, nu verder zou verdacht hebben; clairant was nu zelfs in zyn oog een zeer verstandig jongeling; tot dat hy hem eens by zyne Dochter vond, beiden in de hoogste vreugd over het opheffen van den Adel en het beperken van het vaderlyk gezach. De vlucht der gelieven wist hy te beletten; clara werd met arendsogen bewaakt; doch tegen clairant durfde hy nu toch niets ondernemen. Intusschen trok men in dien oord ook de alarmklok; de Boeren raakten op de been, en het was: Steekt aan! Verbrandt de Tyrannen! Steekt aan! Lang leve de Natie! Lang leve de Vryheid! Het gelukte clairant, de woede te bedaren, en alles liep af met een vreugdefeest. De Markgraaf deed nu wel recht aan clairants beleid, en bewonderde zyne edelmoeheid, daar hy zelfs gene belofte gevorderd had in het ogenblik dat men hem niets kon weigeren; maar hy wrong de handen, toen hy indacht, dat men hem en zyn goed alleen daarom gespaard had, omdat zyne Dochter zo gelukkig geweest was, de beminde van clairant te zyn; en hy vertrok den volgenden nacht met zyne familie naar Duitschland. Clara schryft haren minnaar; zy is hem getrouw; en zyne en hare brieven zyn
uitnemend teder; zy zal hare ouders ontvluchten; een brief van den jongen du plessis, die het plan ontdekt had, wordt beäntwoord, zo als men dat van een Fransch Burger in dat tydstip verwachten moet; alles is tot de vlucht gereed; dan clairant, die zyne beminde zal afhalen, komt niet opdagen; - natuurlyk; want de uitgewekenen waren gebannen, op straffe des doods. Dus was nu alle hoop vervlogen: Frankryk toch was het énige Land, waar zy voor de vervolgingen van den Vader veilig zouden geweest zyn. Al het goed van den Markgraaf wordt verbeurd verklaard. Een ryk en aanzienlyk man staat naar clara's hand; doch, hoe men haar ook dringt, zy blyft getrouw, en de brave Edelman behandelt haar hoogst edelmoedig; - maar nu is haar toestand akelig; zy is nu volstrekt ene vreemdelinge in haars Vaders huis. Zy wil met clairant een eenzaam oord opzoeken; deze ziet de zwarigheden in; uw boezem of myn graf is clara's énig toe- | |
| |
vluchtsoord, schryft zy; en dit haalt hem over. Door haren Broeder wordt zy op de ontmoeting voorbereid; nu willen de gelieven terstond met elkander vluchten. In October? zonder dak? zonder kleed? - Een dorp of een hut zou hen wel opnemen. - Maar ook even spoedig weder uitleveren. - Maar 'er voert toch een weg naar Frankryk terug. - Daar wacht de Guillotine op clara. 'Er is toch, zegt clairant, één weg, die ons redt: Ik omvat clara, zy omvat my, en zo zinken wy beiden in den Rhyn; die heeft nog nooit zyne hulp geweigerd. Nu ziet de Broeder, dat hy toe moet geven; het gelukt hem, de gelieven te bedaren; clairant bleef in dien oord, en zag zyne beminde dagelyks. Na
enigen tyd vertrok de Familie; clairant keerde toen naar Frankryk, en hield zich of hy zich al dien tyd te Parys had opgehouden. De jonge du plessis nam Dienst onder de Uitgewekenen, en clairant werd tot verdediging van zyn Vaderland opgeroepen, doch verliet, na den bekenden 10 Augustus, het Leger. Eerst behaalden de uitgewekenen enige voordelen; de Vrienden zagen elkanderen; doch de kans keerde spoedig, en de jonge du plessis keerde terug, als een mensch, die alles, alles, ook het verste vooruitzicht, verloren had. Nu kwamen de brieven der gelieven niet meer te recht; custine viel in Duitschland; de ellende der uitgewekenen werd nu onbeschryflyk; ook de Familie du plessis moest de bedienden afdanken. Clairant verliest zyn geduld, en waagt zich nogmaals, om clara op te zoeken; doch hy vindt haar nergens, en keert ongetroost terug. Intusschen schryft zy aan ene vriendin; en deze, niet wetende waar zich haar minnaar ophoudt, wil haar niet ontrusten, en antwoordt: Hy is gezond; doch zyne bezigheden beletten hem het schryven. Wat moest nu de minnares gevoelen! Het vorige aanzoek by clara wordt nu vernieuwd; doch schoon zy zich voor ene verlatene hield, blyft zy getrouw. Zy schryft nog eens aan clairant, als ene verlatene, maar uitnemend teder, en zegt hem voor altyd vaarwel. Hy ontvangt dezen brief, neemt ene aanzienlyke som met zich, zoekt haar op, en vindt haar eindelyk; dan de Markgraaf, hoe vernederd ook, was dezelfde. Clara volgt clairant, van haren Vader gevloekt. Doch hare Moeder onthield haar haren zegen niet. De helft van clairants vermogen stellen zy der dierbare Moeder ter hand. In het geheim woont deze de trouwplechtigheid by; en de jonggehuwden nemen in enen afgelegenen oord,
by enen Wild-oppasser, hun verblyf. Deze besteelt hun, en maakt zich voord met het grootste gedeelte van hun geld. Zo zy zich tot het hoogstnodige inkrimpen, kunnen zy nu ten hoogsten twee of drie jaren van het overschot leven. Nog drie jaren zo gelukkig! zegt clara, en met geen Koning op aarde hadden zy willen ruilen. Doch slechts twee maan- | |
