Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1802
(1802)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– AuteursrechtvrijAlexander de Veroveraar, door Dr. Fessler. Uit het Hoogduitsch, door M. Stuart. Te Amsterdam, by J. Allart, 1801. In gr. 8vo. 485 bl.De Hoogduitsche Schryver gaf dit Stuk uit als het Eerste Deel van een Werk, 't welk hy een vervolg noemde der Geschiedenis van Oud Griekenland, welke in de Reize van anacharsis voorkomt. Dan de Nederduitsche Vertaaler meende het afzonderlyk te moeten uitgeeven, als staande geheel op zichzelven, zonder eenige andere verwyzing tot, of verband met die Reize, dan op den agtergelaaten titel. Hy geeft 'er by te verstaan, het te zullen laaten afhangen van de stoffe en uitvoering der verdere geschiedenissen, welke de Hoogduitsche Schryver onder dien naam zal leveren, om dezelve al of niet op dit Werk uit zyne vertaalpen te laaten volgen. By zyne vertaaling, die geene aanpryzing behoeft, heeft de Burger stuart eene en andere aanmerking gevoegd, tot opheldering voor de Nederduitsche Leezers strekkende; zy zullen zich 'er voor verpligt rekenen. Dr. fessler geeft ons, in eene Voorrede, de wydverschillende oordeelvellingen over alexander de veroveraar op; hy beoordeelt de Schryvers, die over deezen Held geschreeven hebben, berigt, van welken hy gebruik gemaakt heeft, en voegt 'er een kort woord by over philippus, den Vader van alexander. Eene vry breede Inleiding dient om ons bekend te maaken met het Tydsgewricht, de Staatsgesteltenis en de Gebeurtenissen onder den Vader des Helds. Het Werk zelve is in drie Boeken verdeeld, welker opgegeevene Inhoud de oordeelkun- | |
[pagina 422]
| |
dige schikking des Schryvers uitwyst, doch te breed is voor onze opgave. Wy mogen slegts, om den schryftrant te doen kennen, eenen en anderen trek overneemen, en kiezen daartoe liefst, 't geen tot opheldering strekt des Characters van deezen zeldzaamen Man. De doorgaande onrust, zo sterk in alexander, beschryft Dr. fessler op deezen trant: ‘Alles wat anders den welgeordenden mensch tot zich trekken en bezig kan houden, miste deszelfs werking op alexander, wanneer zyne verhitte verbeelding eenig avontuur hadt bespeurd, het welk zyne eerzucht met den schyn van onverganglyken roem kon bedwelmen. De bestendige ontvluchting van zichzelven maakte hem elken oogenblik van rust tot een hellekwaal. Alleen op den rand tusschen de hoogten en diepten des geluks en des ongeluks, tusschen den schrik der gevaaren en het gewoel des doods, alwaar de storm van zyn eigen hart zweeg, was hem het gevoel des aanzyns aangenaam: rukte hem de drang der omstandigheden uit dit standpunt, dan zogt hy in bezigheid zonder doel verstrooijing van zynen onwil tegen eene waereld, die, aan 't spel eener algemeene wisselvalligheid prys gegeeven, niet gemaakt was, om eene eeuwigduurende onrust te verduuren. Hy wilde nieuwe steden bouwen, wanneer hy geene oude te veroveren, of dezelven slechts zonder moeite in bezit te neemen hadt; hy wilde de natuur bedwingen en haar de wetten zyner luimen opdringen, wanneer hy geene vyanden te bestryden, geene ryken te bestormen wist.’ Elders geeft hy dergelyke Charactertrekken op, als hy schryft: ‘Stil ontwerpen, langzaam voorbereiden, bedachtzaam ontwikkelen en afgemeten voortgaan, was voor hem de kwelling van eenen angstvalligen droom, waaruit zyne ziel met geweld wilde ontwaaken. In de toevallen alleen van het oogenblik, in de onmiddellyke opvolging van besluit en uitvoering, liet hem de storm, die in zyn binnenste woedde, den kring zyner werkzaamheid vinden een gelukkig toeval, of de misslag zyner tegenparty moesten hem dan uit de ongelegenste houding redden, waarin hem zyne voordvarende vermetelheid gebragt hadt.’ Niet zelden verwerpt onze Schryver gevallen door voorige Leevensbeschryvers geboekt. Zo schryft hy onder andere: ‘Curtius schynt zeer byzonder voor het Heroïsche, Tragische en Tyrannische in alexander's daaden te zyn. Vandaar die bereidvaardigheid, waarmede hy zoo menige vertelling van dien aart in zyn geschiedtafereel opnam, of wel die vaardigheid, waarmede hy ze verdichtede. Misschien wilde hy daardoor de wreedheden, welken alexander naderhand pleegde, voorbereiden; maar zy waren genoeg voorbereid door | |
