| |
| |
| |
Character-Schets der Vrouwen, door Carl Friedrich Pockels, Geheimraad van den Hertog van Brunswyk-Lunenburg. Naar het Hoogduitsch: door Mr. Joannes van der Linden, Advocaat te Amsteldam. IIde Deel. Te Leyden, by A. en J. Honkoop, 1802. In gr. 8vo. 167 bl.
By de aankondiging van het eerste Deel zyn wy den Schryver nagenoeg op den voet gevolgd, en dus zyn wy min of meer genoodzaakt dit ook nu te doen, en wy bragten ons daarenboven onder de verplichting om thands ene proeve te leveren; maar waarlyk met zekere huivering nemen wy de pen daartoe op, niet omdat ons de gegeven lof enigzins berouwt, - integendeel, ook hier herkenden wy den naauwkeurigen Waarnemer en denkenden Wysgeer, - maar, daar deze onze Vrouwtjes zo geheel niets ontziet, daar hy de waarheid (dit woord ontvalt ons daar onvoorzichtig genoeg) zo onbewimpeld zegt, vrezen wy, dat hy in de ongenade vallen zal van vele onzer schone Lezeressen; en in die ongenade zouden wy niet gaarne delen. Echter willen wy woord houden, onder speciaal protest van onvervanglykheid evenwel, en zonder ons daardoor enigzins te benadelen in alle die middelen van defensie, die wy in het vervolg geraden mogten vinden, ze voor de Sexe als voor ons; de Burger pockels zal toch ook ene Character-Schets der Mannen geven; welligt spannen wy dan met de Vrouwen tegen hem te samen, wanneer zyn taak geheel is afgewerkt; en by voorraad beloven wy aan onze Vrouwen nu voor alsdan reeds het eerste en hoogste woord.
Dit Deel heeft wederom 4 Afdelingen. V. Vrouwelyke eigenzinnigheid, en vrouwelyke luimen. Derzelver oorzaaken. - Afwisselingen en veranderlykheden zyn deels natuurlyk, deels zedelyk. - Eene van haare voornaamste bronnen bestaat daarin, dat de verwachtingen der Vrouwen niet overeenstemmen met den wezentlyken staat der weereld, voornamelyk in den echten-stand. - Deszelfs ellende, wanneer de kwaade luim daarin heerscht. - Eenige byzonderheden desaangaande. De mensch bedoelt altyd zyn eigen ik; aan de beperking zyner eigenliefde door de gesteldheid der wereld gewent hy zich eindlyk, zo dat het verstand in de plaats der hevige driften treedt. Gene eigenschap van het menschlyk karakter is 'er, die den opvoeder meerdere moeite kost; men moet ze niet te veel, maar vooral ook niet te weinig beperken; gelyk dit laatste maat al te veel by de opvoeding der meisjes geschiedt, die men vooral vroeg aan zelfsbeheersching gewennen moest. De meerdere lichamelyke gebreken der
| |
| |
Vrouwen, die de prikkelbaarheid harer zenuwen vermeerderen, veroorzaken vele vrouwlyke luimen, welke even daarom toegevendheid en verschoning verdienen; doch niet dezulken, welker grond ligt in ene gemaakte inbeelding en eigenzinnigheid, of ook in enig soort van onmatigheid. 'Er zyn ook zedelyke oorzaken van zodanige luimen: Ydelheid - en wie kan alle de ontwerpen der vrouwlyke ydelheid berekenen? Liefde, die zich, zo als de Vrouw haar gevoelt, ligt beledigd acht; Opvoeding, - men bederf de meisjes; en deze opvoeding geeft aanleiding tot ydele wenschen en verlangen der Vrouwen, die de wereld, zo als die wezendlyk bestaat, niet kan voldoen. De Echtgenoot is geheel anders dan de Minnaar was: nu raadt het gezond verstand zachtmoedigheid, geduld en toegevendheid aan; maar de staatkunde van bedorvene Vrouwen verkiest wederspannigheid en kwade luimen. Twisten vrouw'yke luimen en het onstuimig gestel van den man om de heerschappy, dan is het huwlyk hoogst ongelukkig; dit haalt de Schryver uit, en besluit deze Afdeling met de volgende opmerkingen: Sommige Vrouwen zyn twistziek, enkel uit grilligheid; sommige hebben enen onwederstaanbaren trek tot huilen, dikwils gegrond in ene geneigdheid der ziel tot treurigheid, door de wekere gesteldheid van het lichaam geholpen, doch ook dikwils oorspronglyk uit een weemoedig en beklemd verlangen naar een gedrukt genot. Sommige Vrouwen trekken ons tot zich door vrouwlyke zachtheid en bevalligheid, en zyn in het volgend ogenblik koud, eigenzinnig en boosaardig, - een laag karakter! of ene kunstgreep van wel overlegde dartelheid en heerschzucht; sommige doen het enkel om zich in de tekenen en wendingen van onze onderwerping te vermaken;
dikwils is het ook een hulpmiddel, wanneer de liefde in gevaar zou raken. Eindlyk kunnen luimen ene Vrouw tot wreedheid brengen, ene eigenschap anders zo onnatuurlyk by het vrouwlyk karakter.
