Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1802
(1802)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– AuteursrechtvrijHet merkwaardigste Jaar van myn Leven. Door A. von Kotzebue. Amsterdam, by H. Gartman, J.W. Smit, en W. Holtrop, 1802. In gr. 8vo. II Deelen. Te samen 477 bl.Een beroemd Man, maar die in den stillen kring des huislyken levens eenvoudig daarhenen leefde, wiens zagte en aandoenlyke ziel voor de genietingen van vriendschap en huwlyksgeluk gevormd scheen, een bemind Echtgenoot, en gelukkig Vader; zulk een Man wordt, zodra hy den voet in Rusland zet, om met zyn gezin zyne bloedverwanten te bezoeken, onverhoeds, op bevel van den Keizer aller Russen, | |
[pagina 339]
| |
van vrouw en kinderen afgescheurd, en naar Siberien weggesleept, zonder iets hoegenaamd te mogen doen tot zyne verantwoording, ja zonder dat men de moeite neemt, om hem ook maar enigzins te onderrichten, wat het dan eigentlyk is, waarvan men hem verdacht hield of beschuldigt; - even onverwacht wordt hy wederom vrygesteld, en in de armen van echtgenote en kinderen, door denzelfden Vorst, overladen met weldaden en eere. De vinding en het ontwerp van zodanig ene Roman ware in de daad het vernuft van den beroemden von kotzebue waardig, en de uitwerking aan niemand beter dan aan hemzelven toevertrouwd. Dan wy hebben hier gene Roman, maar ene, tot in de kleinste byzonderheden toe, ware Gebeurtenis; het is de geschiedenis van het merkwaardigste jaar van des Schryvers eigen leven; en wy hebben deze Geschiedenis uit de pen van hemzelven, enen Man van zo veel gevoel, door zyne Schriften alom bekend, en by velen zo hooggeächt en bemind; enen Man, die daarom overal ook zo veel belangneming inboezemt. Wy verwachteden waarlyk zeer veel, toen ons dit Werk ter hand kwam, en zyn ook in onze verwachting geenzins te leur gesteld. Zyne eer vorderde van hem ene opheldering by zo vele onderscheidene geruchten; de belangneming van het Publiek drong hem tot dezelve; hy meende de uitgave dezer Geschiedenis ook verschuldigd te zyn aan den Vorst, die hem eerst zo veel ongelyk had aangedaan, maar hetzelve ook wederom had vergoed met zulk ene uitmuntende edelmoedigheid; hy hield het, eindlyk, voor enen heiligen plicht van dankbaarheid, aan den thands regerenden jongen Keizer, die hem aan zyne oude kranke moeder, en aan de Muzen, heeft wedergeschonken; de weldaden van zynen vader vermeerderd; en hem, ofschoon thands buiten de grenzen van zyn Ryk, voor altoos tot zyn getrouwsten onderdaan heeft gemaakt. Wat het eigentlyk geweest zy, waarom von kotzebue naar Siberien moest, is een geheim, dat met Keizer paul in het graf schynt gegaan te zyn; althands, ziet hier de énige opheldering, die de lyder zelve ooit daaromtrend ontving, en dat nog wel reeds wederom buiten het Ryk en na des Keizers dood: ‘In Koningsbergen (zegt hy) vond ik den Grave kutaissow, den gunsteling en dagelyks vertrouwden gezel van Keizer paul. Zoo iemand my oplossing wegens de oorzaak van myne verbanning konde geeven, hy was het; ik kende hem sedert langen tyd; maar waarlyk in eenen tyd, dat het ongeschikt zoude geweest zyn, hem een eenige vraag, my betreffende, te doen. Hetgeen ik my in Petersburg niet durfde verstouten, durfde ik hier zonder bedenken doen: ik betuigde hem daarom mynen wensch van te mogen weeten, wat eigenlyk den Keizer tot zulk een buitengewoon | |
[pagina 340]
| |
