| |
| |
| |
Disputatio Historico-Critica de Panaetio Rhodio Philosopho Stoico.
Dat is:
Historische en Kritische Verhandeling over panaetius, een Stoisch Philosoof van Rhodus, door f.g. van lynden, Leeuwaardenaar, dewelke dit Stuk, met de achter hetzelve gevoegde Theses, op den 12den Juny 1802, in de Gehoorzaal der Philosophische Faculteit te Leiden, onder voorzittinge van den Hoogleeraar wyttenbach, in 't openbaar verdeedigd heeft.
Onder het leezen, en, zo als wy 'er al aanstonds moeten byvoegen, onder het bewonderen deezer overschoone proeve van Akademische letteroeffening en vorderingen, kwamen ons te binnen de bekende Versen van juvenalis:
Stemmata quid faciunt? quid prodest Pontice! longe
Ordine censeri? - - - - -
- - miserum est aliorum incumbere famae.
In de daad, van dit laatste moeten wy onderstellen, dat onze jonge Schryver een diep gevoel hebbe. Uit edel bloed voortgesproten, ziet men hem in deeze Verhandeling bewyzen geeven, hoe hy door eige werkzaamheid en verdiensten zich waardig zoekt te maaken den luisterryken naam, dien hy voert.
't Is bekend, hoe 't oud en zeer aanzienlyk geslacht der van lyndens mannen heeft voortgebragt, die aan de Republiek tot zoo veel nut als eer verstrekten, en in bekwaamheden uitmuntten. Veele Stukken zyn 'er voorhanden, die, uit de pen van den Heere van lynden van Lunenburg, den nog leevenden Oom van onzen Student, voortgevloeid, daarvan eenen ieder kunnen overtuigen; en dat wylen de Heer van lynden van de Voorst, de Vriend en Begunstiger van den vermaarden petrus burmannus secundus, een Ridder is geweest, ook in de orde der Geleerden hoogst beroemd, zulks kan niemant tegenspreeken; terwyl veelen met ons kennis draagen, hoe een van lynden van Blitterswyk, voormaals by de Provincie van Zeeland den Eersten Edele hebbende gerepraesenteerd, zich thans aan de beoeffening der hooge Letterkunde, deszelfs zoo zeer geliefkoosde bezigheid, geheel heeft overgegeeven.
Met een oog op zulke uitmuntende voorbeelden gevestigd, heeft onze Voedsterling van de leidsche pallas nu drie jaaren in haaren dienst besteed; en dat zy deszelfs naarstig- | |
| |
heid en vlyt op eene meer dan gewoone wyze reeds heeft willen beloonen, hiervan levert het Stuk, van 't welk wy nu melding doen, veelvuldige bewyzen.
Het onderwerp van hetzelve pryst zich by uitneemenheid aan; wie toch las niet met opgetogenheid, of wie hoorde niet met verrukking spreeken van het Werk van cicero over de Plichten! en daar het uit de Grieksche Schriften was van den Stoicynschen Wysgeer panaetius, dat die welspreekende en scherpzinnige Romein zyne denkbeelden over deeze belangryke stoffe veelal ontleende, wordt men natuurlyk gedreeven van verlangen, om den Grooten Leermeester van zulk een' Grooten Leerling nader te leeren kennen.