VI. Gevoeligheid der vrouwen. Derzelver verschillende gedaanten en zoorten. - Gevoeligheid van medelyding of Sympathie; van vriendschap en liefde. - Gevoeligheid van huwlykstederheid, van moederlyke liefde, van natuurlyk gevoel, van zwaarmoedigheid, van levens-manier, en van fynere beschaving van den geest. De hier bedoelde gevoeligheid is niets dan zwakheid, ene ziekte der ziel, het voorkomen, dat men zich geeft, van een meer verfynd en levendig zedelyk gevoel, dan andere menschen. In het oog van zodanige Vrouwen is byna ieder mensch van gezond verstand een koud en zielloos wezen. Onderscheidene klassen van dit gevoel, die de Lezer uit het opschrift ligt kan nagaan, worden nu breder uitgehaald. Vreemd genoeg luidt intusschen de uitdrukking: gevoeligheid van natuurlyk gevoel, hetgeen gevoeligheid
| |
| |
voor de schoonheden der natuur schynt te moeten betekenen. Voorts lazen wy deze Afdeling inzonderheid met genoegen, en pryzen dezelve vooral ook ter lezing aan; hoewel onze Vaderlandsche Meisjes, Vrouwen en Moeders, zich reeds lange begonnen te schamen over dat laffe overdrevene gevoel, dat zogenoemde sentimentele van dezen stempel, hetgeen vóór enige jaren dreigde al het ware en goede, en alle vreugde des levens, ook by ons, te zullen vernielen.
VII. Coquetterie der vrouwen. Dezelve begint voornamelyk, wanneer het Meisjen de groote weereld intreedt. - Haar eerste en naaste grond. - Haar algemeene aart en verwerpelykheid. - Goedaartige Coquetten, in tegenoversteling van de geenen, die van een slechten inborst zyn. - Geschetst tafereel van beiden. - Agterhoudendheid en konst van veinzen in eene ontrouwe Vrouw. Grappig vertoont zich hier de kleine Jonkvrouw, zo als zy uit het school in de grote gezelschappen optreedt, de vermaningen van ouderen en opvoederessen nu niet meer acht, maar hare drift om mannen te behagen botviert. Een fynder geest van waarneming, maar vooral ook het physieke gestel der Sexe, doet hier veel; in zekeren zin is het ook de wil der Natuur. De Coquetterie vindt verdedigers; doch het Meisje, dat alzo, en niet langs den weg van liefde en eerlykheid, enen Man gevangen heeft, wordt zeer ligt door ydelheid gedreven om naar het bezit van meer Mannen te haken, ja wil, in geval van nood, en uit voorzorg, een aantal in voorraad hebben; van daar ligtzinnigheid en huichelary; het gehele karakter ontaart, en alle beminnenswaardigheid, zelfs het zedelyk gevoel, gaat allengs geheel verloren. Goedaardige Coquetten, welker gedrag niet alleen door eerzucht en ydelheid, maar ook door ene natuurlyke tederheid geregeld wordt, zyn voor haar zelve het gevaarlykst; zy verstaan toch zo goed de kunst niet, om zich, wanneer zy te ver gingen, op ene listige wys weder terug te trekken. Ene galante Vrouw moet men van de echte Coquette, die de Schryver een geessel van haren Man, gedurende geheel haar leven, noemt, en die hy met de zwartste kleuren aftekent, zeer onderscheiden. Hy telt drie soorten van Coquetten: zulken, die nevens haren gemaal nog énen minnaar - die 'er meer dan een - aanhouden, en die dezelve gedurig verwisselen; en besluit deze Afdeling met ene lezenswaardige Anecdote van een bedrogen Man, die met
getuigen zyne Vrouw werklyk op overspel betrapte, en kort daarop haar, in tegenwoordigheid van alle die getuigen en met dezelve, om vergifnis voor zyn wantrouwen, en de haar aangedane belediging, bidden moest.
