Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1802
(1802)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– Auteursrechtvrij
[pagina 595]
| |
Geschiedkundige Beschouwing van St. Domingo, door Bryan Edwards. Uit het Engelsch. 2de Stuk. Te Haarlem, by A. Loosjes Pz., 1802. In gr. 8vo. 98 bl.Onze Aankondiging van het Eerste Stuk deezes WerksGa naar voetnoot(*), een Eiland betreffende, waarheen het oog des Staats-, Krygs- en Koopmans nog by aanhoudenheid wordt heengetrokken, ontslaat ons van alle berigtgeeving wegens den oorsprong en aanleg, en geeft ons ruimte, om, by de opgave van den hoofd-inhoud, het een en ander over te neemen. Niet dan maar al te zeer beantwoordt en staaft het VI H., waarmede het tegenwoordig uitgegeeven Stukje aanvangt, en 't welk de gevolgen, voortvloeijende uit het Decreet van 15 Mey 1791, beschryft, den aanhef: ‘Ik ga nu over om tooneelen te beschouwen, welke de verbeelding bevatten noch de pen beschryven kan. De verschillen en twisten tusschen de onderscheide klassen van Fransche Burgers, de hevigheden van boosaartige partyen tegen elkander vorderen niet meer de oplettenheid. Zodanig eene schildery van menschlyke elende - zodanig een tooneel van wee doet zich op, als geen ander land, geen voorige eeuw vertoonde. Meer dan honderd duizend Wilden, aan de barbaarschheden van Africa gewoon, bedienen zich van de stilte en duisternis des nachts, en vallen op de vreedzaame en niets kwaads vermoedende planters aan, als zo veele uitgehongerde tygers dorstende na menschenbloed. Opstand, brandstichting en slachting kentekenen overal derzelver voortgangen, en de dood in zyne gruwzaamheden en pynigingen, waarby een oogenbliklyke in vergelyking genomen genade is, verbeidt ouden en jongen, vrouwen, maagden, en hulplooze kinderen; geen staat, geen ouderdom, geen kunne wordt gespaard. Alle die ysselyke en schandlyke buitenspoorigheden, waarmede de wreede en teugellooze driften van den Wilden immer eenen oorlog gevoerd hebben, holden voort zonder bedwang. De woede van het vuur verteerde, 't geen het zwaard niet kon verwoesten. In weinige treurige | |
[pagina 596]
| |
uuren werden de vruchtbaarste en schoonste' vlakten in een groot slagveld veranderd, en eene woesteny van vernieling.’ Wy volgen den Schryver niet, in de opgave der ysselykheden, die deezen ontzettenden aanhef staaven, volvoerd door Menschen, - men mag hun deezen naam naauwlyks geeven, - die het lichaam van een blank kind op een staak gestooken ten standaard voerden. De menschlykheid beeft op zulke verhaalen terug. Te midden van deeze gruwzaame tooneelen ontmoeten wy een voorbeeld van trouw en liefde in een Neger, welks gelyk niet te wagten en dat zeer aandoenlyk is. Wy schryven het berigt af. - ‘Mynheer en Mevrouw baillon, hun dochter en schoonzoon, en twee blanke dienstboden, zich onthoudende op eene bergplantagie, omtrent dertig mylen van Kaap François, werden wegens den opstand onderricht door een van hun eigen slaaven, die zelfs in de zamenzweering was, maar beloofde, zo mogelyk, het leven van zyn meester en deszelfs familie te spaaren. Onmiddelyk geen kans ziende om hun te doen ontvluchten, bragt hy hun in een bygelegen bosch; waarop hy vertrok en zich by de oproerigen voegde. Hy vondt den volgenden nacht gelegenheid, om hun uit het kamp der rebellen spyze te brengen. Den tweeden dag kwam hy, met eenigen verderen voorraad, weder; maar verklaarde, dat het buiten zyne magt was, eenigen meerderen bystand te bieden. Hierop merkten zy in drie dagen niets van den Neger; maar, naa het verloop van dien tyd, kwam hy weder, en wees de familie aan, hoe zy haaren weg zouden hebben te neemen na eene rivier, die na Port Margot leidde, hen verzekerende, dat zy een Kano aan dat gedeelte van de rivier, welk hy hun beschreef, vinden zouden. Zy volgden zyne aanwyzingen; vonden de Kano, en gingen 'er behouden in; maar werden door de snelheid van den stroom omverre geworpen, en, naa met moeite ontkomen te zyn, achtten zy het best, na de bergen terug te keeren. De Neger, bekommerd over hun behoud, wist hun weder te vinden, en wees hun een breeder gedeelte der rivier aan, waar hy hun verzekerde dat hy een boot bezorgd hadt; maar hy zeide dat dit de laatste pooging was, welke hy doen kon om hun te behouden. Zy | |