Deszelfs afkomst en vaderland te weeten, - te weeten den aanleg en de onderwerpen der Studien van panaetius, wie de geenen waren, wier lessen hy bywoonde, de reizen, die hy deedt, waar hy zyn verblyf hieldt, en welke Romeinen en Grieken naderhand door hem onderweezen wierden, wat door hem wierd geleerd en geschreeven - gelyk dit alles in eene naauwe betrekking staat met de middelen, waardoor deeze Rhodiër in het vak der Wysbegeerte tot eene hoogte is geklommen, hoedanig eene zelfs een man als cicero, zonder hulp van zulk eenen Voorganger, veelligt nimmer zoude hebben kunnen bereiken, en waardoor hy tevens op den bodem van kennis en waarheid planten heeft doen voortkomen, waarvan misschien ook wy nog heden ten dage de vruchten, zonder dat wy 't weeten, plukken, daar zelfs de dwaalingen van een Heiden van zo een verheven orde ons Christenen tot groote leering kunnen verstrekken - gelyk dit alles, zeggen wy, de deelen uitmaakt van een zeer opmerkelyk geheel, als in zich bevattende de wording en het zyn van een Weezen, 't welk, door deszelfs zielsvermogens, op tydgenooten en nageslacht een grooten invloed heeft kunnen hebben; zo is dan ook door den Heer van lynden van de opgenoemde punten een zo veel mogelyk naauwkeurig verslag gedaan, en geene moeite ontzien, om uit de Oudheid op te delven al wat hem daartoe scheen van eenigen dienst te zullen weezen.
In het byéénzamelen der onderscheiden' overblyfzelen, die by deeze zyne navorschingen hem zyn onder 't oog gekomen, is hy met veel smaak te werk gegaan, en met zo veel kunde en oordeel, dat een opmerkzaam en geoeffend Leezer daaraan wel ras ontdekken zal de beginsels, de grondtrekken van den aanstaanden Grooten Man, die, met zyn verstand veele denkbeelden te gelyk kunnende omvatten, en dezelve in ééns overzien, al aanstonds de betrekkingen, die ze onderling mogten hebben, ontdekt, de verst afgelegene tot elkander weet te doen naderen, en die in één verband te samen brengt.
| |
| |
Verscheide plaatsen der oude Schryveren heeft hy merkelyk toegelicht, hiertoe in staat gesteld zynde door zyne reeds verkreegene uitgebreide kennis in de byzondere leerstukken van de onderscheidene Schoolen der Philosoophen van Griekenland, en wel byzonderlyk in die van de Zenoniaansche of Stoicynsche Gezinte.
Het naargaan van dat alles moest hem by de verklaaring der gevoelens van zynen Wysgeer te meer te stade komen, vermids panaetius, ofschoon tot laatstgenoemde School behoorende, niet eeniglyk te vrede met hetgeen in dezelve wierd geleerd, maar vry denkende, ook met de begrippen van anderen zyn voordeel gedaan, en een eigen stelsel van gedachten over deeze en geene punten zich zelven gevormd had. Die Leeraar, daarenboven, weinig behaagen vindende in het dorre en doornige der spitsvindigheden van de Gaandery, of (opdat wy klaarer spreeken) van de Stoicynsche formulieren, had meestal het praktikaale en lieftalige van den Sokratischen leertrant gevolgd; en zeer met plato ingenomen, dien hy den homerus der Philosoophen plagt te noemen, waren hierdoor de onderwyzingen van panaetius op een veel bevalliger leest geschoeid dan die van de overige Stoicynen.
Ofschoon nu uit deeze Verhandeling genoegzaam blykt, dat de Opsteller van dezelve reeds by ondervinding weet, hoe in eene goede Kritiek omtrent de oude Schryvers het vooral daarop aankome, dat men niet blootelyk beruste in den tekst, zo als die in de gewoone uitgaven der boeken wordt geleezen, maar denzelven beproeve aan de kundigheden, die men heeft ten aanzien van de onderwerpen daarin verhandeld, en dien met de oude handschriften vergelyke; zo bespeurt men nogthans dat onze Adept in dit soort van Scheikunde niet is besmet met de kwaal, die anders de jonge Liefhebbers der oude Letterkunde zoo ligt aangrypt, van naamlyk hunnen geest, dikwerf nog maar zeer schraal voorzien, veel te vroeg uit te putten door het maaken van emendatien (om ons van deezen konstterm te bedienen). Eene verandering, die de vermaarde Straatsburger Geleerde brunck in zeker Grieksch Puntdicht heeft gebragt, wordt door hem te recht als onnoodig aangemerkt. Hy heeft hetzelve aangehaald in zyn geheel, gelyk mede de dichterlyke en schoone Vertaaling, door den onsterffelyken de groot daarvan gemaakt. Hetzelve wordt in de Grieksche Anthologie gevonden; en daar de Heer jeronimo de bosch by zyne uitgave van dit Werk de voornoemde Vertaaling heeft gevoegd, neemt onze van lynden hieruit eene zeer gevoeglyke aanleiding, om beleefdelyk en naar waarheid ter neer te stellen, dat die zeer geleerde man ook door dit geschenk de Beminnaaren der fraaije letteren ten hoogsten verplicht heeft. De Heer
| |
| |
Curator van 's Lands Hoogeschool vergunne, dat wy ons verlangen naar de uitgave der verzameling van deszelfs Latynsche dichtstukken by deeze gelegenheid heuschelyk te kennen geeven.
