in de Schei- en Natuurkunde; gelyk gemaklyk, uit de Afdeelingen, de veerkragtige Dampen en de Long, voorkomende in February, bl. 42 en 50, kan blyken. Zie hier, tot een proefje van het geheel, iets over den Winterslaap der zoogende Dieren:
‘Verscheide zoogende Dieren hebben het natuurlyk Instinct, om, wanner de barre wintertyd nadert, zich een bekwaame en geschikte plaats uit te zoeken, alwaar zy den geheelen Winter met de meeste veiligheid, in eene slaapende bedwelming, kunnen doorbrengen.
En het is, uit dien hoofde, dat men thans, des avonds, geene Vledermuizen ziet rondvladderen, ook geen Veld- of Bosch-muizen ergens ontdekt, en van den Das geen spooren in den sneeuw ontwaar wordt, zo als die van de Herten, Haazen, Vossen en andere Dieren.
De oorzaak van deeze verschyning is enkel en alleen gelegen in den minderen graad van warmte van het bloed van deeze, in vergelyking van dien der andere Dieren. - Wanneer derhalven die geringe graad van natuurlyke warmte, door de warmte der buitenlucht, niet meer kan onderhouden worden, zo moet de beweeging van het bloed, of geheelenal ophouden, of geheel langzaam en genoegzaam onmerkbaar wezen; het welk natuurlyk eene geheele bedwelming, of verstyving, ten gevolge moet hebben, die echter ook niet langer duuren kan, dan de oorzaak, die dezelve voortbragt.
Hier van daan is het, dat, wanneer zy zich op plaatzen bevinden, alwaar eene voor hun toereikende en genoegzaame warmte is, zy die verstyving of bedwelming niet ondergaan; zo als, by voorbeeld, de Aardmuis, die den geheelen Winter in huis doorbrengt. Ook ziet men hun dikwyls, reeds in den Winter, of in het Voorjaar, wederom te voorschyn komen, wanneer, naamelyk, de lucht een tydlang warmer is geweest, dan gewoonlyk hun bloed is. En het is ook uit dien hoofde, dat men zomtyds reeds in February of Maart de Vledermuizen des avonds, by warm weder, ziet rondvliegen; terwyl zich de spooren der Dassen ook in den sneeuw ontdekken.
De Vleermuis hangt zich in zyn hol, met de pooten, ergens aan vast, wikkelt zich in zyne wieken, als in eenen mantel, en slaapt zo door, geduurende de koude Wintermaanden.
De Das verbergt zich in zyn onderaardsch hol, rolt zich te zamen, steekt den snuit in de zogenaamde vetbeurs, welke hy over den aars heeft, en wagt, in deeze gestalte, het warme Voorjaar af.
De groote Hazelmuis buigt zich tot eenen klomp of bal te zamen, en verbergt zich in een hollen boom, of in de holen