heeft boven een aantal andere, vertaalde en niet vertaalde, waarschynlyke en onwaarschynlyke Romans, hoedanigen 'er velen zyn; en, naar ons oordeel, dit boek juist wel geen kwaad, maar toch ook weinig goed, zal kunnen stichten. De bekeerde Weduwe ‘behoorde (om hare eigene woorden te gebruiken) tot die kleene massa van vrouwen, welke vermoogend is slechts één éénigenmaal lief te hebben, en die, wanneer zy haaren Geliefden derven, het leeven verachten, en even gelyk de tortel by het gemis van zyn gaaken, van liefde en gevoel wegtreuren.’ Intusschen was toch haar lot zo treurig niet: een fraai, braaf en gevoelig Jongeling bekeerde haar door zyne liefde, en zy gaf hem hare hand. Zodat wy dan uit deze geschiedenis leren kunnen, niet te spoedig den moed te laten zinken by zulke lieve sentimentele Weeuwtjens, die somtyds nog wel spoediger dan anderen hebben uitgeweend, en, om enen levendigen jongen echtgenoot, den beweenden doden vergeten!
‘Het vengster opent zich, en Steven vliegt 'er uit,’
uit Gellert's Fabelen, zou, in ons oog, een goed motto zyn voor dit boek.
De geschiedenis wordt hier in Brieven verhaald, en, gelyk doorgaans in dit soort van werkjens, 'er komen een aantal personen en gevallen in voor, met de hoofdgeschiedenis dezer bekeerde Weduwe juist niet in het nauwst verband. De poëzy, die wy hier en daar aantroffen, is vloeijend, en vooral niet van het slechtste soort; zodat ons de versjes wel het best van het gehele werk behagen. Ziet hier een proefje:
'k Vroeg onlangs aan een weeuw, wier vaderlooze weezen
Ik, diep in 't zwart gekleed had in Gods huis gezien,
Op wier vernoegt gelaat de kalmte was te leezen,
Wie haar, na haar gemis, zoo zacht een rust kost bien?
De weduw blikte op my, en, met een traan in de oogen,
Sprak zy, 'k vertrouw op God, die rondöm heil verspreid,
Die nimmer ons kastyd, dan in zyn mededoogen,
En ons vertroosting schenkt door zyn voorzienigheid.
Toen God myn weerhelft riep heb ik, als vrouw, geleeden,
Maar 'k zag Voorzienig eid, naast my, als Moeder staan;
Zy goot vertroosting uit, in onzer aller zielen;
Zy schonk gezondheid aan myn vaderdervend kroost.
Wy zien geen rampen hier, in 't moeilyk leeven, krielen,
Of gods voorzienigheid schenkt in die rampen troost!