gedrag, omtrent my, had bewogen? - Hy andwoordde my met eene ongeveinsde openhartigheid: dat 'er over 't algemeen geene eigenlyke aanleidende oorzaak daartoe voorhanden was: maar dat ik by den Monarch alleenlyk als Schryver verdacht was geworden: Gy hebt toch gezien, voegde hy daarby, hoe spoedig en hoe gaarne hy van eene dwaaling terug kwam; hy beminde u; hy bewees u zulks dagelyks, en zoude 'er u in 't vervolg nog sterker blyken van gegeven hebben.’ Het was dus niet anders dan een inval, ene luim van den Keizer; en wie weet hoe vele slachtoffers van zulke zyner luimen in Siberien hun graf vonden! - God dank! zeiden wy menigmaal by het lezen van dit boek, dat het by ons zo niet is, noch ooit zo worden kan! God beware iederen rechtschapen man voor zulk ene Monarchie en zulk enen Heerscher! - Intusschen willen wy de volgende woorden van von kotzebue gaarne hier afschryven en ook de onze maken: zy doen 's Mans hart eer aan; en overal getuigt dit Werk, dat zy de ongeveinsde taal van dat hart zyn: ‘Zachtlyk ruste de assche van een' man, die in de daad het grootste gedeelte van de schuld, waarover men hem aanklaagt, op zynen moeielyken stand in vroegere dagen, op de omstandigheden van zynen leeftyd, en op die lieden, welken hem omringden, terug konde werpen; een man, die zich, wel is waar, dikwyls misgreep in de middelen om het goede te bewerken; doch die echter altoos het goede, het rechtvaardige begeerde, en wel zonder aanzien des persoons - die tallooze weldaaden zaaide; doch uit dat zaad niet andere dan vergiftigde planten zag opschieten, welke veelkleurig om hem heen bloeiden, en in wier uitdamping hy verwelkte.’ - Hier volgen deze regels van enen onbekenden Dichter nopens hem, kort na zynen dood:
On le connût trop peu, lui ne connût personne;
Actif, toujours pressé, bouillant, impérieux,
Aimable, seduisant mème fans la couronne,
Voulant gouverner seul, tout voir, tout faire mieux,
Il fit beaucoup d'ingrats - et mourût malheureux.
Daar het niet nodig is, een enkel woord te zeggen van den bevalligen schryftrant, en het van zelven spreekt, dat men hier, behalven de eigentlyke geschiedenis van den Schryver, de ene schilderachtige tekening op de andere, veelvuldige aandoenlyke trekken en wendingen, en gedurig zeer belangryke anecdoten zal aantreffen; zouden wy, na alleen nog gemeld te hebben, dat hetzelve met ene goede Kaart van Rusland en Noord-Tartaryë, en het gezicht van Tobolsk, en | |
[pagina 341]
| |
nog twee andere Platen, is versierd, en dat ook de Vertaling over het geheel lof verdient, de pen kunnen nederleggen, zo wy niet meenden menigen Lezer dienst te doen met nog enig nader verslag van den loop der geschiedenis. Von kotzebue begaf zich, met zyne vrouw, drie kleine kinderen, en bedienden, op reis, voorzien van een pas op naam en bevel van paul, den Keizer aller Russen, met het eenvoudige oogmerk, om met zyne echtgenote hare goederen en bloedverwanten, na ene driejarige afwezigheid, te bezoeken. Hoewel hy stil in Weimar leefde, was hy toch als Hoftoneel-dichter in Keizerlyken Koninglyken dienst; en daar het enigzins bedenklyk was, of men wel gemaklyk uit Rusland terug kon, zo had hy zich een schriftlyk verlof uit Weenen verzorgd, dat hem slechts vier maanden verlof gaf. Hoezeer hy zich niets te verwyten had, noch scheen te kunnen vrezen, had hy toch zeker onverklaarbaar treurig voorgevoel, en zekere ongunstige voortekenen of kleine wenken, die hem de reis voorzeker hadden doen staken (si fata Deum, si mens non laeva fuisset, om met virgilius te spreken); dan het dringend verlangen zyner echtgenote werkte sterker. Reeds aan de grenzen was bevel tot zyn arrest; en door het verleende pas had paul hem alleen naar zyne Staten willen lokken. Een oud bekende en vriend had den treurigen last; zyne papieren werden verzegeld, en men zond hem met zyne