Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1802
(1802)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– Auteursrechtvrij
[pagina 624]
| |
Geschiedkundige Beschouwing van St. Domingo, door Bryan Edwards. Uit het Engelsch. 3de Stuk. Te Haarlem, by A. Loosjes Pz., 1802. In gr. 8vo. 120 bl.Nauwlyks hadden wy ons Berigt wegens het tweede Stukje deezer Geschiedkundige Beschouwing van St. Domingo afgezondenGa naar voetnoot(*), of dit derde en laatste Stukje kwam ons ter hand. Heeft Vertaaler en Uitgeever niet gemard met ons het geheel te schenken, wy marren ook niet met de aankondiging. Mogt de Leezer, in het laatstvoorgaande Hoofdstuk, zich eenigermaate verpoozen van yslykheden op yslykheden gestapeld te aanschouwen, hy ziet in het X H., het eerste van dit Slotstukje, het oorlogsvuur van eenen anderen kant in dit geteisterd Eiland opblaaken; daar het ons de Krygsverrigtingen der Engelschen op dit Eiland beschryft. Reeds zo vroeg als op het einde des Jaars 1791, en dus lang vóór het begin der vyandlykheden tusschen Frankryk en Engeland, hadden 'er zich by de Ministers des Konings van Groot-Brittanje uitgeweekenen vervoegd, met verzoek om eene Gewapende Magt derwaards, ter bezitneeming van het Eiland, te zenden. - Naa de Oorlogsverklaring leende men gehoor aan voorslagen van dien aart; en hadt zulks de zending van Krygsvolk na dit Eiland ten gevolge, hier in 't breede beschreeven, door een Geschiedschryver, die, van zynen pligt bewust, en daaraan getrouw, (ach was dit steeds der Geschiedschryveren geval!) by den aanvange betuigt: ‘Ik weet wel, dat ik hier een teder stuk onder handen heb; maar zo het blyken zal, gelyk ongelukkig het geval is, dat de persoonen, op wier aandrang en verzoek die zaak werd ondernomen, ten oogmerk of hadden om te misleiden, of zelve grovelyk misleid waren, in de voorslagen, die zy te deezer gelegenheid aan het Engelsche Gouvernement deeden, is het myne taak en myn pligt, den gevolgden misslag op zyne waare rekening te plaatzen. De Geschiedschryver, die in zulke gevallen uit beginzels van vreeze, gunst of liefde, de mededeeling van daadzaaken onderdrukt, | |
[pagina 625]
| |
is byna niet minder te beschuldigen dan de partydige en omgekogte Schryver, die de belangen der waarheid en de waardigheid der geschiedenis aan de vooroordeelen der partyschap opoffert.’ Uit de gevolgen der eerste mislukte onderneeming bleek het, ‘dat de aanval op St. Domingo eene onderneeming van meerder grootheid en moeilykheid was, dan zich het Britsch Gouvernement scheen verbeeld te hebben. En de uitgestrektheid en de natuurlyke sterkte van het Eiland in aanmerking genomen, mag men wel twyfelen, of al de Magt, die Groot-Brittanje zou hebben kunnen missen, genoegzaam zou geweest zyn, om 't zelve weder tot onderwerping te brengen, en het ten zelfden tyde tot dien staat van orde en ondergeschiktheid terug te doen keeren, als het tot eene Colonie maakte, die waardig was te behouden.’ De geringe Krygsmagt, eerst daarheen geschikt, in 't vertrouwen van een bystand, die niet opdaagde, te vinden, vermeld hebbende, laat edwards volgen: ‘Zodanig was de magt, geschikt om aan de Kroon Van Groot-Brittanje een Land te hechten, in uitgebreidheid byna zo groot, en in natuurlyke sterkte oneindig grooter dan Groot-Brittanje zelf!’ - Naa versterking bekomen te hebben, volgde het behaalen van eenige voordeelen, ook de Zegepraal van Port au Prince werd voltooid, roemryk en voordeelig voor zodanigen der Officieren en Soldaaten, door welken dezelve was uitgevoerd, die beleeven mogten de vrugten hunner zege te genieten. De daarby bemagtigde Schepen worden, naar eene gemaatigde begrooting, op niet minder dan 400,000 Ponden Sterling geschatGa naar voetnoot(*). Dit voorgevallene doet edwards het XI H. op deezen toon aanvangen: ‘Uit hoofde van den voorspoed, die de Engelsche wapenen by de bemagtiging van Port au Prince vergezelde, zou men nu mogen hoopen, dat zich een aangenaamer verschiet zou openen, dan dat, het welk zich tot dus lang onzer beschouwing aanboodt; maar eene treurige wending der fortuin verbeidde welhaast de overwinnaars: want onmid- | |
