De heilzaame Invloed van den Vreede op het Maatschappyelyk Leeven. Door Jan Braams. Te Haarlem, by A. Loosjes Pz., 1802. In gr. 8vo. 21 bl.
In rypende leevensjaaren, doch met eene geenzins verzwakte verbeeldingskragt, bezingt hier de Heer braams den lof en het heil des Vredes, in tegenstelling der rampzaligheden, welke de Oorlog medesleept. In den gewoonen vorm der behandelinge van het Onderwerp is dit Dichtstuk gegooten. Hoe wel de Heer braams, wat het kunstmaatige aanbelangt, voor zyne taak berekend zy, laat zich uit den aanhef afleiden.
In welk een lusthof zweeft myn geest,
Op vleuglen des gevoels, de spraak der Poëzye?
Welke aandrift doet my, onbevreesd,
Thands staaren op de kragt der heemlen harmonye? -
Hoe paart zich wensch by wensch!
Wat zie ik? - Paradysprieelen?
Is 't Vreede? .. ô Mensch! ziet gy een einde aan Volkskrakkeelen?
Is 't Vreede? ô Heil! Heil zy den Mensch!
Met ongemeen genoegen hebben wy deezen Zang geleezen. Overal ontmoetten wy den rechtschapen Dichter, die, vol van zyn onderwerp, niet langs den grond kruipt, of eene onnatuurlyke vlugt neemt, maar allerwege in eene hoogte zweeft, op welke hy zich laat naaöogen.
‘Natuur’ - in deeze algemeene lofspraak schildert braams het heil des Vredes:
Natuur bereikt door U heur doel;
Zy wyst bestemming aan in stand, in rang, in orde;
Zy spreekt - en alles wordt gevoel!
Eerbiedigt de Almagtspreuk in scheppingskragt, het worde!