Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1802
(1802)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– Auteursrechtvrij
[pagina 550]
| |
Schetsen van den Staat van Zeden en Gevoelens in de Fransche Republiek, op het einde der achttiende Eeuw, in eene reeks van Brieven, door Helena Maria Williams. Uit het Engelsch vertaald. 1ste en 2de Stuk, of 't Iste Deel. Te Haarlem, by A. Loosjes Pz. In gr. 8vo. 278 bl.Een oog, gewoon zo te zien, een hart, geschikt om zo te gevoelen, en eene pen, in staat om die waareemingen en aandoeningen zo wel uit te drukken, als onze leezende Landgenooten weeten, dat de Schryfster der Brieven nopens de Fransche Omwenteling, en eener Reize door Zwitzerland, gedaan heeft, moeten ons, by het opvatten deezer Schetsen, een zo belangryk Tydperk en de groote Natie betreffende, met een gunstig voorgevoel vervullen; een voorgevoel, 't geen zich niet te leur gesteld zal vinden by het leezen deezes Werks, 't welk met de twee gemelde in verband staat en daarmede een geheel vormt, en helena maria williams tot Schryfster heeft. Bekend staat de vrouwlyke Autheur als eene yverige Voorstanderesse der Vryheid: haar naam is vaak met den stempel van Jacobinisme gebrandmerkt: zy bekreunt zich des niet. ‘Hoe kwaadaartig,’ schryft zy, ‘het doel der Anti-Jacobynsche Journaalschryvers ook zyn moge, hunne schichten vliegen zonder schade te doen; zy, die in het midden der tooneelen van de Fransche Omwenteling geleefd hebben, hebben geleerd verschriklyker wapens tegen te staan of te verachten. - Ik zou het eene vernedering achten, my in het minste te verdeedigen tegen het Jacobinisme. Het Systema, waarvan ik afkeer moet hebben, is het Systema van Schrik, het zy dan een Jacobynsch Schrikbewind in Frankryk, of een Koninglyk Schrikbewind in Napels. Maar hoe hartlyk ik de ongelukken bejammer, tevens met de misdaaden, die de Fransche Omwenteling bezoedeld hebben, ik laat niet af te hoopen, dat het alles ten laatsten eindigen zal in een volmaakt Gouvernement in het Land, waar de zaak een aanvang nam, en in de uitbreiding der Vryheid in nog despotieker LandenGa naar voetnoot(*).’ Deeze Schetzen draa- | |
[pagina 551]
| |
gen, op iedere bladzyde bykans, blyk van deeze gevoelens. Van den aart deezer Brieven in 't algemeen zegt de bevallige Schryfster, ‘dat ze, staande den loop der laatste twee jaaren, op onderscheide tyden, geschreeven zyn. De onderwerpen over 't algemeen betreffen de gebeurtenissen van den dag, de onderzoekingen, de meeningen en gevoelens, die zy deeden gebooren worden. Deeze Brieven mogen dus worden aangemerkt als de Schetsen van de Zeden, Characters en Voorvallen, in de Fransche Republiek, by het einde der achttiende Eeuw, en in eenig opzigt als Nooten op de ontzettendste bladzyde in het Boek der Menschlyke Geschiedenis. Uit dit oogpunt kunnen zy belang verwekken. Geringe en op zich zelve weinig betekenende zaaken ontvangen waardy door een verband met het geen groot en verheven is.’ Wy bepaalen ons thans tot de twee eerste Stukjes, die het eerste Deel uitmaaken. De drie eerste Brieven betreffen Zwitzerland, en schetzen de veranderingen, daar bewerkt, met geen bevallige kleuren. Aandoenlyk treffend is de vierde, den dood haarer Zuster vermeldende. De vyfde geeft ons Waarneemingen over de Fransche Republiek en het lot der bevoorregte Standen. Hoe veel behelst de waarneeming der Schryfster: ‘De afschaffing van de wet van Eerstgeboorte heeft, door de Erfgoederen in gelyke maate te verdeelen, schoon stil en langzaam in derzelver werking, tot het zekerst en kragtigst steunzel der Omwenteling gestrekt.’ Zy werkt dit uit. - Haar zesde Brief vervolgt dit zelfde Onderwerp, loopt over de Priesters, de Slaverny der Negers, de Boeren. Regtmaatig is haar schryven: ‘Wy moeten de Fransche Omwenteling niet afmeeten met de drooge berekeningen van eenen Hollander, noch met de diep overdagte en constitutioneele ontleeding van een Engelsch Patriot. De echte beginzels van burgerlyke Vryheid, die zints lang zo diepen wortel in uwe en myne Landgenooten hebben, zyn zo ten uitersten afkeerig van het geen hier revolu- | |
