| |
| |
| |
Geneeskundig Magazyn. 2de Stuk. Te Delft, by M. Roelofswaert, 1801. In gr. 8vo. 226 bl.
Deeze leezenswaardige verzameling van Geneeskundige stukken begint met de beschryving eener zonderlinge wanschaapene Vrucht, bestaande uit twee zodanig meengewassen kinderen, dat de beide hoofden geheel in elkanderen, op eene wonderlyke wyze, met twee achterhoofden versmolten waren, terwyl ook in het inwendig maakzel verscheidene zonderlinge afwykingen van den natuurlyken staat der deelen aanwezig waren. De Schryver van dit stuk is de Heer m.j. macquelyn, Stads Doctor te Delft, die niet alleen eene naauwkeurige beschryving van dit wanschepzel heeft medegedeeld, maar dezelve insgelyks met zeer naauwkeurige afbeeldingen heeft opgehelderd.
Hierop volgt een Brief van eenige Genees- en Heelmeesters aan den Agent der Nationale Opvoeding, tot aanpryzing der Vaccinatie.
Het volgend stukje bevat eenige aanmerkingen van den Heer c.g. ontyd, Med. Doctor in 's Hage, over het Perkinismus, of het wryven der huid met zekere Naalden, de eene van welke geel koper en de andere van yzer is, uitgevonden door eenen perkins, die ieder paar zyner naalden verkoopt voor vyf Guineas, en aan dezelve eene geheime kragt toeschryft, tegen alle zoorten van rheumatieke en jichtige pynen, gelyk ook tegen kneuzingen, verbrandingen, ontsteekingen der huid en oogen, en verder tegen alle zoorten van ongemakken, die met pyn verzeld gaan, alsmede tegen alle hiermede overeenstemmende ziekten by de Paarden. De van verschillende kanten ingekomene berichten, aangaande de waare verdienste deezer nieuwigheid, loopen geweldig uit elkander, en de Schryver durft dienaangaande nog geen vast besluit neemen.
De Heer h. van den bosch, Stads Med. Doct. te Wageningen, deelt voorts mede zyne waarneemingen over het afgangweerend vermogen der Radix Lopeziana, welker uitmuntende kragten hy niet alleen heeft bevestigd gezien, in den versmeltenden loop der longezuchtigen, die, schoon doodelyk in zynen aard, door dit middel nog lang in toom kan gehouden wor- | |
| |
den; maar hy deelt ook twee gevallen mede, van gelukkig geneezene Diarrhoeae habituales, welke door geene gewoone geneesmiddelen, hoe kragtig ook, te bedwingen waren.
Verdienstelyk is ook de waarneeming van b.j. schuuring, Lector in de Vroedkunde in 's Hage, over het vermogen der Natuur, in het afscheiden van een vervuurd Been.
Hierop volgt een vry uitgebreid en naauwkeurig bericht, aangaande de Ziekten te Dordrecht, in de Jaaren 1794 en 1795, waargenomen, door den Geneesheer j. bodel. Dit stukje, in den smaak van sydenham en huxham geschreeven, is zeer leezenswaardig, en verstrekt tot eene genoegzaame proeve van de oplettendheid en kunde des Schryvers.
Na hierop te hebben medegedeeld een Rapport van den Commissaris tot de zaaken der Geneeskundige Staatsregeling, omtrent het invoeren van Geboorte-, Trouw- en Sterflysten, uit een geneeskundig oogpunt beschouwd, gaan de Schryvers over tot de recensie van een aantal zo binnenlandsche als uitheemsche stukken, die betrekking hebben tot een of ander geneeskundig vak. Zeer gewigtig zyn, ten dien opzichte, de proeven van ferriar, over de geneezende kragten van het Roode Vingerhoedskruid, of Digitalis purpurea; van welke wy niet kunnen afzyn, een beknopt bericht mede te deelen. De eigenschap van dit middel, om de snelheid van den polsslag te doen verminderen, gaf hem gelegenheid, om deszelfs gebruik te beproeven in verschillende ziekten, in welke eene ziekelyke prikkeling van het vaatgestel plaats heeft; gelyk het geval is der active bloedvloeijingen, vooral die der Longen. De gift, in welke dit middel veilig kon gegeeven worden, vond hy zeer ongelyk in de verschillende gestellen; zommige konden maar een half grein verdraagen, terwyl andere tot 8 a 9 greinen konden gebruiken. Best bevond zich de Schryver by de gedroogde bladen, welke hy doorgaans gaf tot een half grein teffens, in den beginne met even veel Opium, om de walging tegen te gaan. Dikwyls gaf hy een half grein, alle 4, 5 of 6 uuren, naar maate de omstandigheden der active bloedstortingen meer of min dringende waren; waardoor 't hem altoos gelukte, den polsslag te vertraagen, en doorgaans, het kwaad te stui- | |
| |
ten. Nooit zag de Schryver eene nadeelige uitwerking van dit middel, wanneer het met deeze behoorlyke voorzorge wierd aangewend, van de gifte oogenbliklyk te verminderen, zo ras 'er eenige merkelyke vertraaging in den pols bespeurbaar begon te worden. In verschillende zoorten van Teeringen, meende de Schryver ook goede uitwerkzels van dit middel waargenomen te hebben; schoon hy, over 't algemeen, meer goeds ondervond van Yzer-Vitriool, viermaal 's daags tot
vyf greinen genomen, met Myrrhe. De Redacteurs belooven, by deeze gelegenheid, eene korte practische vergelyking der middelen, welke thans het meest in de Teeringziekten gebruikt worden; naar welke wy zeer verlangende zyn.