[pagina 597]
| |
gingen dus derwaards; maar geen boot vindende, hielden zy zich voor verlooren; toen de getrouwe Neger weder als hun beschermengel verscheen. Hy bragt hun duiven, ander gevogelte en brood, en leidde de Familie langzaam, by nacht, langs de oevers der rivier, tot dat zy in het gezigt waren van de Kaai te Port Margot: hun toen zeggende, dat zy geheel buiten gevaar waren, nam hy afscheid voor altyd, en vervoegde zich by de oproerigen. Die Familie onthieldt zich negentien dagen in de bosschen.’ - Hoe zeer steekt by dit gedrag af, niet alleen het wreede, hier zo breed vermeld, maar ook dat der Noord-Americaanen, die met kleine Scheepjes Wapentuig en Krygsvoorraad aanvoerden, en voor Zuiker en Rum van de vermoorde eigenaars der plantadien verruilden! Het VII H. vangt aan met eene opgave van de redenen, die de lieden van de kleur bewoogen, om zich by de oproerige Negers te voegen, - schetst het gedrag der Engelsche Societeit tot Afschaffing van den Slaavenhandel, en van die te Parys, Les Amis des Noirs geheeten. De Abt gregoire (wiens Brief aan de Burgers van de Kleur aan 't einde van dit Hoofdstuk is geplaatst), door de Negers op St. Domingo aangemerkt als een Engel of Beschermgod, werkte sterk mede. Edwards schryft ten aanziene van deezen Brief, ‘dat, zo de oogmerken van deezen Schryver zo zuiver geweest waren als de taal welspreekend, zulks luister over zyne bekwaamheden zou verspreid hebben.’ - De herroeping van het Decreet van 15 Mey, met de deerlyke gevolgen daarvan, en de wreedheden door beide de partyen gepleegd, worden hier beschreeven, en het Hoofdstuk beslooten met de komst der Civile Commissarissen te Kaap François. Deezer Commissarissen ontvangst en werkzaamheden, met derzelver gevolgen, maaken een gedeelte uit des VIII H. Zy waren mirbeck en roome, geweezen Advocaaten in de Parlementen van Parys, en st. leger, een Ierlander van geboorte, een Heelmeester, die veele jaaren in Frankryk gewoond hadt; de eerste bragt zynen tyd in laage ongebondenheid door, de laatste lag zich toe op het afknevelen van geld; roome gedroeg zich zonder opspraak, en hem ging na, dat, zo hy geen goed, althans dat hy geen kwaad gedaan | |
[pagina 598]
| |
hadt. Hierop volgde het vryftellend Decreet van 4 April 1792, alsmede de aanstelling van de nieuwe Commissarissen santhonax, polverel, en ailhaud, allen hevige Jacobynen, met breeden last voorzien, met Krygsvolk ondersteund; de Gouverneur-Generaal blanchelande werd terug geroepen, en desparbes, in diens plaats, aangesteld. ‘Zy vertrokken,’ schryft edwards, ‘uit Frankryk, waarschynlyk genoegzaam in denzelfden geest tegen de Colonisten, als door den Hertog van alva, en zyne Spaansche en Italiaansche troepen, in het Jaar 1568 tegen de inwoonders der Nederlanden werdt aan den dag gelegd. Als hy, ontvlamd door een geest van gierigheid, geestdryvery en wraakzucht, waren zy op niets bedacht, dan op voordeelen, ontstaande uit gevangenneeming en verbeurdverklaaring; op ontwerpen van misdryf en van wraak.’ Dit gansche Hoofdstuk strekt ter voldingende staaving van die vergelyking: terwyl voorts de aanstelling van den Heer galbaud tot Opper-Gouverneur, door het Uitvoerend Bewind, een geschil tusschen hem en de Commissarissen baart, vyandlykheden doet aanvangen, geëindigd met eene groote slachting onder de blanke Ingezetenen en de verbranding der Kaapstad. Het gebeurde omtrent de Kaapstad wordt door eene bykomende Aantekening opgehelderd. 's Leezers geest, afgemat door het leezen van zo veele gruwelen, krygt eene verpoozing in het IX H., behelzende eene algemeene Beschryving van St. Domingo; oorsprong van de Fransche Colonie, en plaatsbeschryving van de onderscheidene Provincien, waarin de Fransche Bezittingen verdeeld waren; haare bevolking en voortbrengzels. Ten slot wordt de inlaading en uitvoer vergeleeken met de retouren van Jamaica. - Dan, hoe nader wy dit Eiland leeren kennen, hoe meer wy ons moeten bedroeven over de verwoestingen, in 't Paradys der Nieuwe Wereld aangerigt. |
|