[pagina 552]
| |
tionaire maatregels genoemd worden, dat het dwaas en beledigend zou zyn, eenige vergelyking in deezen te maaken.’ - De zevende en agtste Brieven behelzen scherpe aanmerkingen op de Geschiedenis van de vernietiging der Helvetische Vryheid van den Heer mallet du pan. Over het Nationaal Instituut, en een en ander van deszelfs Leden, loopt de negende Brief; in den tienden wordt de Omwenteling van 30 Praireal beschreeven; terwyl de elfde over de Jacobynen en de Coalitie handelt. Met den twaalfden Brief vangt de Geschiedenis der Omwenteling en Tegen-omwenteling van Napels aan. Dewyl onze Schryfster over dit Onderwerp zeer breedvoerig is, schryven wy den aanvang deezes Briefs af. ‘Zo ik verwyld heb met u de schets van de wederwerking te Napels te zenden, dan moet gy de oorzaak zoeken in de moeilykheid, om, te midden van eene groote verscheidenheid van verhaalen, zulke uitsteekende voorwerpen uit te kiezen, als eene zamenhangende geschiedenis zouden vormen van gebeurtenissen, die verwoesting over dat schoon land verspreid hebben. Wanneer de geest nog onder de indrukzels van schrik is, wanneer beelden van ontzetting nog zweeven voor het ontsteld gezigt, is het geene gemaklyke taak, de eenvoudige waarheid van eene geschiedkundige daad te onderscheiden van de vergroote trekken eener verhitte verbeeldingskragt. Die, welke het Jacobynsche Schrikbewind in Frankryk ontvlooden, verhoogden, buiten twyfel, de bloedige kleuren van die vreeslyke schildery; waarschynlyk was het op zulk gezag, dat Mr. burke onderricht was, “dat onder het schavot van rechterlyke moordenaaren en de gaapende planken, door welke het bloed op de toekykers afstroomde, de plaats verhuurd was voor een spel van danssende honden.” Zodanige voorstellingen gelooft het hart niet, en doen de zaak nadeel, welke zy van dienst zouden moeten zyn. Maar men behoeft geene toevlucht tot de verciering te neemen; de ontwyfelbaare echte geschiedenis van het Jacobynsch Schrikbewind in Frankryk, of van het Koninglyk te Napels, hebben trekken genoeg om het aakeligst treurspel te verduisteren, en ons te doen sidderen op de beschouwing van hun weezenlyk bestaan. - De schets, die ik u zenden zal, is een eenvoudig en onopgecierd verhaal van | |
[pagina 553]
| |
de gebeurtenissen, die de Omwenteling en Tegen-omwenteling van Napels vergezeld hebben; en schoon de persoon, aan welken ik dit bericht voornaamlyk verschuldigd ben, eene aanzienlyke post in de Republiek bekleedde, en by gevolg ondersteld mag worden, onder eenigen onbehoorelyken invloed als Geschiedschryver te staan, zyn echter de zaaken, die hy verhaald heeft, zodanig door andere getuigenissen bevestigd, dat ik, verre dat men my toestemming weigeren zal, waarschynlyk zal beschuldigd worden, in veele opzigten, de kleuren van dit verschriklyk Treurspel eer verzagt dan verhoogd te hebben. 'Er zal geene verdeediging noodig zyn, om de Geschiedenis wat vroeger dan de Omwenteling te beginnen; dewyl zulks misschien tot het recht verstand van het geheel vereischt wordt.’ - In gevolge hiervan behelst deeze Brief verder vyandlyke schikkingen van het Hof van Napels tegen de Fransche Republiek, Engelsch Eskader voor Napels, en Oorlogstoebereidzelen van het Hof van Napels. De dertiende Brief agtervolgt dit onderwerp, beschryft den inval in de Romeinsche Republiek door de Napolitaansche Armée, de nederlaag des Konings van Napels, vlugt van het Hof na Sicïlie, de Franschen in het bezit van Napels, en, de Napolitaansche Republiek. - De veertiende Brief schenkt ons de Staatkundige aanmerkingen van een Napolitaansch Republikein, zaaden van Tegen-omwenteling, terugtocht der Franschen uit Napels, en die Stad door de Contra-revolutionairen en Gecoaliseerde Mogenheden ingenomen. - Napels in de handen der Opstandelingen, levert een tooneel op, in den vyftienden Brief, waarvan de menschlykheid terug beeft. Voor overmagt moest de Republiek, die maar even tot bestaan gekomen was, bezwyken, in handen vallende van de vereenigde Magten van Rusland, de Ottomannische Porte, Engeland, en den Koning van Napels. Van een Verdrag, welks bestaan door zommigen ontkend, door anderen in twyfel getrokken is, geeft onze Briefschryfster de oorspronglyke stukken. De schennis van dit Verdrag wordt in den zestienden Brief met verdiende verontwaardiging vermeld, en de elenden der bedroogenen aandoenlyk beschreeven. Nelson, de Engelsche Admiraal, beantwoordde den eisch der geenen, die zich op de goede trouw verlaa- | |
