betrekking heeft, zonder behoorlyk onderzoek, verwerpen; en tusschen de zodanigen, die met dezelve te verre wegloopen, en alle levensverrichtingen uit Pneumatische beginzelen willen afleiden; ja zelfs, ware het mogelyk, ons gaarne zouden willen opdringen, dat het Oxygène de bron des levens en aller verschynzelen des levenden lichaams zelve zy: terwyl zy verder staande houden, dat alle ziekten haaren oorsprong neemen uit eene overtolligheid, of uit het gebrek van het zuurmaakend beginzel. - Na eenige voorloopige aanmerkingen, verdeelt onze Schryver zyne taak in drie Hoofddeelen, en handelt, Io. Over het vermogen van het zuurmaakend beginzel, zo in den gezonden, als in den ziekelyken toestand des lichaams. IIo. Over de leere, volgens welke de ziekten worden afgeleid uit eene te groote of te kleine hoeveelheid van het Oxygène; en IIIo. Over de natuur der Geneesmiddelen, in zo verre derzelver kragt, al of niet, aan 't gemelde beginzel schynt toegeschreeven te kunnen worden.
Met reden erkent de Schryver, dat de werking van het Oxygène in de dierlyke huishouding zeer gewigtig is; doch hy is 'er zeer verre van af, om dezelve zo groot te stellen, als veelen willen. In tegendeel bewyst hy zeer duidelyk, dat de ziekten, welke thans door veelen uit deeze bron worden verklaard, veele verschynzelen opleveren, welke geenzins uit zodanige beginzels kunnen worden opgelost: terwyl hy ook overtuigend bewyst, dat de werking der voornaamste Geneesmiddelen geenzins alleen aan Oxygeneerende of Deoxygeneerende eigenschappen kan worden toegeschreeven, en dat deeze leere, te verre getrokken, zeer ongerymde gevolgen oplevert. Tot een proefje zullen wy hier de vertaaling mededeelen eener redeneering des Schryvers, tegen het gevoelen van hun, die de Ontsteekingskoorts beschouwen als enkel een gevolg van de superoxygenatie des bloeds.
Ten tweeden, (dus spreekt de Schryver, bl. 21.) hoewel wy nu eens onderstelden, dat de ontaarding des bloeds, in de ontsteekingen, alleen voortkomt uit den te grooten overvloed van het Oxygène, zo zou daar niets uit volgen, ten behoeve van de voorstanders der Pneumatische leere: want om dezelve vast te maaken, zou nog moeten beweezen worden, dat deeze overmaat van het zuurmaakend beginzel de oorzaak, niet het gevolg