VIII. Vervolg der voorige Afdeeling. Vroege verleiding van een Meisjen tot Coquetterie door haare eigene Moeder. -
| |
| |
Verwelkende Coquetten, die jonge Mannen, en ontluikende, die oude Mannen trachten aan zig te verbinden. - Gedrag van Coquette Vrouwen, in den echten-staat, omtrent haare eenvoudige en doorzichtige, omtrent haare eerzuchtige, zinlyke, inhaalige, en koelbloedige Mannen. - Geöorloofde Coquetterie. - Coquetterie der Natuur en Konst. De Moeder onderwyst hier hare aankomende Dochter door voorbeeld, door woorden, en somtyds zelfs door berisping der maagdelyke schroomvalligheid en zedigheid. Dit soort van ondeugd neemt met de jaren toe; dan onbegryplyk schynt het, dat jonge Coquetten voor reeds zeer bejaarde Mannen hare strikken spannen; doorgaans is misschien in dit geval de man zelve de verleider. In het huwlyk bevlytigt zich de Coquette om zich naar den man te schikken, opdat zy hem te gemaklyker bedriege; dit wordt, gelyk uit het opschrift blykt, in enige byzonderheden ontwikkeld, waarop nog enige aanmerkingen volgen, over de verkering der Vrouw met enen zogenoemden Huisvriend, waarover reeds in de vorige Afdeling gehandeld was, en welke verkering in het oog van onzen Schryver altyd gevaarlyk, zeldzaam geheel onschuldig is; waarna hy (opdat wy ook iets ter proeve afschryven) dus vervolgt: ‘De verschoonlykste zoort der Coquetterie, wanneer men 'er geen edeler naam aan geven wil, is zekerlyk die geene, waardoor eene jonge Vrouw haaren Man behaagen, en als aan hem, zonder zyne liefde verloren te hebben, dagelyks eene nieuwe verovering maaken wil. Dit sluit zoo weinig tegenstrydigs in zig, dat 'er niet alleen zeer veele verstandige Vrouwen zyn, die deeze onschuldige en geöorloofde zucht om te behaagen met haare Mannen uitoefenen, maar dat ook veele Mannen zulks zelfs van hunne jonge Vrouwen verlangen. Deeze Coquetterie is
tevens de beminnenswaardigste, dewyl zy van de liefde zelve voortkoomt, en niet alleen bewondering en goedkeuring, maar ook teederheid, warmte en liefde in den Echtgenoot verwekken wil. Maar even daarom, dat zy zig zelve voor niets anders, dan voor een kind der liefde houdt, dat haare konstgrepen, om te behaagen, niet doorslepen en verwerpelyk, maar slechts natuurlyke grondbeginzelen der vrouwelyke teederheid zyn; zal zy niet altyd van alle wantrouwen vry zyn, en brengt dus dikwils, zelfs by de verstandigste Vrouwen en in de gelukkigste huwlyken, alle die kleine - zwakheden der vrouwelyke minnenyd met zig, zonder welke 'er misschien nog nooit eene vrouwelyke liefde geweest is. - Ik geloove, dat veele Vrouwen in deeze stille en vriendelyke konst, om haare Mannen te behaagen, een weinig te vroeg nalaatig worden, en verflaauwen, of dezelve, dewyl zy nu eenmaal den gewenschten Man bezitten, en hy haar niet
| |
| |
weder van zig kan wegstooten, zelfs geheelenal verleeren. Maar het koomt in eenen gelukkigen echt niet zoo zeer aan op het beweeren van het laatste punt, maar veeleer daarop, dat men alle koelheid in den omgang trachte te verhoeden, en door een wederkeerig liefderyk gedrag de waarde en vriendschap van den echt zelven naauwkeurig te onderhouden. Het is een oude stelregel, dat wy Mannen gaarne een weinig door onze Vrouwen gevleid willen zyn, mits het niet op eene lompe of te gemaakte wyze geschiedt. De beide laatste zoorten der vrouwelyke liefkozingen zullen verstandige Mannen slechts in verlegenheid brengen, en haar doeleinde niet bereiken. Doorzichtige Vrouwen zullen dezelve derhalven zekerlyk trachten te vermyden, en door eene ongemaakte betooning haarer liefde, door een teeder opvolgen onzer verlangens, door eene vorming van haaren geest, die niet met onze wyze van handelen in verband staat, door een bescheiden navolgen van onze beste grondstellingen, en door haare vrouwelyke goedheid geheel aan ons toe te wyden, het veel verder brengen, dan de eerstgemelden met alle haare gevoeligheden en vleieryen.’ Verder spreekt de Schryver van het tweeërlei soort van Coquetterie, die van Natuur en Kunst, welker eigenschappen en kentekenen hy in vergelyking brengt. De verleidende Coquetterie der Kunst wordt door het beste gedeelte der Sexe luide genoeg verfoeid: de Schryver deelt ons hier de gevoelens ener brave, verstandige Duitsche Vrouw daarover met hare eigene woorden mede, en sluit dit Deel met ene plaats uit den Spectator, die zynen droom opgeeft, in welken hy eens by het ontleden der harsenen van enen opgepronkten Jonker, en van het hart ener Coquette Vrouw, tegenwoordig was.
|
|