| |
| |
| |
Algemeene Vaderlandsche Letter-oefeningen.
Geschiedenis der Menschheid naar den Bybel, door Herman Muntinghe. Iste Deel. Te Amsterdam, by J. Allart. In gr. 8vo. 413 bl.
Men heeft zich, in de laatst verloopene jaaren, meer dan te voren, op eene wysgeerige en pragmatische beschouwing der oude geschiedenissen, welke de oorzaaken, de gevolgen en het verband der gebeurde zaaken zorgvuldig opzoekt, en naauwkeurig samenschakelt, beginnen toe te leggen, en, op dien grond, veel lichts verspreid, zoo over de geschiedenis der menschheid in 't algemeen, als in 't byzonder over de geschiedenis van den oorsprong, den voortgang, de veranderingen van kunsten, weetenschappen, wetten, zeden, gewoonten, koophandel en zeevaart van onderscheiden volkeren; waartoe inzonderheid ferguson, falconer, iselin, herder, goguet, warburton, gatterer en meiners zeer veel bygedraagen hebben. Hess, niemeyer, jerusalem en anderen hebben den weg geweezen, om ook de Bybelsche geschiedenissen, of althans een gedeelte derzelven, in dien trant te behandelen. Op dit voetspoor heeft de geleerde muntinghe eene zwaarwigtige en wyduitgebreide taak op zich genomen; waartoe wy hem evenwel, blykens den inhoud van dit eerste Deel zyns aangevangen werks, zoo wel berekend vinden, dat men de voortzetting en voleindiging van dezen verdienstelyken arbeid, door eene zoo bekwaame hand, met verlangen moet te gemoet zien. Zie hier, met des Hoogleeraars eigen woorden, wat hy ons wil leveren:
‘Myn doel is hoofdzaaklyk, te onderzoeken, wat ons de Bybelsche geschiedenis oplevere, met betrekking tot den oorsprong en den trapswyzen voortgang van de verstandelyke en zedelyke beschaving des menschdoms. De Bybelsche geschiedenis zal dus meer door my voorondersteld, dan wel behandeld worden;
| |
| |
uitgenomen in zo verre dezelve op myn hoofdontwerp betrekking heeft. Ook strekt zich myn plan, gelyk elk ziet, veel verder uit, dan ene enkele geschiedenis van den Godsdienst. Ik wenschte, om my wat uitvoeriger te verklaren, voor zo verre my de Bybel daartoe aanleiding geeft, tot de eerste kindschheid van het menschlyk vernuft op te klimmen, en onderscheidenlyk te tonen, hoe, en door welke middelen, hetzelve zich ontwikkeld hebbe; insgelyks of, hoe, en door welke middelen, het soms weder verdonkerd en bedorven, maar ook dan weder opgehelderd en hersteld zy. Ik zal ten dien einde trachten aan te wyzen, wat ons de Bybel van den oorsprong, de ontwikkeling, den voortgang, den ondergang, of de vertraging van verscheiden kunsten en wetenschappen berichte. Daarenboven zal ik, volgends die zelfde berichten, trachten te tonen, hoe het menschdom oorspronglyk door den Schepper tot ene maatschappelyke samenleving gevormd zy; welke de eerste beginselen van dat maatschappelyk leven geweest zyn; hoe hetzelve, eerst tot byzondere huisgezinnen bepaald, zich daarna tot byzondere geslachten hebbe uitgebreid, en langsamerhand byzondere regeringsvormen hebbe voortgebragt, wier opkomst, vorderingen, wyzingen, en veranderingen, in zo verre zy met de beschaving des menschdoms in enig verband staan, ik tevens zal trachten aan te wyzen. - Ik zal u daartoe moeten leiden in de tenten en huisgezinnen der oudere aardryksbewoners, u bekend maken met hunne zeden en gewoonten, met hunne vatbaarheden en kundigheden, met hunne kunsten en wetenschappen, met hunnen smaak en genie, en vooral ook met hunne zedelyke en godsdienstige begrippen. Omtrend de laatste zal ik trachten te tonen, hoe dezelve steeds geëvenredigd waren met den trap der verstandelyke beschaving, waarop zy stonden; welke de invloed der verstandelyke op de zedelyke en godsdienstige beschaving, en wederkerig der laatste op de eerste geweest zy; hoe ook God in zyne openbaringen
aan het menschdom zich hier naar richtte, en welk een vermogen oorlogen, omwentelingen, volksverhuizingen, en andere omstandigheden, op de vorming, misvorming, of hervorming van het vernuft, het hart, de zeden, en den Godsdienst gehad hebben. Ik zal dit alles, en wat hiertoe verder moge behoren, niet slechts trachten aan
| |
| |
te tonen met betrekking tot hen, welke ons het Bybelsch geschiedverhaal, als met ene godlyke openbaring begunstigd, voorstelt, maar ook tevens zoeken aan te wyzen, welke de invloed van hunne kundigheden, zeden, lotgevallen, en openbaringen, het zy onmiddelyk, het zy middelyk, op andere volkeren, op navolgende eeuwen, en zelfs op onze tyden geweest zy. Insgelyks zal ik den staat der beschaving van andere gelyktydige volkeren met den hunnen trachten in vergelyking te brengen, om daaruit dan af te leiden, waarin zy, die begunstigden van den God Jehova, andere volkeren, en waarin tevens andere volkeren hen overtroffen. Dit alles dus tot op den tyd der verschyning van onzen gezegenden Verlosser op aarde in diervoegen afgehandeld hebbende, zal ik achten myn oogmerk bereikt, en myne tegenwoordige taak afgewerkt te hebben. Ik zou het gezegde nog verder kunnen uitbreiden, indien hetzelve niet reeds genoeg ware, om mynen Lezeren enig denkbeeld te geven van myne mening, wanneer ik dit Werk betytele: Geschiedenis der Menschheid naar den Bybel.’