familie naar den Gouverneur te Mietau. Hier, meende hy, zou men die papieren onderzoeken, dus vreesde hy niets; doch toen de Gouverneur daartoe genen last had, en deze naar Petersburg moesten, en hy zelve ook derwaards moest gebragt worden, zyn gezin intusschen volstrekt niet verder mogt, toen voelde hy toch zyn gevaar. Het afscheid van de zynen was alleraandoenlykst; men troostede hem, beloofde voor de zynen te zorgen, bericht te doen aan zyne oude moeder, en dat hy aan zyne vrouw, en zy aan hem, zou mogen schryven; ydele woorden! het werd alles vergeten! Zeker Hofraad was gezonden om hem te begeleiden; een zeer onaardig man, en voor von kotzebue vooral een zeer ongeschikt reisgenoot. Des anderen daags ontstelde hy geweldig, daar hy zeer duidlyk zag, dat men niet op den weg naar Petersburg bleef; en kort daarop gaf de Courier, die een ogenblik waarnam, dat de Hofraad afwezig was, hem de treurige zekerheid, dat hy, geheel onverhoord en van alle de zynen verlaten, de wyde wereld werd ingevoerd; de postpas luidde: Op bevel van zyne Keizerlyke Majesteit enz. van Mietau naar Tobolsk, den Heer Hofraad schtschekatichin met iemand, dien hy by zich heeft, vergezeld van een' Senaats Courier, in dienst van de Kroon, enz. Nu eerst dagt hy, om, zo mooglyk, te ontvluchten; het gelukte hem op zekeren nacht, dan om niet; het énige, dat hy hierby won, was de mening van nu toch enig | |
[pagina 342]
| |
bericht te hebben verzorgd aan enen en anderen vermogenden voorspraak; ook kwam zyn brief zyne echtgenote in handen. De omstandigheden kunnen wy niet opgeven: hy nam zyn toevlucht tot enen edelman, vond edele menschen, vooral ene zeer edele vrouw; maar ook enen lagen verrader, en was kort daarop den Hofraad wederom in handen. Zyne lange, vermoeiende, en dikwils gevaarlyke reis was akelig en naar. Eindlyk bereikte hy Tobolsk. Hy vond in den Gouverneur een menschlievend man, en onderscheidende welwillendheid en achting; spoedig ook algemene belangneming en vrienden. Doch hier mogt hy niet blyven: de Gouverneur gaf hem 14 dagen; doch, te veel wagende, moest hy zyne vryheid beperken; en nu mogt hy slechts ter sluik zien, die hy 't liefste zag. Hier schreef hy ene Memorie aan den Keizer, tot zyne verdediging, die hier hoofdzakelyk wordt medegedeeld, en door den Gouverneur verzonden werd. Het ellendig Stadje Kurgan moest zyne woning zyn; hier vond hy toch deelneming en liefde, en in zekeren al mede verbannenen sokolof enen vriend; evenwel was zyn toestand allerakeligst, - allerakeligst voor een' man als kotzebue. Gelukkig was hem te Tobolsk een Seneca ter hand gekomen; en dit boek werd zyn alles. Wy vinden hier ene overzetting van verscheidene plaatsen uit dezen zynen geliefden Schryver, die alle gaan over den dood, en wenken geven tot zelfsmoord; waaruit wy dus den toestand van zyn gemoed kunnen opmaken. Hy hield zich echter staande, en beraamde een plan om toch eenmaal te ontvluchten; hy wachtte zyne vrouw by zich, zo haar zyn brief maar geworden was, en zy de scheiding had overleefd; zyn plan was wel uitgedacht, en met hare hulp scheen het uitvoerlyk; ‘dan, God dank! (het zyn zyne woorden) hy had zich verrekend.’ Onverwacht komt een Courier van den Gouverneur van Tobolsk: de Keizer had von kotzebue naar Petersburg ontboden, en dit wel eer hem zyne Memorie nog kon geworden zyn; zyn geleider wachtede hem reeds; hy vertrekt terstond, en na vele aangename en onaangename, dikwils zeer aandoenlyke ontmoetingen, is hy eindlyk daar, nog wel in ene soort van gevangenis, doch hy ontmoet nog denzelfden dag vrouw en kinderen, en is den volgenden reeds volkomen vry. Hy ontving zyne papieren terug: ene hem onbekende weldadige hand had hem den grootsten dienst gedaan; het doorhalen, namentlyk, van een onschuldig woord, dat hem toch voor altyd in Siberien had kunnen houden. Of hy die gunstige verandering van des Keizers gevoelen jegens hem aan deze papieren, of aan zeker Drama, ‘De oude Lyfkoetsier van peter III,’Ga naar voetnoot(*) toen juist in | |
