Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1802
(1802)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– Auteursrechtvrij
[pagina 545]
| |
Byvoegsels en Aanmerkingen, bestaande in noodige Naleezingen voor de Vaderlandsche Historie van Jan Wagenaar, door Mr. H. van Wyn. IIde Deel. Te Amsterdam, by J. Allart. In gr. 8vo. 511 bl.In het korte Voorbericht, voor dit laatste Deel der Naleezingen voor de Vaderlandsche Historie geplaatst, zegt de hooggeachte Schryver: ‘Sints ruim dertien jaaren ... gewoon myn Leeven meest aan deeze Studien,’ t.w. van 's Lands Historie, ‘te wyden, bemerke ik, daaglyks, hoe, in dit schoone, maar uitgestrekte Veld, nog veele Vakken onbebouwd of leedig liggen, aan welker bewerking (I) ik gaarne, zo veel my doenlyk is, zelve de hand zal slaan, en, wyders, (II) aan anderen de bronnen niet onthouden, om dit, op hunne beurt, mede te konnen doen. Wat het 1ste betreffe, zal ik daar van eene proef tragten te geeven, in myn huiszittend leevenGa naar voetnoot(*), zynde een Periodicq Werkjen, 't geen terstond op het tegenwoordige staat te volgen, en byzondere Verhandelingen of Verhaalen zal bevatten, over of van minuitgewerkte, of min-bekende zaaken van verschillenden aart, meestal tot onze Geschiedenis en Letterkunde, in den uitgestrektsten zin, betreklyk: terwyl ik, 2o, my verder gereed maake, tot het in 't licht brengen (deels met myne, veelal reeds afgewerkte, Aanmerkingen) van zodanige, onder my en myne Vrienden berustende, oude en oorspronglyke Stukken, als welken, onder de vlytige hand van andere Kunstminnaars, t'eenigen tyde, zullen konnen strekken ter nadere inlichting op de Vaderlandsche Gebeurtenissen. Indien het, voor het overige, der Godlyke goedheid behaagde, my welzyn en vermogen genoeg te geeven, om, buiten deeze Verlustigingen, den loopbaan myner studien te mogen eindigen door de Uitgaave van een bepaald Hoofdwerk, nopens 's Lands | |
[pagina 546]
| |
algemeene Historie, zou dit den kring myner aardsche wenschen, ten deezen, besluiten, enz.’ Wy hebben dit willen overneemen, om onze Leezers te doen zien, waarop zy nog mogen hoopen, en twyffelen niet, dat allen, welke deeze onderwerpen, nevens de kundigheid en het schrander oordeel des Heeren van wyn, op den rechten prys weeten te schatten, zich met ons zullen vereenigen in den hartelyken wensch, dat de goede Voorzienigheid hem leevenstyd en krachten gunne om zyne voorneemens volkomen te kunnen uitvoeren. En hier weeten wy bykans niet, of wy ons meer hebben te verblyden dan te bedroeven over des Schryvers aanstelling tot Archivarius der Bataafsche Republiek. Zekerlyk verheugen wy ons, dat het Staatsbewind dit recht gedaan heeft aan de verdiensten van den Man, die voor deezen post zo wel berekend is; maar vreezen tevens, dat het waarneemen van denzelven zynen tyd bykans geheel zal wechneemen, en, in zyne reeds gevorderde jaaren, hem geene ruimte overlaaten ter vervullinge van zyne aangenaame beloften. Van den anderen kant staat, juist door deeze zelfde aanstelling, hem de toegang open tot alle openbaare Verzamelingen van Staatsstukken, en komt hy, misschien, in de gelegenheid om gewichtige byzonderheden te ontdekken, welke den vlytigsten navorscheren van 's Lands Geschiedenissen tot nog toe onbekend zyn gebleven. Behaage het den Hemel, 's Mans nuttig leeven zolang te rekken, dat hy en voldoen kan aan het oogmerk zyner aanstelleren, en zyne bovengemelde voorneemens ten dienste zyner