| |
den duurde hun geluk. De Markgraaf bemerkte aan de gerustheid zyner Gemalin, dat zy het verblyf der gelieven wist; hy onderschept hare brieven; het jonge paar wordt van het bed geligt; men bragt clairant naar het Hoofd-kwartier, en clara by hare Ouders, die terstond van woonplaats veranderden. De Vader overtuigt zyne Dochter, dat hy zyne maatregelen zeker had genomen: was zy clairants Vrouw, dan zou zy weldra zyne Weduwe zyn. Clairant, zegt zy, kan nooit ene Weduwe hebben. De jonge du plessis was gesneuveld; de Moeder overleefde deze tyding niet; en eindelyk zag de Markgraaf, dat ook clara niet meer leven kon. Nu eerst breekt zyn hart. Dan clairant was zonderling gered; doch waar was hy nu? Clara wist het. By de Wolfsbron, zegt zy; - dit was de afspraak. De Vader zelve zoekt hem daar nu op; doch het was te laat; clara werd zwakker en zwakker, en was in weinige dagen by hare Moeder in het graf. Clairant verneemt nu ook den dood van hare Moeder en van zynen Vriend. ô God! zegt hy, wat zal ik alleen dan hier nog doen? Op het graf van zyne clara heeft men hem nog gezien; men zag hem bedaard van daar weggaan; doch men zag hem daarna nimmer weder. - Zie daar, Lezer! het Scelet van dit belangryk Verhaal, zo aandoenlyk schoon geschreven, dat men hetzelve waarlyk niet zonder tranen lezen kan. Indedaad,
la fontaine is niet om niet een zo geliefkoosd Schryver by de Duitschers!
Hier en daar vonden wy ene onnaauwkeurigheid; b.v. hoe kon toch, vragen wy, clairant zo gemaklyk, en dat meer dan eens, in en uit Frankryk, op dat tydstip? - hoe kon een Soldaat, Officier, Onder-officier, of wat hy mag geweest zyn, zo enen geruimen tyd zich maar van den Dienst ontslaan, en alles doen wat hy goedvond? - Dit, en wat meer van dien aard is, vereischte toch wel enige opheldering. Doch dit zyn indedaad slechts geringe vlekken, die misschien in het oorspronglyke Werk minder hinderen.
De Vertaling is niet geheel zo als wy die wel zouden wenschen: b.v. I D. bl. 92. zy vergaten zich niet (elkander), en bl. 216. de gelukzaligheid van myne clara aan myne eigene gelukzaligheid opofferen, daar juist het tegendeel wordt bedoeld. Ook klinken een aantal woorden en uitdrukkingen in onze taal wat zonderling: b.v. I D. bl. 197. ondaadigheid; II D. bl. 64 opvallend genoegen; bl. 84 een dal dat zich stal tusschen de bergen; bl. 88. zich naar beneden steelen; bl. 163. zich voor iemands huis steelen; bl. 209, en op meer plaatsen, zy vrieg; bl. 299. trouwschyn; bl. 316. verwikkelde, enz. Het zou gemaklyk zyn, hier nog meer stalen by te voegen; doch wy verkiezen dit niet, en zouden
| |
| |
misschien, gelyk by zo vele andere Vertalingen, geheel op dit artikel gezwegen hebben, had de Uitgever onze oplettendheid niet byzonder gaande gemaakt, door het bericht, dat tot ene goede Vertaling van een Werk van la fontaine gene geringe krachten vereischt werden, en dat de geen, die zich wel met dezen arbeid heeft willen belasten, reeds meermalen met lof in dit vak arbeidde. Waar bevonden wy intusschen zyn gezegde in dat zelfde Voorbericht: dat wy, terwyl wy enkel tot ons vermaak menen te lezen, ongemerkt meer dan énen nuttigen indruk ontvangen, die ons met het gevaar der driften bekend maakt, en ons in de gevallen, en waar het nog tyd is, 'er voor zal kunnen behoeden. - Iets willen wy toch afschryven:
‘ô Natuur! hoe onuitputtelyk is uw rykdom! hoe veelvuldig de banden der liefde, daar gy de menschen mede verbindt! Clara en clairant kennen zich pas; zy hebben zich slechts eenige maalen gezien; hebben naauwlyks zo veel woorden gewisseld, als anders twee menschen noodig hebben, om zich als bekenden te groeten; en des niettemin zyn hunne harten het eens, hunne gewaarwordingen in elkander gesmolten. Clairant zou zich voor clara, die hy niet kent, in de kaaken der helle storten, als haar wenk gebood; clara zou hem door een stormend meir, door opgeruide golven volgen, wanneer hy 'er om smeekte. Hoe heet de band, daar gy deeze twee harten mede samenknoopte? Niet Liefde; want welke volmaaktheden kennen zy van elkander? Vertrouwen ook niet; want zy wagen het naauwlyks om elkanderen aan te zien. Achting nog minder; zy kennen zich baast niet. Ydelheid? ô noem deeze zich overgevende gewaarwording met dien afschuwlyken naam niet. Clairant zou eene kroon, om een' handdruk van clara's zachte hand, versmaden: zy zou met hem in een woestyn vluchten, te vreden, wanneer slechts clairant's stemme haar zyne dierbaare clara noemde. Zo moge deeze band dan als gy zelve heeten: Natuur of Menschlykheid. Het is de stam, waarop gy de betere liefde inënt, de duurende vriendschap, het weldaadig vertrouwen, de volle uitstorting der harten voor elkander; zyn bloezem is menschlievendheid, zyn vrucht gelukzaligheid.