[pagina 626]
| |
delyk naa dat de Stad in bezit genomen was, vernieuwde dezelfde vreeslyke geessel der ziekte, die zeer besmetlyk geworden was, en zo noodlottig den voorigen Herfst onder onze troepen gewoed hadt, zyne verwoestingen.’ Leezen wy in de Nieuwspapieren van den Dag het deerlyk lot, de Franschen heden door de Ziekte op dit Eiland treffende, wy vinden hier ontzettende berigten van der Engelschen lot ten dien aanziene. De Franschen, ten tyde van den kryg met de Engelschen, benaauwden de laatsten in Port au Prince zodanig, ‘dat,’ gelyk onze Schryver zich uitdrukt, ‘den Soldaaten een zeer zwaare en ongewoone last werd opgelegd. Zy werden genoodzaakt met maar weinig tusschenpoozingen over dag den grond te delven, en 's nachts militairen dienst te doen; in het een geval blootgesteld aan de brandende straalen der zon, in het ander aan den schadelyken daauw en hevige regenvlaagen van dat klimaat. Zodanig een buitenspoorige arbeid, opgelegd aan lieden, die daadlyk aan Scheepsboord zes maanden waren opgeslooten geweest, zonder versche spyze of lichaamsoefening, zamenwerkende met de kwaadaartigheid der lugt, bragt zyne natuurlyke gevolgen voort. Zy vielen, gelyk de Bladeren in den Herfst, tot dat in het einde het Guarnisoen zo verminderd en verzwakt geraakte, dat de posten dikwerf gebreklyk met herstellenden bezet waren, naauwlyks in staat om de wapenen te torschen.’ - ‘Het was,’ merkt edwards in eene aantekening op, ‘gelukkig voor de Engelsche Armée, dat de Fransche Troepen ruim zo veel leden als onze eigene; anderzins zou Port au Prince kort in onze magt geweest zyn.’ - Versterking kreegen de Engelschen, maar hoedanig? ‘De agt nieuw aankomende Compagnien, uit vier Regimenten, bestonden, by de ontscheeping, ieder uit omtrent zeventig man, maar het geheel getal, toen zy voet aan land zetten, was niet volkomen drie honderd. De vier Grenadier- Compagnien, in 't bizonder, waren byna geheel vernield. Het Fregat, waarmede zy werden overgevoerd, werd een pesthuis. Meer dan honderd van hun werden in de diepte begraaven in den korten overtocht tusschen Guadeloupe en Jamaica, en nog honderd vyftig werden in eenen stervenden staat te Port Royal gelaaten. De elendige overblyfzels van het geheel detachement zagen, toen zy | |
[pagina 627]
| |
te Port au Prince aan land stapten, dat zy niet kwamen om te deelen in den roem der overwinning, maar om binnen de muuren van een hospitaal om te komen! Zo groot was de sterfte in de Engelsche Armée, naa hunne aankomst, dat niet minder dan veertig Officiers en meer dan zeshonderd Onderofficieren en Gemeenen eenen ontydigen dood stierven, zonder dat zy met eenigen anderen vyand, dan de ziekte, streeden, in den korten tyd van twee maanden naa de overgaaf der Stad.’ De gevoerde kryg der Engelschen op St. Domingo zet edwards voort tot den Jaare 1794. En van de gesneuvelden op het bed van eer gesproken hebbende, kan hy zich niet wederhouden 'er by te voegen: ‘Hoe veelen zyn 'er gesneuveld, niet op het bed van eer - maar op dat der krankheid! niet in 't midden van het gejuich der zegepraal - maar de zuchten der wanhoop - veroordeeld om weg te kwynen onder de ysselykheden der pestziekte, te vallen zonder stryd, te sterven zonder roem!’ De aanmerkingen op, de vrymoedige beoordeelingen van deezen Krygstocht verdienen geleezen te worden: zo ook het XII H., den ouden staat der Spaansche Colonie voorstellende, alsmede den tegenwoordigen, geeindigd met gissingen wegens den toekomstigen staat des Eilands, en eenige bedenkingen ten slot. By dit alles komt een Tableau du Commerce & des Finances de la Partie Françoise de St. Domingue, 1791. En wordt dit Werk, zo recht tydig en spoedig uitgegeeven, beslooten met eenige Byvoegzels en Ophelderingen, geschikt om den arbeid des verdienstlyken en keurigen Schryvers eene meerdere waarde by te zetten; daar hy misstellingen herroept, of nadere bewyzen van het geschreevene aanvoert. Wy verheugen ons, deeze Lettervrugt van den helaas! overledenen edwards ook in onze taal te bezitten. Als menschkunde en waarheidsliefde de pen voeren, verdient zulks der Leezeren aandagt. |
|