Landgenooten in het algemeen volvoeren! Dan het wordt tyd, dat wy den Leezer bekend maaken met dit laatste Deel van des Schryvers Naleezingen. Dezelve zyn gedeeltelyk verzameld uit gedrukte Werken van vroegere Schryveren, als aitzema, van der capelle, brandt, cattenburg, basnage, de Hollandsche en Europische Mercuriussen en andere, maar ook gedeeltelyk uit nog onuitgegeven Stukken, als Staatsresolutien, Aantekeningen van Staatspersoonen, eene nog ongedrukte Historie van wicquefort, enz. Men behoeft, derhalven, niet te twyffelen, dat men hier, schoon niet alles van even groot gewicht zy, (hetgeen, trouwens, onmogelyk anders zyn kan) zeer | |
[pagina 547]
| |
veel weetenswaardigs zal aantreffen. Men is den Heere van wyn dank verschuldigd, niet alleen voor het byeenbrengen in een kort bestek van hetgeen te vooren hier en daar verstrooid was, en dikwyls in omslachtige Werken moest gezocht worden; maar ook voor het ontdekken van verscheidene, by verre de meesten nog geheel onbekende, byzonderheden. Leezenswaardig, maar veel te lang om door ons te worden overgenomen, is het breedvoerige bericht van den inval in de Veluwe, waardoor Graaf henrik van den Berge, in den Jaare 1629, poogde, Prins frederik henrik tot het opbreeken der belegeringe van 's Hertogenbosch te noodzaaken. Het beslaat nagenoeg 32 bladzyden, van bl. 17 tot 49. Korter, maar voor ons bestek nog te lang, is hetgeen wy bl. 51 tot 56 leezen aangaande de nagelaten Werken van den beroemden h. de groot, betreffende de Geschiedenissen des Vaderlands. Het slot zullen wy afschryven. ‘Ik agte dan ... dat wy dit Werk [t.w. de Jaarboeken] van de groot zo verre hebben, als hy het bragt, op één jaar na, indien naamlyk, in de bovengemelde Cyfferletteren MDCX; die tweemaal herhaald worden; geen feil is, en het ééntal (I) voor de X niet is uitgelaaten. ... 't Kon ook zyn, dat het Handschrift niet verder liep dan tot het Bestand, en dat de groot het verdere op afzonderlyk papier begonnen hadt. .... Dat aan de groot veelen zyner Papieren, hier te Lande, zyn onthouden, is bekend. Hy klaagt 'er, telkens, over, in zyne Brieven. ... Doch; voor zo verre my ten minste in het geheugen ligt; wordt nergens ... gewag gemaakt van zeker Werk, of ... soort van Memorien, die hy den naam gaf van zyne Bejegentheden, en 't welk betreklyk schynt geweest te zyn, tot zyn wedervaaren hier te Lande, in den hachlyksten tyd zyner bedieninge. Dat hy egter zodanig Werk of Aanteekeningen; die men, ligtelyk, kan opmaaken, dat, uit haaren aart, zeer belangryk waren; heeft nagelaaten, is my, .. van goeder hand, gebleeken, hoe zeer ik het Stuk zelve, nimmer, onder het oog hebbe gehadt.’ - Hartelyk wenschen wy, dat onze Schryver, of eenig ander Liefhebber des Vaderlands, dit overblyfsel van onzen grooten Landgenoot moge ontdekken en der waereld mededeelen! | |
[pagina 548]
| |
Van den Griffier der Algemeene Staaten, kornelis musch, wordt op bl. 58, 59 geheel geen gunstig denkbeeld gegeven uit onderscheiden Schryveren, waarby, evenwel, in het aanhaalen der Gedenkschriften van van der capellen, eene drukfeil moet zyn ingeslopen. By hetgeen op bladz. 