[pagina 554]
| |
ten hadden, aldus: ‘dat hy hun papier aan hunnen genadigen Koning vertoond hadt, die de beste en eenige beoordeelaar zyn moest van de verdiensten of wanverdiensten zyner Onderdaanen.’ Dit bedroevend tafereel wordt afgewisseld door de klugtige afzetting van den Jacobynschen januarius, en diens plaats-inneeming door den Heiligen antonius, geestig beschreeven. Welhaast doen zich de Schrikbeelden van de mishandeling en straffe der Gevangenen op, door de Engelschen uitgevoerd, en waarin Mevrouw hamilton met een genoegen deel nam, 't geen al de gevoeligheid der Engelsche Schryfster met regt gaande maakt. Hoe zeer steekt hierby af het gedrag van den Engelschen Commodore trowbridge, die geen deel aan de trouwloosheid nam, en redding bezorgde aan die hy ontkoming kon toeschikken! - De zeventiende Brief vervat de vermelding van verdere trouwloosheden, teregtstellingen, doodstraffen en verbeurtverklaaringen. De volgende brengt ons eenige Fransche Gedenkstukken, en de wyze, waarop men met dezelve gehandeld heeft, onder 't oog. De negentiende stelt ons suwarow voor, vlugtende over de Bergen van Glarus, en de Fransche Armée in Palestina. Op eens wordt hier de aandagt van deeze groote Krygstooneelen afgewend, om ons de Geschiedenis van perourou, of den Blaasbalkkoop, door hemzelven beschreeven, mede te deelen: deeze Geschiedenis wordt in 't breede verhaald, en laat zich met genoegen leezen; schoon ze weinig, naar maate van de uitgestrektheid, tot het hoofdoogmerk deezer Schetze, onzes inziens, afdoet; dan het is geen onaartige verpoozing. - Met eene Schets der Landvermaaken vangt de twintigste Brief aan, en beschryft verder het hedendaagsch Wandalismus. - De Geweetenszwaarigheden van een Catholyken Priester, in den volgenden Brief, zyn wat lugtig behandeld; de Classische Kookery kan beter door den beugel. De Terugkomst van bonaparte, het opschrift van den twee-en-twintigsten Brief, brengt ons nader by 't geen wy meest in deeze Schetsen verwagten, en de Schryfster in verrukking. Laaten wy, ten slot deezer Aankondiging, 'er iets van afschryven. ‘Bonaparte terug gekeerd! Myn hart slaat snel van verlangen. - Tot hoe veele bespiegelingen geeft deeze Gebeurtenis aanleiding? - Ik kan aan niets anders denken. - | |
[pagina 555]
| |
Myne verbeelding volgt hem op zynen gevaarlyken Tocht uit Egypte. - Zo hy door een Engelsch schip ware genomen geworden. - Zo hy na Londen gevoerd ware! - Wel nu. - De Engelschen zyn een te groot, een te verlicht Volk, om niet eenen Vyand als bonaparte te bewonderen - maar hy hadt andere zaaken, dan om hunne stranden te bezoeken. Ik ben niet volkomen zeker, wat die zyn; maar houd my overtuigd, dat zy reeds met onuitwischbaare letteren in het boek der Toekomst geschreeven zyn; en ik vertrouw, dat de Engel der Vryheid over dat blad de wagt houdt. - Ik beschouw reeds de zaaken rondsom ons uit nieuwe oogpunten. - Ik kan my niet langer over de Coalitie ontrusten. Zy schynt my zo ellendig, daar ik haar zie kampen tegen het breed schild van het Genie van bonaparte - en om af te daalen van het groote tot het kleine, ik heb niet langer te denken over de keuze van eene schuilplaats, wanneer de Barbaaren van het Noorden de Hoofdstad zouden bereiken, met den vermaarden Generaal aan het hoofd, die ik veronderstel, dat met denzelfden geringen omslag de vrouwen te Parys, als de vrouwen te Ismaël, zou hebben laaten vermoorden.’ |
|