Intusschen mogen wy niet nalaaten, den Kenneren hier nog wel uitdrukkelyk aan te kondigen, dat zy in deeze Verhandeling zullen aantreffen eenige vry duistere plaatsen uit stobaeus, die door den Student, op het voetspoor van den Hoogleeraar wyttenbach, met kleinen omslag verbeterd en opgehelderd worden, en nu een zeer klaaren en schoonen zin opleveren; wyzende hy zeer oordeelkundig aan, het onderscheid, 't geen in de Philosophische betekenis der woorden σωειατα en κατορϑώειατα plaats heeft. En schroomen wy voor ons niet daar nog by te voegen, dat het nut van 't wel vatten dier betekenissen zich verder uitstrekt, dan veelen zich misschien zullen verbeelden; gelyk, indien zulks hier de plaats ware, niet moeijelyk zou zyn om aan te toonen.
Wyders vinden wy 't geheele Stuk opgesteld in een Latyn van een zeer goed gehalte. Veele spreekmanieren en taalwendingen van den Maaker doen ons den vlytigen leezer van cicero's onvergelykelyke schriften terstond bemerken; en de kleuren, de schaduwingen, de tinten, die hy aan zyne uitdrukkingen daardoor heeft weeten te geeven, tekenen reeds een zeer hoogen graad van bedrevenheid, om Romeinsche bewoordingen op den toets van haaren Griekschen oorsprong te brengen, en alzo de kracht en betrekkelyke waarde van de eerstgenoemde naauwkeurig te bepaalen.
De gedaante, waaronder deeze Verhandeling te voorschyn is gekomen, heeft nog in een ander opzigt ons uitermaate zeer behaagd. Zy, die aan de behandeling der zogenaamde Classique Aucteuren gewoon zyn, weeten, hoe dezelve voormaals plagten te worden overlaaden met vragten van nooten zo zwaar, dat dezelve den tekst als 't ware verpletterden, en den Leezer, die dezelve had door te worstelen, onder den arbeid zo al niet bezwyken, ten minsten zeer sterk zuchten deeden. Een ydele praal van geleerdheidschatten was hiervan niet zelden de oorzaak; doch wy gelooven, dat hetzelve somtyds ook zynen oorsprong nam uit een gebrek aan de vereischte schranderheid in den Uitgeever, om te vinden de lyn van afscheidinge tusschen het overtollige en het volstrekt noodzaaklyke.
Dit laatste althans meenen wy wel meest 't geval te zyn van zodanige letterkundige schriften, die ook nog heden van tyd tot tyd onder 't geleide van dergelyke colossaale randtekeningen hun intreê in de waereld doen. De Bouwmeesters van dezelve, indien zy al aan 't ligchaamlyk oog nog eenige gelegenheid overlaaten, om den eigentlyken tekst te vinden,
| |
| |
doen het ten minsten voor die van de ziel schemeren, als deeze naar het groote voorwerp omziet, 't geen over alle de overige denkbeelden heerschen, en van dezelve bediend moest worden. Die verwarringen zyn het best af te wenden, door zulke uitweidingen achteraan, by wyze van een uittrekzel, te plaatsen. De Leezer vindt dan een rechten weg, waarop hy kan voortwandelen, zonder gevaar van omdoolen, ter oorzaake der menigte van bypaden.