De Heilige Schrift is by hem de eenige bron van deze behandeling; en wel byzonder het geschiedkundig gedeelte van den Bybel. Maar, als hulpmiddelen tot derzelver behandeling, hebben hem menigvuldige oude en nieuwe Schryvers, die geöordeeld wierden aan de geschiedenis der menschheid, volgends den Bybel, geen gering licht by te zetten, van veel dienst geweest; waartoe 's Mans uitgebreide kundigheden hem een ryken voorraad aan de hand gegeeven hebben. Men ziet dit inzonderheid uit de groote menigte van aangehaalde Schryvers, in de bygevoegde Aanmerkingen, tot opheldering van veele gezegden, die de Hoogleeraar achteraan afzonderlyk heeft laaten drukken.
De Schryver verdeelt de geschiedenis, zoo verre die door hem staat behandeld te worden, in vier Tydperken; waarvan het eerste gaat van de Wereldschepping tot op den Zondvloed; het tweede van den Zondvloed tot op Abraham; het derde van Abraham tot op Moses; het vierde, eindelyk, van Moses tot op Christus. In dit Boekdeel is het eerste en tweede Tydperk afgehandeld; en wel het eerste, dat zoo veel stoffe geeft tot gewigtige en moeielyke onderzoekingen, met de meeste uitvoerigheid.
De meeste der behandelde onderwerpen zyn met op- | |
| |
lettendheid bewerkt. Men vindt hier het voornaamste van al hetgene, tot opheldering van min of meer moeielyke Bybelplaatzen, in dit gedeelte der geschiedenis voorkomende, door de beste Taalkundigen en bedrevenste Bybel-uitleggers is aangemerkt, met welwikkend oordeel byeenversameld, en over eenigen derzelven geheel nieuwe gedachten medegedeeld, en met veel schranderheid en kennis van zaaken verdedigd; de Bybelsche geschiedenissen in een zeer aanneemelyk licht geplaatst, en derzelver geloofwaardigheid op de overtuigendste gronden bevestigd; en voorts de beginselen, voortgangen en veranderingen van de kundigheden en zeden der oudste aardryksbewooners, derzelver zedelyke opvoeding tot Godsdienst en deugd door Godlyk onderwys, de wyze van hun afzonderlyk en maatschappelyk leeven, en de onderscheidene lotgevallen van byzondere menschen, huisgezinnen, geslachten, en geheel het menschdom, geduurende deze tydperken, met een wysgeerig oog nagespoord, en de oorzaaken en gevolgen der gebeurde zaaken en derzelver aaneenschakeling duidelyk aangeweezen, en niet zelden de oude geschiedenis, daar ze duister is, of althans niet dan zeer flaauw verlicht, door vergelyking van andere berichten, omtrent onderscheidene volken en landen, met veel schranderheid aangevuld en verduidelykt.
Het kon niet missen, of de Hoogleeraar moest hier en daar, in deze behandeling van de Bybelsche geschiedenissen, vooral met opzicht tot de godsdienstige begrippen der eerste menschen, derzelver oorspronglyken zedelyken staat, voor dat zy zondigden, de wyze, waarop de zonde in de wereld kwam, het uitzicht der eerste menschen op eene toekomende verlossing, enz. min of meer verschillen van 't geen, in de meeste Godgeleerde stelsels, als Godsdienstleer wordt opgegeeven. Alwie evenwel de moeite wil neemen, om dit Boek, met ter zyde stelling van overgenomene begrippen, en eene zuivere zucht tot waarheid, te leezen, zal, bedriegen wy ons niet, de gronden voor zoodanige afwykingen van gewoone denkbeelden niet zoo geheel verwerpelyk vinden. den. De Hoogleeraar schryft de geschiedenis der menschheid, niet naar dit of dat leerstelsel, maar naar den Bybel. Voor sommigen zal hy hier en daar nog al te veel angstvalligheid aan den dag gelegd hebben, om van de meest aangenomene begrippen van zyn Kerkge- | |
| |
nootschap niet af te gaan. Wy voor ons oordeelen, dat hy zich, met veel voorzichtigheid, aan den middelweg heeft gehouden. Eigenlyk gezegde afwykingen van de karacterizeerende Leer der Hervormden hebben wy 'er niet in aangetroffen.
|
|