van den Sleper, die hem naar Filekes Mirekes rydt, al hadden zy ook hunne klederen verwisseld; en dan ouden van den jongen mensch onderscheidt men nog gemaklyker. Ziet hier het resultat van zyne vragen en waarnemingen. De vormende Natuur heeft elk menschenhoofd zodanig ingericht, dat men het als een wandelend horologe kan bezigen, welks keurig werk in de harsenen geplaatst is, terwyl het aangezicht voor wyzerplaat dient, waarop men dan ter aller uuren, en wel sommige deskundigen op een minuutjen na, zien kan hoe laat het in de ziel is. - Deze uuren zyn juist als op de zakhorologien van 1 tot 12 verdeeld, die te gelyk de uuren van den dag en nacht der ziele aanwyzen. By voorbeeld, wyst het aangezicht 1, 2, tot 3 uur in den morgenstond, dan is het nog donker in de ziel, en men kan er nog niet veel inzien; staat het op 4 uuren, dan begint men alzo wat gewaar te worden, waarnaar men zich eenigzinds richten kan; en dat gaat zo voort, met toeneemende klaarheid, tot 5, 6 en 7 uuren, en vervolgends wordt het klaar dag en zonneschyn, van 8 tot 12 uuren op den middag; maar die over zynde, beginnen de tekens des verstands en der zielsvermogens allengskens af te neemen, dat men echter weder niet voor 3 of 4, uuren in den namiddag des levens bemerken kan; maar op 5, 6, en 7 uuren wordt dat vooral zichtbaar, en ten 8 uuren gaat doorgaandsch de zon des verstands onder, en de avondscheemering duurt zo van 8 tot 9 uuren, als wanneer het in de menschlyke ziel eerst donker, en vervolgends van 9 tot 12 uuren, volstrekt zo duister wordt, als het ten 1 uur in den morgenstond geweest is. - Nu duurt dat licht by alle zielen niet even lang; by de lente- en herfstzielen is het gemaatigd, by de zomerzielen duurt het 't langst, en by de winterzielen slechts zeer kort. Dit alles nu gaat zyn' geregelden gang, als het zielenuurwerk in behoorlyke orde is en geregeld loopt; maar is het ontsteld, hetgeen door het stof en de vuiligheid der kwaade
zeden, of door de hitte of koude der hartstochten, nu en dan gebeurt, dan is 'er volstrekt geen staat op te maaken; want dan loopt het, in het eerste geval, in de vervuiling der zeden, te rad of te traag, en in het laatste geval, in de hitte of koude der hartstochten, verspringt de wyzer somtyds in één oogenblik zo geweldig, dat men de verandering en schokkende beweeging der zielenveer ten duidelyksten bemerken kan. - Edoch den geringen misgang, waar aan de Mensch-horologien byna alle oogenblikken onderhevig zyn, kunnen alleen zeer opmerkzaame waarneemers, en die des werks en des wyzers grondig kundig zyn, naauwkeurig opmerken, enz.