Het proefstuk, 't geen ons thans bezig houdt, is van deeze geheel vry. Trouwens dit zo wel, als den schoonen styl der Verhandelinge, hadt men noodzaaklyk te wagten van een Aankomeling voor de geleerde waereld, door den grooten wyttenbach opgetoogen. De Geometrische gang toch is een der uitmuntende eigenschappen van alle de Werken des doorluchtigen Opvolgers van wylen den Hoogleeraar ruhnkenius; en wy twyffelen, of de vormen, welke die wetenschap aanbiedt by een letterkundig onderwerp, immer met zoo veel bekwaamheid gebruikt wierden, als hetzelve is gedaan in de Voorrede, die hy voor zyne uitgave van Plutarchus heeft gesteld.
Zulke modellen zyn gewis voor de studeerende Jeugd van eene onuitspreeklyke waarde; en 't kon niet missen, of van dezelve moest veel overgaan in een geest van zoo veel yver, zoo veel opmerkzaamheid, en verdere begaafdheden, als die van onzen van lynden; ja hiervoor moest dezelve te meer vatbaar weezen, naar maate die was voorbereid door den Professor van voorst, een Man door zyne Schriften alom zeer voordeelig bekend, en wien men den roem van een diep- en weldenkenden Godgeleerde niet kan weigeren.
Onze edele en vrye Fries genoot diens gestadig onderwys reeds van zyne vroegste jeugd; en hy erkent in zyne Voorrede, met een warm gevoel van dankbaarheid, het voorrecht, door de bestellinge van zynen waardsten Vader hem bejegend, van sedert veele jaaren tot heden by eenen zo braaven en verlichten Leidsman te hebben mogen inwoonen. De Theses, achter de Disputatio geplaatst, zyn mede zeer wel gekoozen, en vruchten van een zeer goeden smaak. De verdeediging zo van deeze, als van de Verhandeling zelve, heeft den Defendens by eene zeer talryke Vergadering den grootsten lof doen inleggen, zo door de vaardigheid en juistheid zyner antwoorden, als door de verbaazende blyken van eene beleezenheid en vastheid van geheugen, 't geloof schier te boven gaande. Immers was het niet anders, dan als of hy de beste Latynsche en Grieksche Schryvers van buiten kende, gelyk men spreekt. 't Scheen hem om 't even, of hy uit Plato, of uit Cicero, op 't onvoorzienst, eenige woordelyke aanhaalingen had te doen, om zyne Aanvallers af te keeren.
| |
| |
Behalven eenige Studenten, in verschillende takken van Wetenschappen zich ten beste onderscheidende, en den nu onlangs tot Doctor Juris bevorderden wyckerheld bisdom, was ook nog in het strydperk getreden een drietal Mannen, beroemd door hunne geleerdheid en talenten, en twee van welken onder het voorig Bestuur by hetzelve zeer aanzienlyke posten bekleedden. De Heer van lynden toch genoot de eer van onder zyne Opponenten ook te hebben den Heer tydeman, laatst Griffier der Staaten van Overyssel, den Heer van wesele scholten, voormaals Raad en Pensionaris der Stad Delft, en den Heer van beeck calkoen, Hoogleeraar in de Natuurlyke Wysbegeerte en Wiskunde te Leiden, en hieldt ook tegen deeze geoeffende Letterhelden zyne Stellingen zoo wel staande, dat de tweede dier genoemde drie Heeren, met al de fraaiheid van taal, hem zo natuurlyk eigen, en vol van het levendige en aangenaame der genie, die hem kenmerkt, by 't eindigen van zyne tegenwerpingen, den Heer Praeses wyttenbach, voormaals, benevens den wydberoemden Professor cras, te Amsterdam, zynen Leermeester, met den Defendens, als eenen zoo voortreffelyken Discipel, geluk wenschte, en deezen openlyk toejuichte. Wy doen dit een en ander met den Heer van wesele scholten van gantscher harte.
|
|