93 env. gezegd wordt aangaande zekeren Jongeling tancrede genaamd, die door veelen voor eenen Zoon van henrik den II, Hertog van Rohan, en van marguerite de Bethune gehouden, en door de laatste als zodanig erkend wierd, mag men voegen het daaromtrent aangetekende in de Histoire de l'Edit de Nantes, Tom. III Part. I p. 54 suiv. waaruit men, misschien, zal gissen, dat tancrede een Bastaardzoon was van den Hertog, maar welken marguerite voor echt wilde doen doorgaan, om haare Dochter, op welke zy met recht te onvrede was, te straffen. - Le vassor, in zyne Histoire de louis XIII, Tom. II, p. 718 de l'Edit. in 4to. spreekt ondertusschen niet zeer gunstig over de huwelykstrouw van marguerite zelve. De waare toedracht der zaak zal waarschynelyk wel altoos een geheim blyven. Op bl. 101, en etlyke volgende, vinden wy verscheiden byzonderheden raakende den Vice-Admiraal witte cornelisz de with, voor een goed gedeelte getrokken uit ‘een ongedrukt Stuk, eigenhandig, ten Jaare 1662, geschreeven door walter breeman van der hagen, die, in het Jaar 1667, Burgemeester der Stad Brielle,’ en, waarschynelyk, met eene der Dochteren van den Admiraal gehuwd was. Eene der Bylaagen, achter dit Deel der Naleezingen, is uit het zelfde Stuk overgenomen. Zoveel ziet men 'er uit, dat het veel weetenswaardigs behelze, maar, ten opzichte van hetgeen 'er in voorkomt raakende den ouden Admiraal tromp, met omzichtigheid moet gelezen worden, indien het ooit mogt in het licht komen. Tromp en de with waren geene vrienden. Misschien was aan beide zyden schuld; en dat van der hagen zynen Schoonvader in den voordeeligsten dag plaatste, is niet te verwonderen. Op hetgeen wagenaar, Vad. Hist. D. XII, bl. 101, heeft van eenen onbekenden, die, in het donker, den Amsterdamschen Afgevaardigden ter Dagvaart kennis gaf van het mislukken van willem des II aanslag op Amsterdam, vinden wy hier de volgende aantekening, | |
[pagina 549]
| |
bl. 123, 124: ‘My heugt, voor veele jaaren, eenen Man van het eerste aanzien en kunde, te hebben hooren verhaalen, dat, volgens mondelinge overlevering in zyn Geslagt, die Heer .... geen ander zou geweest zyn, dan lodewyk van Nassau, Heer van Beverwaard. Zo het waar is; 't geen ook onze treflyke Schryver, op de volgende bladzyde, aanvoert; dat deezen .... geene voorgaande opening door den Prinse gedaan was van den aanslag op Amsterdam, zou men konnen vermoeden, dat hy hier over misnoegd zal geweest zyn, en dat zulks ééne der beweegredenen ware, waarom hy het mislukken van dien aan de Afgevaardigden van die Stad, heimlyk, wilde doen verstaan. Dan ik kan van dit alles geene verzekering geeven.’ Gaarne zouden wy onzen Leezeren nog verscheiden uittreksels mededeelen, b.v. het schryven van den Franschen Gezant, Graave d'avaux, aan zynen Meester lodewyk den XIV, over deszelfs gedrag jegens onzen Staat, hier te vinden, bl. 283. De trouwloosheid der Engelschen, omtrent het einde van den Successie-oorlog, bl. 335. Des Vorsten van waldek verlaaten van den dienst der Republiek, bl. 423 env. Eenige aanmerkingen ter verdediginge der eere van den Raadpensionaris cats, bl. 369 env. en meer andere. Maar onze ruimte gebiedt ons niet verder uit te weiden. Achter het Voorbericht van dit Deel der Naleezingen is eene Lyst van in hetzelve voorkomende Drukfeilen geplaatst. Het doet ons leed te moeten zeggen, dat dezelve nog aanmerkelyk zoude kunnen vermeerderd worden. Twee of drie zullen wy opgeeven, welke den zin stooren. Bl. 157 r. 7 v. o. staat Broeder l. Neef. Bl. 161 r. 7 v. o. staat gustaaf adolph l. karel gustaaf. Bl. 181 r. 1 staat een' Geneezenen of Gestorvenen l. een' Gestorvenen. Bl. 278 r. 4 v. o. staat henrik II l. henrik IV. - Het deert ons, dat de correctie van dit schoone Werk niet naauwkeuriger is. |
|