van den Kinderdoop, de Roomschgezinden zelfs niet uitgezonderd, zullen deze gevolgtrekking afkeuren. Ook zal hy weinig byval vinden omtrent 't geen hy, in de Voorreden bl. XXIV, beweert; ‘Zal 'er eene algemeene vereeniging der Christenen koomen, dan moet dit leerstuk, de Heilige Doop, naar onze wysheid beschouwd, het eerste punt van overeenkomst in gevoelens zyn.’ Denkelyk zou onze Schryver, alvorens zoodanige algemeene vereeniging by te treeden, naar zyne wysheid, nog al meer zulke punten van overeenkomst vaststellen. Hy drukt zich ten minsten ook over andere geschilstukken, die met den Kinderdoop in geen verband staan, in 't voorbygaan, vry sterk uit; b.v. over de Erfzonde, die hy in eene breedvoerige aanteekening poogt te wederleggen, over de Praedestinatie, en andere stellingen der zoogenaamde Contra-Remonstranten.
Met opzicht tot den Kinderdoop, hebben wy, in dit boekjen, niets aangetroffen, dat niet zeer dikwyls, en ook met meer bescheidenheid, door anderen gezegd is. Bedaarde voorstanders van den Kinderdoop behoeven, onzes erachtens, niet te vreezen, dat zy, door dit geschryf, hunne achting zullen verliezen by verstandige Christenen. Zy laaten elk zyne vryheid, in eene zaak, die zy meenen, dat door Jesus en zyne Apostelen niet duidelyk is beslist, en verlangen Christelyk naar het tydstip, wanneer het verschil van gevoelen, over een vry algemeen, en, zoo zy oordeelen, niet onnut, en door deszelfs oudheid eerwaardig gebruik, by de langgewenschte vereeniging der Christenen, niet langer zal in aanmerking komen.
's Mans denkwyze, over het onderwyzen, op de Hoogeschoolen, in de Latynsche taal, waarover hy zich, in de Voorreden bl. IX, dus uitlaat; ‘Hoe veel helpt hier eene goede redenkunde, die niet gelegen is in die drooge Scholastieke bevattingen, welke op de Hoogeschoolen by sommige Hoogleeraaren nog ingang vinden; maar in de algemeene volksbegrippen of gemeene(n) zin: hoe zeer toch die afgesleetene en nagevolgde stelzels van oude Wysgeerte en Godgeleerdheid voor de Verlichting nadeelig zyn, is genoeg bekend! Hoe veel nut zoude het doen, indien by eene eenvoudige Wysgeerte, op den algemeene(n) zin rustende, het onderwys in de Godgeleerdheid in onze Ne-