[pagina 423]
| |
zyne onverzaadelyke eerzucht, door de opvliegendheid van zynen geest, door de bitterheid, die reeds onder de regeering van philippus in zyn hart was ingesloopen, door de onrust van zyn geweten over zyn middellyk aandeel aan den moord van zynen Vader, door de daaruit gevolgde rustloosheid zyner ziel en innerlyke tweedragt met zichzelven, en eindelyk door het in het oog lopende geluk van alle, zelfs zyne koenste ondernemingen. Hy behoefde alzoo nog slechts eene enkele misdaad, eenen overylden stap te begaan, die zich door het recht van overwinning niet liet verschoonen noch met den schyn van straffende gerechtigheid bekleeden, en die, door haare afschuwelykheid, sterker op zynen onstuimigen geest werkte, om de tweedragt van zyn binnenste in zelfshaat, de bitterheid van zyn hart in menschenhaat, de wroegingen van zyn geweeten in stompe bedwelming te verkeeren, en den woedendsten dwingeland in hem te doen uitkomen. - Dit schynt my de sleutel te zyn ter vinding van de eenheid en overeenstemming, in de veelvuldige characteruitingen van alexander; daar, in tegendeel, de door curtius en diodorus of hunne zegsmannen te voorbaarig verzonnene gruwzaamheden alleen dienen om het gezichtspunt te verwarren, waaruit dit merkwaardig mensch beschouwd moet worden.’ Veele vertellingen monstert hy uit; van de brandstichting van het pragtig Paleis, by de Inneeming van Persepolis, spreekende, als op raad zyner Vriendinne thaïs geschied, hoe zy daarby om den voorrang yverde, en eindelyk de grootste glans der Persen in den korstmogelyken tyd door eene vrouwenhand verdelgd werd. Haar voorslag beviel, haare liefkoozingen overreedden hem, en de halfdronken alexander voerde zelf, op geleide der boeleerster, onder gezang en sluitgespeel, den trein van nachtlopers aan. Thaïs wierp, nevens den Koning, het eerst de brandende fakkels in het paleis, en de overigen volgden het voorbeeld van hun Opperhoofd. - ‘Arrianus,’ voegt hy 'er nevens, ‘en zyne getuigen weten van dit alles niets, en de zielkundige Geschiedonderzoeker verwyst met recht deze gansche byzonderheid in den rang der ongerymde vertellingen.’ Wy voegen, ter nadere aanduidinge van deezes Leevensbeschryvers veelvuldig gemaakte uitzonderingen en verwerpingen, hier nog nevens, 't geen hy aantekent, den Dood van hephaestion en 's Vorsten diepen rouw deswegen vermeld hebbende. ‘Die smaak vindt in het fabelachtige en treurspelmaatige, kan hier by nog denken, hoe de Overwinnaar en staatkundige Beheerscher van Asia eensklaps zinneloos werd, hoe hy alle paarden en muilezels liet scheeren, de daken der huizen in de nabuurige vlekken en dorpen afnemen, den tempel van aesculapius tot den grond slechten en den lyfarts | |
[pagina 424]
| |
van zynen liefling aan het kruis nagelen: dit alles hebben schier gelyktydige Schryvers opgetekend, en de gemoedelyke mannen van onzen tyd, die zich zuivere Geschiedkundigen noemen, en alle zielkundige onderzoekingen of voorstellingen van merkwaardige menschen des ouden tyds als bederf der geschiedenis, als misgeboorten, als tweeslachtigheden, en wie weet hoe al veroordeelen, hebben het nageschreeven. Ptolemaeus en aristobulus weten daarvan niets. Het tot hier toe volgehouden Character van alexander staat met deeze raazerny in stryd, en de aanmerking van arrianus over de bronnen daarvan geeven den oordeelkundige recht om ze als leugens te verwerpen. Alexanders Vyanden en Vrienden schynen hem even onuitputlyk in uitvindingen van smaaklooze vertellingen, wegens 's Konings rouw over den dood zyns gunstelings. Het zonderbaarste is, dat beiden niet zelden dezelfde ongerymdheid door hun getuigenis bevestigen: de eersten geloofden verplicht te zyn, de magt en sterkte zyner vriendschap ten koste van zyn verstand te moeten verheffen; de laatsten veroorloofden zich, zynen roem, door de aantyging van zulke raazernyen, by de nakomelingschap te verduisteren, en hunnen haat ten koste der waarheid te bevredigen.’ Dan laaten wy de korte Characterschets, ten slot opgegeeven, onzen Leezeren voor oogen hangen. Alexanders sterven vermeld hebbende, vaart onze Schryver voort; ‘Twee-en-dertig jaaren en agt maanden had hy geleefd, twaalf jaaren en agt maanden voor zyne grootheid en roem gestreedenGa naar voetnoot(*). Zyne stoutste ontwerpen waren, even als zyne daaden, bereekend naar de volheid van kracht, die zyne inzichten en besluiten ver buiten den omvang van gewoone handelingen uitstrekte: maar zy oversteegen de krachten der geenen, aan wier vatbaarheid en medewerking hy in derzelver uitvoering verbonden was. Hy wilde meer doen dan de kleenheid van gewoone menschen vermag of waagt te denken. Zonder den korten loop van 's menschen leeven in aanmerking te neemen, wilde hy de gansche bekende waereld veroveren. Zonder zich door den tegenstand der onwetendheid, of door de magt der gewoonte en der vooroordelen te laten afschrikken, ondernam hy Barbaarsche Volkeren te verlichten, den druk der onderdaanigheid op te heffen, het juk der slaaverny te verbreeken, de kunsten en wetenschappen | |
[pagina 425]
| |
der Grieken op Asiatischen en Africaanschen bodem te verplanten. Wie hem deswegen van dwaasheid beschuldigt, verraadt slechts zyne ongeschiktheid om de daaden van deezen merkwaardigen mensch rechtmaatig te waardeeren, en uit derzelver inwendig gehalt te bepaalen, hoe na hy zyn doel zou bereikt hebben, wanneer hy, onder steeds toenemende kracht, den gewoonen ouderdom van een mensch had bereikt. - Zyne waarde op de schaal der zedenlykheid is echter zeer gering. Hem zoo maar eenen grooten man te noemen, mag eene ontheiliging van waarheid en deugd heeten. Niet te min dringen rechtvaardigheid en menschlykheid de erkentenis af, dat zyne misdaaden meer gelegen waren in de ingewikkelde omstandigheden, waarin zyn vluchtige geest moest beslisschen, dan in zyne gezindheid; en dat zyne loflyke daaden daar tegen meer uit zyne gezindheid en charakter, dan uit zyn toestand voortkwamen.’ Elders hadt Dr. fessler opgemerkt: ‘De verklaaring van alexanders Charakter wordt een onoplosbaare knoop genoemd, en men doorsnydt denzelven met de algemeene spreuk: Zyn geluk had hem verblind; of de eeuwige afwisseling tusschen het goede en het kwaade is een hoofdtrek van het menschlyk hart. Intusschen blyft het nogthans een onfeilbaare grondregel der zielkunde, dat 'er in de blykbaarste strydigheden van den mensch zamenhang, en in de menigvuldigste trekken van zyn charakter eenheid zyn moet. - Alexander was niet goed; en de hoofdplicht van zynen Geschiedschryver is, uit zynen aanleg te ontwikkelen en aan te toonen, hoe hy trapsgewyze boos en een booswicht geworden zy; waarby niets eene naauwkeuriger opmerkzaamheid vordert, dan de tydrekenkundige reeks zyner daaden. Arrianus heeft ons alzoo in de bewaaring van het dagboek zyner togten en onderneemingen den gewigtigsten dienst gedaan, en men behoeft slechts zyne opgave getrouw te volgen, om met den hoogsten graad van geschiedkundige waarschynlykheid deeze of geene wandaad te erkennen, of het tydstip te bepaalen, waarin hy in staat was dezelve te begaan.’ - Hiertoe kan de Tydrekenkundige reeks der Gebeurtenissen, agter dit Werk gevoegd, ten leiddraad verstrekken. Wie het uitgetrokkene las, heeft zeker niet kunnen nalaaten op te merken, dat de Schryver zich van bewoordingen en uitdrukkingen bedient, tot nog by ons niet in algemeen gebruik. Op andere plaatzen in het Werk komen ons duisterheden voor. De Vertaaler heeft daarom noodig geoordeeld, die duisterheid soms op te klaaren. Wanneer fessler, ten aanziene van alexander, schreef: Geene misdaad had tot nog zyne Ikheid ontsteld, oordeelde stuart het noodig, deeze korte aantekening te maaken: ‘De Ikheid of Zelf- | |
[pagina 426]
| |
heid is, in de taal der Critische Wysbegeerte, de zuivere beoefenende reden in den mensch, die enkel door het reine plichtgebod, zonder lust of onlust geldt.’ - Twee Kaarten zyn ter opheldering aan het Werk toegevoegd. |
|