[pagina 343]
| |
Petersburg vertaald, en dat een diepen indruk gemaakt had op den Monarch, te danken had, of misschien aan die gene, aan welke hy zich het liefst verplicht zou voelen, zyne beminde echtgenote, daar de Keizer een hem toegezonden onderschepten brief van Mevrouw von kotzebue weder verzegeld en terstond verzonden had, bleef voor hem een diep geheim. Genoeg, hy was vry, en betuigde schriftlyk zynen dank. De Vorst benoemde hem tot Directeur van het Hoogduitsche Hoftoneel; een, in meer dan één opzicht, voor hem onaangename en gevaarlyke post waarvan hy zich te vergeefs zocht te ontslaan; en kort daarop wilde de Keizer hem op de aangenaamste wyze een geschenk doen, om het geledene te vergoeden; hy gaf last, om een schoon Goed der Kroon, in de nabuurschap van zyn Landgoed Friedenthal gelegen, voor hem uit te zoeken. Vervolgends moest de Schryver, op hoog bevel, ene beschryving vervaardigen van het geliefd verblyf des Keizers, het nieuw gebouwd Michailowsche Paleis. Menigmaal sprak hy hem nu op het allervriendlykst toe, en was 's Vorsten gunsteling; en nog des daags vóór paul's dood gaf hy hem zyne vreugd te kennen, dat die beschryving nagenoeg voltooid was. - Van Keizer alexander verkreeg hy, op zyn dringend aanhouden, eindlyk verlof om terug te keren naar zyn Vaderland, en vertrok met behoud van zyn pensioen en den tytel van Collegie-Raad; en hoewel de Schryver 'er byvoegt: dat de naam van alexander ieder schuldeloos man van zyne zekerheid waarborgt, zo geloven wy hem toch gaarne, dat de tranen hem uit de ogen sprongen, toen hy op de grenzen het wachthuis voorby reed, de slagboom achter hem viel, en de Pruissische Adelaar hem toewenkte. Wy zeiden van harten God dank! vernemende dat hy 'er uit was, en dachten: procul a Jove, procul a fulmine; en zyn wel verzekerd dat niemand door dit boek zal uitgelokt worden om een reisje naar Rusland te doen. Van het Aanhangzel, over de Memoires secrets sur la Russie, zeggen wy niets, omdat wy deze Memoires niet gelezen hebben; en een ieder voelt wel, dat von kotzebue, als hy eenmaal party kiest, voor de taak, om eenen Schryver te weêrleggen, zeer wel berekend is. Liever schryven wy nog iets af, ter proeve; bepalende ons tot het ogenblik, daar hy zyne Vrouw wederziet: ‘Ik was zoo even met den Heere Staatsraad fuchs in gesprek getreden, toen graumann inkwam, met de vreugde van een' hemelling op 't gelaat: “Uwe vrouw is 'er,” zeide hy; “ik heb haar niet langer kunnen wederhouden.” - Ik juichte luidkeels. - De Heer Staatsraad fuchs was zoo bescheiden, dat hy ons verliet, ten einde onze eerste vreugde door zyne tegenwoordigheid niet te stooren. - Myn | |
[pagina 344]
| |
waarde graumann vertrok weder. - Beevende stond ik aan het vengster, het welk recht tegen over de huisdeur was - zag hem myne christel inleiden - ging waggelend naar de kamerdeur, en - zy lag in onmagt in myne armen.’ ‘Weg met alle pooging om eene beschryving van dit tooneel te geeven! - Wee den leezer, die hetzelve niet gevoelt. - ô God! - ja, 'er zyn oogenblikken, welke tegen een geheele reeks van jaaren opweegen - ook een reeks van rampvolle jaaren: - voor alle de goederen der waereld hadde ik, dit oogenblik, de gedachten van myn doorgestaan lyden, niet hebben willen uitroejen - het onuitspreeklyk genot van dit oogenblik ging alles te boven.’ ‘Met behulp van graumann hielp ik myne lieve echtgenoote op een' stoel: ik knielde voor haar neder, lag myn hoofd in haar' schoot, en weende - ô! gelyk ik nooit geweend heb! - zy bekwam, boog zich, vol van liefde, naar my neder, en vermengde, zuchtende, haare traanen met de mynen - het duurde lang, zeer lang, eer wy konden spreeken - ook myn vriend liep, zwygende, de kamer op en neder, en genoot het aandoenlykste gezicht. - Ja gy goede, redelyke, oprechte man! uw edel hart werd in dat oogenblik vergolden voor het geen gy aan my en de mynen gedaan had: gy waart getuige van een tooneel, zoo als 't u gewislyk maar zelden in den grooten schouwburg der wereld voorkomt, en uwe edelmoedige vriendschap had dit tooneel helpen voorbereiden.’ ‘Toen de eerste storm der verrukking bedaarde, en de chaos onzer gewaarwordingen zich ontwikkelde; toen wy weder spreeken konden, en woorden daartoe vonden: - ô hoe veel was 'er toen niet te vraagen, te vertellen, te beandwoorden! - hoe dikwyls braken wy ons eigen gesprek af, terwyl wy, lagchende, de traanen van elkanders lippen kuschten! - Het scheen dat onze graven zich geopend hadden, als of wy ter nieuwe vereeniginge, verheerlykt, naar eene betere wereld opvoeren, en thans een blik op het lyden der aardsche verganklykheid terug wierpen.’ ‘Myne beminde echtgenoote verhaalde my haar noodlot, sedert het oogenblik van onze scheiding,’ enz. Wy kunnen hier den Schryver niet verder volgen; doch het volgende toneeltje behoort hier nog: ‘Zeker voorval, hetwelk tegen den avond gebeurde, vernieuwde en vergrootte onze wemoedige vreugde: de Russische Koopman, myn reisgenoot, had - hetgeen ik vergeten heb te melden - gehoopt, reeds in Moscou bericht van zyne vrouw en dochter te zullen ontfangen: hy was uitgegaan om zekeren bloedverwant op te zoeken, en keerde met | |
[pagina 345]
| |
blyken van de diepste smart op zyn gelaat terug: “Ik had my zoo gevleid,” zeide hy op eenen eenvouwigen en naïven toon - “dan nu heeft God my veel verdriets toegeschikt! myne vrouw en myne dochter zyn dood!” - Hy sprak 'er voords niet meer van - sprak vervolgends zelfs zeer weinig, en dikwyls zag ik hem, op zyn rytuig, in den gryzen baard, in 't verborgen weenen. By onze aankomst in Petersburg bleef hy ook met my in dezelfde kamer. Toen myn vrouw by my kwam, zat hy in een hoek, en verstrekte tot een zwygende, zuchtende getuige van ons geluk. Geduurende den ganschen dag brak hy onze vreugde, ook niet door een eenige syllabe, af, maar zat stil, en zag voor zig neder.’ ‘Thans, nu het reeds duister was geworden, kwam zyn Courier plotslings binnen: Iwan gemenowitsch, uwe vrouw en dochter zyn 'er! - Hy rees, als uit een zwaaren droom ontwakende, op - ging suisselende naar de deur, en, ziet! vrouw en kind lagen in zyne armen! - Het was eene herhaaling van myn eigen zwygend feesttooneel, en was nog aandoenlyker, wegens de langte van den tyd, dien hy van zyn gezin gescheiden geweest was. Hy zag zyne vrouw voor de laatste maal als een ranke vlugge vrouw; en als een tamelyk dik moedertjen vond hy haar weder: hy verliet zyne dochter als een kind van agt jaaren; en thans stond zy voor hem als eene schoone bloozende maagd van zestien jaaren: langen tyd hield zyn geluk hem buiten zichzelven vervoerd; alle oogenblikken nam hy de kaars, en belichtte zyne dochter aan alle zyden; by het vriendelykste gelaat vloeiden onophoudelyk traanen in zynen langen baard, en hy konde niets meer uitbrengen, dan een dikwyls herhaald stamelend, ach! - ach! - ach!’ |
|