Zedeleeraar! veroordeel deeze gewaarwording niet, wyl zy zo verganglyk is, wyl ééne ademhaling, één woord, één blik, één dag ze kan doen vervliegen; ééne ademhaling, één woord, één blik, één dag, ze teelde; noem ze geen dwaasheid, om dat de Jongeling niet zeegen kan, hoe zy ontstond, waarom zy hem overweldigde. Zy staat onder de bescherming der Natuur. Ze zy dan ook eene bedwelming, die den Jongeling het verstand ontrooft, die hem maar al te dikwerf ongelukkig maakt;
| |
| |
aan wien ligt de schuld? Aan u, die met de sterkste van alle hartstochten, als met een fabel, spot; den Jongeling niet leert, liefde van zinnelykheid te onderscheiden; zinnelykheid, wellust en liefde in dezelfde classe plaatst, en wanneer gy eindelyk toevallig den storm aan den onzekeren oever des ouderdoms ontworsteld zyt, als de Phariseër uitroept: Ik dank u, ô God! enz.
Liefde was het niet, wat de beide Gelieven aan elkander trok. Het was de ontwaakte zinlykheid, het wakker geworden hart, het was natuur. Een toeval geleidde clairant's gevoel op clara; een toeval maakte clairant tot een voorwerp van clara's ontwaakt hart. Eene onbezonnenheid des Vaders bragt ze te saamen, de ydelheid knoopte den band, de vrees voor den Markgraaf bevestigde denzelven. De kusch, de eenige kusch, dien clara aan clairant gaf, leende aan de gewaarwording eene onnadenkelyke sterkte. En toch nog zou deeze liefde, hoe reuzensterk zy ook ware, door den tyd en door de vergetelheid weder in slaap gewiegd zyn, zo niet eene kleine onbezonnenheid der Moeder, of liever een toeval, de Gelieven geleerd had, om alle hinderpaalen, die de Geboorte haare liefde in den weg gezet had, te overwinnen,’ enz.
‘Zo bevond clairant zich eens met den Prior by den Markgraaf. “Wie is toch van hun beiden de grootste?” - vroeg de Markgraaf, “Stelt u eens rug aan rug; zo!” Plessis was twee vingerbreed hoger dan clairant. - In dit oogenblik trad clara en haare moeder in de kamer. Myne kinderen groeien my boven het hoofd, zei de Markgraaf: zo wel plessis als clara. Ik geloof dat clara aan clairant niet veel in grootte zal toegeeven. - Vier vingerbreed ten minste, meende de Prior. De Markgraaf bestreed dit. Kom hier, clara! stel u eens achter clairant, met den rug tegen hem! Clara aarselde. ô Meisjen, voort! ik wil u meeten, zo! nu recht digt by elkander. Hy schoof hen met beide handen hard aan elkander. Een huivering greep beiden aan, toen zy zich van zo naby in alle punten aanroerden. Ziet gy, lieve Prior, ziet gy, dit verscheelt niets. - Als gy clara's Kapsel mede rekent, zei de Prior. “Neen! neen! zonder Kapsel. Draait u om, Kinderen! nu, draait u om! gezicht tegen gezicht! nu, wat henker, plaats u liever een myl van eikander! - digt, digt by elkander. Nu ziet gy, Prior! de voorhoofden digt tegen een! nu staat toch recht op, en digt tegen elkander! ziet gy, geen twee vingerbreed is hy grooter dan clara! Nu! nu is het goed, kleine zottin! nu is het goed.”
Maar Heer Markgraaf, het is niet goed! 't is waarlyk niet zo goed als gy meent! twee menschen, wier harten nog heimelyk voor eikander slaan, in zulk eene houding te brengen,
| |
| |
dat voorhoofd aan voorhoofd ligt, adem zich met adem vermengt, en byna een kusch worde. In zulk een stelling, dat clairant de hartklopping van het meisjen met zyn borst opvangt, met zyn borst, die zich geweldig verheft, en de onrust aan den boezem van het meisjen mededeelt. ... Het is niet goed! Waar had de Markgraaf de oogen,’ enz. Wy mogen niet verder afschryven; doch het zal ook wel ter aanpryzing van dit Werk genoeg zyn.
|
|