Niet minder belangryk is de verhandeling van martineau, over het nuttig begieten van koortzige Zieken met koud water; te weeten van de zodanigen, wier ziekten van een rottigen aard zyn (Typhus), al gaan zy dan zelfs met longontsteeking gepaard. In zodanig eene koorts, in welke martineau, geduurende vier dagen, van den Koortsbast en van Laudanum liq. had gebruik gemaakt, vond hy, aan 't einde van den vyfden dag, den toestand des Lyders zeer bedenkelyk, dewyl de kragten meer en meer verdweenen, de hitte steekend was, en 'er zich beginzelen van ylhoofdigheid vertoonden, met een polsslag van 110 slagen in 't minut, en met eene werking van den Koortsbast naar beneden. ‘In deezen toestand, (zegt de Schryver bl. 138) alwaar de Koortsbast aldus werkte, en de ziekte ontrustende voortgangen maakte, nam ik voor, schoon ik buiten staat was, de hitte van den zieken te weeten, en van myne wooning ook te wyd af was, dan dat ik eerst een Thermometer kon laaten haalen, eene begieting met koud water te beproeven. Men nam den zieken uit het bed, plaatste hem naakend in een vat, en aldus begoot ik hem met groote handbekkens vol bronwater. Hy begon hierop zodanig te beeven, dat zyn vader en moeder, die hier tegenwoordig waren, wel denken konden, dat ik hun zoon om 't leven wilde brengen. Men droogde hem toen af, en bragt hem ten eersten in het bed terug. De pols sloeg nu 70 maal: de zieke voelde zich verkoeld, en hy gaf te kennen, zich in verscheiden dagen zo wel niet in het hoofd gevoeld te hebben. Zeer vergenoegd met dit gevolg, maar nog
| |
| |
onzeker, of het van duur zou zyn, ging ik naar beneden, en wachtte een uur. Toen ik weder by hem kwam, vond ik den pols niet sneller, en de hitte was ook niet wedergekeerd. Ik beval het koud water weder aan te wenden, indien de Lyder, geduurende den nacht, weder door de hitte overvallen wierd; maar hy sliep goed, en waassemde zachtjes uit. Daar ik nu dagelyks voornam, de begieting met koud water te herhaalen, als de hitte mogt wederkeeren, zo zag ik my daartoe niet genoodzaakt. De Koortsverschynzels scheenen op eenmaal als opgeheven, en duurden nu slegts in een zeer geringen trap voort, tot aan den veertienden dag, wanneer de eetlust en de natuurlyke slaap wederkeerden, en de zieke spoedig daarop zyne kragten en gezondheid wederkreeg.’ De Schryver meldt vervolgens, dat hy, geduurende de volgende dagen der ziekte, wel voortging met het gebruik van den Koortsbast en van het Laudanum, doch in eene te geringe hoeveelheid, om 'er zulke gewigtige uitwerkingen van te verwagten; terwyl hy het berigt, aangaande den afloop deezer ziekte, besluit met de volgende gewigtige waarneeming: ‘Ik voege hier nog by, dat ik den Koortsbast, ook in de grootste giften, nimmer kragtig, 't zy tot wegneeming der typhus, noch ter matiging der verschynzelen, gevonden heb, byaldien hy niet in de eerste twee of drie dagen gegeeven wierd, wanneer hy, volgens myne ondervinding, dikwyls de ziekte kan stuiten: maar men moet hem even zo aanhoudend doen gebruiken, als noodzaaklyk is om de terugkomst eener tusschenpoozende Koorts te verhinderen. Zal hy by de typhus heilzaame werkingen voortbrengen, zo berust alles op den tyd, wanneer, en de gift, in welke men ze gebruikt.’
Onder de Berichten vinden wy onder anderen gewigtig het volgende: ‘Het Extractum Cardus Benedicti wordt door Dr. seelig, van Planen, aangepreezen, als een zagt werkend resolvens, vim vitalem excitans, amarum tonicum, diaphoreticum, diureticum et expectorans, en als een middel, 't geen in zeer veele ongesteldheden en ziekten, in den beginne geheel alleen, met groot nut kan worden aangewend. Het onderscheidt zich, volgens den Heer seelig, in 't by- | |
| |
zonder daarin van andere amara, dat het veel Salpeter bevat, en door de verbinding van hetzelve, met deszelfs bitter en verwarmend gedeelte, een der voortreffelykste geneesmiddelen oplevert, hetwelk ook in koortzige ongesteldheden, by welke andere amara zomtyds nadeel doen, met nut kan worden gebruikt. Hy zegt ondervonden te hebben, dat dit extract in catarrhale ziekten ook meest als een specificum werkt.’
|
|