Kleine Dichterlyke Handschriften. XIIIde Schakeering. Te Amsteldam, by P.J. Uylenbroek. In gr. 8vo. 168 bl.
Wy weten zelve niet, hoe het toegekomen zy, dat dit Stuk zo lang by ons is blyven liggen; denklyk dat wy meenden, de twaalf vorige zouden voor deze dertiende Schakeering aanbeveling genoeg zyn, waarom wy ons dan met derzelver aankondiging niet behoefden te haasten. Dit vervolg is ook aan de vorige Stukken gelyk; en onder de 51 grotere en kleinere Gedichten, die hier voorkomen, zyn 'er vele, die den waren Dichter kenmerken; en de gehele verzameling doet eer aan den poëtischen smaak onzer Natie. Gaarne gaven wy een of ander uitvoerig stukje geheel, en zouden dan het eerste nemen, Het meisje van smaak, 't welk waarlyk byzonder aardig is, doch wy hebben voor 27 coupletten gene ruimte; dus kiezen wy liever de schone Vertaling of Naarvolging van een bekend Stukje van hölty, Het waar genot des levens getiteld, hetgeen door m. van heyningen bosch in dezen bundel geleverd is.
Wie stremt de vlugt des tyds? Hy stroomt door 't ruim der schepping,
Gelyk eene adem Gods, het snelle licht voorby.
Eén blik, één polsslag rukt u d'yzren doodslaap nader,
Rukt u te nader aan het graf.
Geen lente bloeit voor u, als ge in de groeve sluimert,
U koelt geen lommernacht; gy hoort geen bekerklank.
Vergeefs is vriendenscherts, vergeefs zyn maagdenlagchjes;
De kille grafzerk antwoordt niet.
De zwarte wiek des doods ruischt nog niet om u heenen:
Verrasch de vreugde nu, eer haar de storm verwaaij',
Die de oorsprong alles goeds, als zonneschyn en regen,
Uit de urne zyner volheid schudt.
Een lagchend avonduur, door vriendenscherts bevleugeld,
Bewierookt door den geest van 't blinkend druivenbloed:
Een kusch op 't purpren mondje, of op den vollen boezem,
Van 't eerste liefje in uwe jeugd:
Een wandling door het groen, als gy, ô nachtegalen!
Uw godlyk avondlied door 't olmenboschje zendt:
Is meer dan 't klatergoud, de roem dier verre dagen,
Waarvan de gierige eerzucht droomt.