Jesus Christus, vergeleken met de zonden zelfs der meest godvruchtigen. Een ander bewys wordt ontleend uit het naauwe verband tusschen 's menschen zedelyk verderf en onmagt, en eenige waarheden van den Christelyken Godsdienst; en eindelyk een aantal bybelplaatzen, die des Schryvers gevoelen uitdrukkelyk zullen bepleiten, in overweeging genomen. Hieromtrent maakt hy de volgende aanmerkingen: (1) Men moet voor oogen houden, dat sommige plaatzen der H.S. zien op zoodanig verderf en onvermogen, hetgeen, door het Euangelie, by allen, welke 'er kennis van verkregen hebben, is weggenomen. (2) Men moet dus, om de leer der H.S. aangaande 's menschen verderf wel te bepaalen, naauwkeurig onderscheiden de plaatzen, waarin van den staat der Heidenen, Jooden en Christenen, gesproken wordt. (3) 'Er wordt, in het beschryven van deze byzondere verdorvenheid, meermaalen terug geweezen tot zoodanige algemeene verdorvenheid, welke aan alle menschen, in alle omstandigheden, van natuure eigen is, en door geene kennis wordt weggenomen. (4) De Heilige Schryvers brengen duidelyk de bron der daadelyke zonden meermaalen tot het hart. (5) Zy leeren, op veele plaatzen, uitdrukkelyk deze verdorvenheid des harten, en dat dezelve, zonder eenige uitzondering, algemeen is. (6) Zy zouden niet voorzichtig gehandeld hebben, wanneer zy, onder zulke verschillende en zoo sterke bewoordingen en uitdrukkingen, zoo veelvuldig van 's menschen zedelyke gesteldheid gesproken hadden, zonder ten oogmerke te hebben, om ons 's menschen zedelyke verdorvenheid en onmagt daarmede te leeren. - In het vierde deel wordt geantwoord op deze en gene tegenbedenkingen.
Of nu dit antwoord eene genoegzaame oplossing van ingebragte zwaarigheden tegen des Schryvers gevoelen in zich behelze, en of zyn voorafgaand betoog de vereischte bondigheid en vastigheid hebbe, om de zaak in geschil voor afgedaan te kunnen houden, willen wy niet beslissen. Allerwege straalt 's Mans bedrevenheid, zoo wel in de Schriftverklaaring, als in de behandeling van Godgeleerde stellingen, door. Hy toont de stof wel doordacht te hebben, en het ontbreekt hem niet aan toegeevende beecheidenheid omtrent verschil-